Noam Chomsky in Brussel: rede tegen macht
Afgelopen week was de invloedrijke linkse intellectueel Noam Chomsky in Brussel. Op woensdagavond gaf hij een lezing in een overvol auditorium van de ULB, op donderdagavond ging hij in debat met Jean Bricmont en Normand Baillargeon in het Théâtre National. MO* was aanwezig op het donderdagavonddebat dat de titel 'Rede tegen macht' had meegekregen.
Noam Chomsky is een intellectuele dwarsligger en een van de invloedrijkste taalwetenschappers van de 20ste eeuw. Zijn kritiek op de Amerikaanse buitenlandpolitiek bezorgde hem wereldfaam. In zijn talrijke boeken en artikels over de VS en de rol van ideologie en media in westerse samenlevingen, zet hij zich af tegen de pensée unique en het ‘officiële’ denken van het politiek en economisch establishment en de ‘volgzame’ massamedia. Een constante in zijn werk is het blootleggen van machtsmechanismen met feiten en argumenten, met de ratio als wapen.
Van een klassiek debat met woord en wederwoord is in het overvolle Théâtre National donderdagavond niet echt sprake. Het is eerder een goed filosofisch gesprek. De meeste boeken van Chomsky komen trouwens tot stand aan de hand van zo’n gesprekken. Jean Bricmont, professor theoretische fysica aan de universiteit van Louvain-la-Neuve, en Normand Baillargeon, professor onderwijswetenschappen aan de universiteit van Québec in Canada, mogen mee op het podium een aantal vragen stellen, maar alle aandacht gaat uit naar de ster van de avond: Noam Chomsky.
De 82-jarige taalwetenschapper en fulltime intellectueel blijkt nog steeds heel scherp van geest én van tong te zijn en geeft -alsof het hem weinig moeite kost- stevig onderbouwde analyses over tal van filosofische en politieke vraagstukken. We zetten hier enkele van zijn voornaamste antwoorden op een rijtje.
Over Bush en Obama
Chomsky heeft weinig goede woorden over het beleid van Obama. Hij vindt het een vooruitgang dat een zwarte man het presidentsschap van de Verenigde Staten heeft kunnen bereiken, maar dat betekent niet dat daarmee ineens het binnen- en buitenlandse beleid compleet anders zijn geworden. Het grote verschil tussen de twee presidenten is dat Bush openlijk zei wat hij van plan was en dat Obama veel omfloerster en vriendelijker te werk gaat. Obama is een meester in pr en propaganda, aldus Chomsky. De Europese leiders konden niet goed overweg met Bush omdat hij zo brutaal en recht-voor-de-raap was. Obama is echter geliefd omdat hij zo vriendelijk en beleefd is en dat hebben de Europeanen veel liever.
Op bepaalde vlakken is het beleid van Obama zelfs erger dan dat van Bush, beweert Chomsky. Hij geeft hierbij het voorbeeld van de agressieve politiek van de Obama-administratie in een cruciaal land als Pakistan, waar quasi dagelijks verschillende doden vallen door bombardementen van drones of onbemande vliegtuigen. Deze aanvallen zijn een ideale voedingsbodem voor nog meer fundamentalisme en terrorisme, aldus Chomsky.
Over vrije meningsuiting
Chomsky is een grote aanhanger en verdediger van de absolute vrijheid van meningsuiting. Hij is daar zeer radicaal in en maakt daar in binnen- en buitenland niet altijd vrienden mee. Op de vraag van Jean Bricmont of ontkenning of minimalisering van de Holocaust geen grote belediging is voor de slachtoffers, antwoordt hij dat het een veel grotere belediging is voor Holocaustlachtoffers als je zelf de principes van de daders gaat aanvaarden of hanteren. De nazi’s waren tegen vrije meningsuiting, net zoals zovele andere autoritaire regimes. Volgens Chomsky moeten mensen hun mening -hoe aberrant die ook is- vrij en vrank kunnen zeggen zonder in de angst te moeten leven om daarvoor vervolgd te worden. Veel erger is dat vandaag het antisemitisme en de Holocaust worden misbruikt door de staat Israël om zijn misdadige politiek te legitimeren, aldus Chomsky.
Uit het publiek komt de vraag of Chomsky zichzelf als een marxist beschouwt. Zijn antwoord is laconiek: ‘aan wetenschappers uit de fysica wordt toch ook niet gevraagd of ze Einsteinist zijn?’
