Milieuorganisaties vrezen dat vooral kleinere boeren uit de boot zullen vallen
Overleven palmolieplantages de Europese wet op ontbossing?
IPS / Thomson Reuters Foundation / Michael Taylor
14 april 2023
De wetgeving tegen ontbossing die de Europese Unie voorbereidt, kan perverse effecten hebben. Grote palmolieplantages zouden erdoor bevoordeeld worden. Kleinere spelers kunnen ertussenuit vallen, ook als ze een certificaat kunnen voorleggen. ‘Heeft Europa daar al eens aan gedacht?’
Palmolieplantage in Indonesië.
Ryan Woo/CIFOR (CC BY-NC-ND 2.0)
De Maleisische palmolieproducent Reta Lajah heeft, als een van de enige boeren in haar dorp, een certificaat behaald dat ze op een ethische en ecologische manier haar plantage beheert. Een heel jaar lang heeft ze toegeleefd naar die certificatie, in de hoop dat het haar kan helpen nu de Europese Unie ontbossing aan banden legt.
Lajah woont in het dorp Sungai Judah, op zo’n zestig kilometer van de Maleisische hoofdstad Kuala Lumpur, op het eiland Carey. Voor haar manier van werken moeten geen fauna en flora wijken, stelt het certificaat dat ze pas binnenhaalde. Ook is er geen sprake van landdisputen en zal Lajah milieuvriendelijke groeimethodes inzetten op haar plantage.
Toch is de landbouwster lang niet zeker of ze in de toekomst nog kans maakt om haar palmolie aan te prijzen aan Europese aankopers.
De Europese Unie heeft in december een wet gestemd die stelt dat leveranciers van producten zoals palmolie, cacao en soja in de toekomst moeten kunnen garanderen dat hun plantages geen ontbossing veroorzaken. Die wetgeving treedt in voege binnen de twee jaar.
Milieuorganisaties vrezen dat kleinere boeren hierdoor uit de boot zullen vallen. Om te kunnen bewijzen dat hun plantages de bossen vrijwaren, moeten leveranciers hun keten tot in de kleinste details kunnen traceren. Ze moeten hun land in kaart brengen en kunnen aantonen dat hun gebied niet brandgevoelig is.
Door hun beperkte slagkracht zullen veel kleine boeren die details niet kunnen voorleggen. Hierdoor zullen Europese bedrijven die risico’s willen vermijden eerder opteren voor grotere plantages met meer financiële middelen.
Meest voorkomende olie ter wereld
‘Ik zie het als een geboortecertificaat voor een van mijn kinderen.’
Reta Lajah behoort tot de Orang Asli, de oorspronkelijke bevolking van Maleisië. Zij hoopt dat ze wel kan blijven ondernemen. Daarom heeft ze haar grondgebied, goed voor 8,5 hectare, laten certificeren. ‘Ik zie het als een geboortecertificaat voor een van mijn kinderen’, vertelt Lajah als ze ons verwelkomt op de boerderij waar ze woont met haar man, dochter en vijf kleinkinderen. Kippen en honden slenteren rond op het terrein, hun gekakel en geblaf moet apen weghouden van de palmbomen.
Wereldwijd is palmolie de meest gebruikte vorm van eetbare olie. Het product komt in allerlei producten terug, van margarine tot zeep. Voor de milieubeweging en bewuste consumenten gaat palmolie produceren echter hand in hand met ontbossing, brandgevaar en schendingen van arbeidsrechten.
Om te bewijzen dat palmolie ook duurzaam kan zijn, hebben grotere spelers in Indonesië en Maleisië – de twee grootste productielanden van palmolie – hun heil gezocht in certificering. Zo deden ze een beroep op het Roundtable on Sustainable Palm Oil (RSPO), een organisatie waarin zowel plantagehouders als consumentenwaakhonden en milieu-ngo’s een aandeel hebben.
Tot zover de strategie van grote spelers. Volgens de sector hebben kleinere producenten, die ongeveer 40 % van de palmolieproductie voor zich nemen in Indonesië en Maleisië, echter die ecologische boot gemist.
Amper gecertificeerde boeren
De nieuwe Europese wetgeving hamert op zorgplicht: bedrijven moeten kunnen aantonen waar en wanneer hun producten geproduceerd werden. Ze moeten hierbij ook verifieerbare informatie kunnen geven om zeker te zijn dat de palmolie niet groeit op een grondgebied dat na 2020 ontbost is. Als ze dat niet kunnen, riskeren ze serieuze boetes.
‘De grootste winnaars in dit verhaal zijn de grote palmolieplantages’, zegt Danny Marks, specialist milieupolitiek aan de universiteit van Dublin in Ierland. ‘Zij hebben de financiële middelen om te traceren waar hun palmbomen groeien. Kleinere producenten kunnen dat niet, tenzij we hen daarbij helpen.’
‘Voor mij voelt certificatie als een soort verzekering, maar ik ben natuurlijk niet de enige kleine boer. In Maleisië zijn er veel kleine bedrijven. Heeft Europa al eens aan hun noden gedacht?’
Lajah is bijvoorbeeld al 35 jaar lang palmolieboer. Nu experimenteert ze steeds meer met natuurlijke bestrijdingsmiddelen. Ze gebruikt minder chemicaliën en pesticiden en laat bepaalde delen van haar grondgebied overwoekeren om de bodemkwaliteit op te drijven, wat bovendien goed is voor het milieu.
Maar slechts 18 van de 70 kleine producenten in mijn dorp zijn RSPO-gecertificeerd, vertelt ze. En slechts weinig dorpsgenoten zijn zich bewust van de Europese wetgeving die eraan zit te komen.
