Oost-Timor wil erkenning als Minst Ontwikkeld Land

Nieuws

Oost-Timor wil erkenning als Minst Ontwikkeld Land

Thalif Deen

11 juli 2002

Oost-Timor wil meteen na zijn formele erkenning als lidstaat van de Verenigde Naties doorstoten tot de groep van de Minst Ontwikkelde Landen. Die status is geen grote eer, maar er hangen wel handelsvoordelen en meer ontwikkelingshulp aan vast.

Constanzio Pinto, de toekomstige ambassadeur van Oost-Timor bij de Verenigde Staten, zegt dat het Timorese ministerie van Buitenlandse Zaken momenteel aan de aanvraag werkt. Waarschijnlijk wordt Oost-Timor in september erkend als 190ste lidstaat van de Verenigde Naties.

Veel discussie lijkt de toelating van het in mei onafhankelijk geworden halfeiland tot de groep van de Minst Ontwikkelde Landen niet te zullen opleveren. Volgens het VN-ontwikkelingsprogramma (UNDP) is de ‘index van menselijke ontwikkeling’ voor Oost-Timor (een maatstaf die rekening houdt met de levensverwachting, het bereik van het onderwijssysteem en het inkomen per inwoner) vergelijkbaar met de scores van landen als Angola, Bangladesh en Haïti. Een doorsnee-inwoner van Oost-Timor verdient 478 dollar per jaar en wordt 57 jaar oud. Meer de helft van alle Oost-Timorezen kunnen lezen noch schrijven, en ruim de helft van de kinderen wegen minder dan normaal is voor hun leeftijd.

Met Oost-Timor erbij zou het aantal van de Minst Ontwikkelde Landen stijgen tot 50. Maar de VN overwegen ook Ghana en Congo aan de lijst toe te voegen. De voorbije 30 jaar is slechts één land - het diamantrijke Botswana - erin geslaagd de groep te verlaten. Volgens ontwikkelingsexperts bewijst dit dat de internationale inspanningen om de Minst Ontwikkelde Landen te helpen, onvoldoende zijn. De groep kan onder meer rekenen op zachte leningen, extra ontwikkelingshulp en lagere invoertarieven. De Europese Unie laat bijna alle exportproducten uit de Minst Ontwikkelde Landen zelfs helemaal tolvrij binnen. Maar de zwakke economieën gaan gebukt onder schuldenlast, dalende grondstoffenprijzen, een grote afhankelijkheid van één of enkele exportproducten en een gebrek aan infrastructuur dat hen verhindert vruchten te plukken van de globalisering.