Over vooruitgang en cultuurrelativisme
Het geloof in vooruitgang is Chomsky in zijn lange carrière nog niet kwijtgeraakt. Hij juicht bijvoorbeeld toe dat in westerse samenlevingen de laatste decennia vrouwen gelijke rechten hebben gekregen en dat homoseksualiteit niet langer als een ziekte of een zonde beschouwd wordt. Tegelijkertijd geeft hij aan dat die zaken nog niet zo lang geleden allesbehalve evident waren. Enkele decennia geleden hoorden vrouwen nog thuis aan de haard en moesten homoseksuelen genezen worden van hun ‘verderfelijke ziekte’. Normen en waarden evolueren. Volgens Chomsky zullen ook andere culturen en samenlevingen in de richting van meer gelijke rechten en vrijheden evolueren. Hij wijst er trouwens op dat in bepaalde derdewereldlanden al veel langer dan in westerse landen vrouwen hoge functies bekleden.
Chomsky heeft het niet voor postmoderne opvattingen als moreel of cultureel relativisme. Dat zijn volgens hem nietszeggende begrippen waarmee je alle kanten uit kunt. Een heel belangrijk document is volgens Chomsky de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens die in 1948 door heel veel verschillende, ook niet-westerse landen is ondertekend. De rechten die daarin opgesomd staan, zijn universeel en moeten voor iedereen in de wereld van toepassing zijn. De realiteit is helaas anders, maar vooruitgang is mogelijk, gelooft Chomsky. Het is trouwens opvallend, zegt hij, dat de VS als grote pleitbezorger van democratie en mensenrechten zelf tweederde van die universele rechten negeert of met de voeten treedt. Van sociaal-economische rechten bijvoorbeeld is in de VS weinig sprake, beweert hij.
Over socialisme, anarchisme en marxisme
Chomsky is altijd een onafhankelijk, eigenzinnig en kritisch intellectueel gebleven. Hij heeft zich nooit voor de kar van een bepaald regime laten spannen. In de Koude Oorlog stond hij noch aan de zijde van de Sovjetunie, noch aan de zijde van het westen. Veelzeggend is deze quote die hij in het gesprek aanhaalt: ‘Tijdens de Koude Oorlog stonden de Sovjetunie en het Westen diametraal tegenover elkaar, maar over één zaak waren ze het eens: beide partijen geloofden dat de Sovjetunie socialistisch was.’ Volgens Chomsky is de idee van het socialisme in diskrediet gekomen door het tirannieke regime van de Sovjetunie en dat gebeurde al in het beginstadium van de revolutie onder leiding van Lenin en Trotski. De erfenis van de Sovjetunie is met andere woorden een historische ballast die overboord moet gegooid worden.
Zelf zou je Chomsky meer kunnen omschrijven als een anarchist, hoewel hij zichzelf niet zo zou noemen. Zijn rationele analyses gaan altijd in tegen macht, autoriteit en hiërarchie. Zelf heeft hij zich ook altijd geëngageerd in allerlei protestbewegingen en in acties van burgerlijke ongehoorzaamheid. Op de vraag van Normand Baillargeon of de anarchistische beweging enige betekenis heeft gehad, antwoordt hij dat de feministische beweging bijvoorbeeld ook anarchistisch van aard was, zonder dat ze zelf dat etiket gebruikte. De feministen gingen in tegen de patriarchale hiërarchische samenleving, ze stelden de mannelijke macht en dominantie in vraag en slaagden erin om die ook gedeeltelijk te doorbreken. Een groot probleem voor de anarchistische beweging vandaag is het sektarisme, aldus Chomsky. Toen hij vele jaren geleden in Spanje wilde deelnemen aan een 1 mei-betoging van anarchisten moest hij kiezen tussen twee manifestaties en zoiets is volgens hem natuurlijk nefast voor de beweging.
Uit het publiek komt de vraag of Chomsky zichzelf als een marxist beschouwt. Zijn antwoord is laconiek: ‘aan wetenschappers uit de fysica wordt toch ook niet gevraagd of ze Einsteinist zijn?’ Marx heeft zeer zinnige dingen geschreven, hij heeft de structuur van het kapitalisme ontleed en interessante analyses en commentaren geschreven over de gebeurtenissen in zijn tijd, maar dat zijn nog geen redenen om je jezelf een marxist te noemen.
‘Hoop en vooruitzicht’ is het nieuwste boek van Noam Chomsky. Het is uitgegeven door uitgeverij Epo en sinds 1 maart te koop in de betere boekhandel.