‘Voor mij voelt certificatie als een soort verzekering’, vertelt Lajah. ‘Maar ik ben natuurlijk niet de enige kleine boer. In Maleisië zijn er veel kleine bedrijven, van Sabah tot Sarawak. Heeft Europa al eens aan hun noden gedacht?’
Globaal gezien zijn er 7 miljoen kleine palmolieboeren. Slechts 175.000 zijn gecertificeerd door RSPO.
Palmoliedemocratie
Duurzaamheidskenners zoals Wild Asia, een sociale onderneming in Maleisië, helpen kleine boeren zoals Lajah om de RSPO-standaarden te behalen. Reza Amzi, de oprichter van de ngo, uit zijn bezorgdheid over de nieuwe Europese wetgeving. Volgens Amzi zullen ‘ongelooflijk veel mensen, in ongelooflijk veel landen’ de impact van de wet voelen.
Amzi noemt het traceren van palmolie een ‘nachtmerrie’. Volgens hem zullen Europese bedrijven geen risico’s willen lopen en enkel nog met grote bedrijven in zee gaan.
Het aandeel van RSPO-gecertificeerde bedrijven in Maleisië ligt volgens Amzi op 20 tot 30 %. Niet enkel de kleine boeren zullen volgens hem geaffecteerd zijn door de wetgeving, maar ook middelgrote producenten en tussenpersonen.
De Indonesische en Maleisische regering hebben eerder dit jaar aangekondigd dat ze een delegatie willen sturen naar Europa om de impact van de wetgeving te bespreken. Kleine boeren in Maleisië hebben een petitie opgesteld, gericht aan de EU, om zich te verzetten tegen de wetgeving.
Milieuactivisten stellen dat kleine boeren hulp kunnen gebruiken om de wet na te leven, hulp die moet komen van zowel de Europese lidstaten als de afnemers van palmolie.
In scherp contrast: Indonesia’s Union of Palm Oil Smallholders (SPKS), een vakbond met meer dan 70.000 leden, heeft zich daarentegen vorig jaar uitgesproken vóór de wetgeving. De vakbond noemde het een ‘zeer goede opportuniteit voor miljoenen Indonesische palmolieboeren om de Europese markt te betreden met traceerbare productie vrij van ontbossing’.
Milieuactivisten gaan akkoord dat de wetgeving kleine boeren zullen helpen om te vergroenen en minder te ontbossen. Ze stellen echter dat kleine boeren (financiële) hulp kunnen gebruiken om de wet na te leven, hulp die moet komen van zowel de Europese lidstaten als de afnemers van palmolie.
De Ierse professor Marks stelt dat de Europese Unie een premie zou kunnen betalen voor duurzame, legaal verkregen palmolie. Ook minimumquota voor kleine boeren zouden kunnen helpen, en investeringen van Europese bedrijven.
Organisaties voor natuurbehoud die de EU ondersteunt zouden ook hun steentje bij kunnen dragen, voegt Marks eraan toe. Zij zouden de boeren kunnen opleiden om brandgevaar tegen te gaan en kunnen helpen met de boerderijen in kaart te brengen.
‘Deze maatregelen kunnen ervoor zorgen dat de kleine boeren niet achterblijven door de nieuwe wetgeving, hoewel de wet ontstaan is vanuit goede intenties.’
Kleine boeren zouden zich ook kunnen verenigen in coöperatieven, stelt Syahrul Fitra, een Indonesische Greenpeace-activist gespecialiseerd in ontbossing. Zo zouden ze beter kunnen samenwerken om de Europese regelgeving te kunnen navolgen.
Meer zekerheid voor de toekomst
Antoine Gilbert werkt als beleidsadviseur bij de Europese mensenrechtenorganisatie Forest Peoples Programme (FPP). Volgens hem is het belangrijk dat RSPO zijn standaarden aanpast aan de aankomende wetgeving.
Een woordvoerder van de RSPO stelt dat de standaarden om de vijf jaar gereviseerd worden. Tegen eind 2023 volgt een nieuwe update. Momenteel onderzoekt het RSPO hoe hun processen en standaarden het best gecertificeerde bedrijven, waaronder kleine boeren, kunnen ondersteunen om de Europese wetgeving na te leven. Zo focust de organisatie zich onder meer op digitale tracering van de toeleveringsketen.
De Europese Unie zelf wenste niet te reageren.
‘Palmolie is mijn toekomst en die van mijn gemeenschap. Door mijn plantage maak ik me minder zorgen om de toekomst.’
Antoine Gilbert drukt de EU op het hart dat de rechten en noden van oorspronkelijke bewoners, lokale gemeenschappen en kleine boeren zoals Reta Lajah moeten gerespecteerd worden. Enkel zo kunnen ze toetreden op de markt.
Reta Lajah vertelt hoe ze van haar inkomen brommers kan kopen voor haar kinderen om naar school te kunnen gaan. Die school ligt namelijk dertien kilometer verderop. Ook geeft ze haar kleinkinderen zakgeld. ‘Palmolie is mijn toekomst en die van mijn gemeenschap. Door mijn plantage maak ik me minder zorgen om de toekomst.’
Als oorspronkelijke bewoner kent Lajah de waarde van het bos en van de ecosystemen. Zij ziet de Europese wet als een goede ontwikkeling. Ze hoopt dat het andere kleine boeren helpt te motiveren om de natuur te beschermen.
Lajah zou ook haar productie kunnen verkopen aan China of India. Maar, benadrukt ze, hopelijk zullen overheden onderhandelen over de Europese wetgeving, zodat kleine boeren kunnen blijven leveren op de Europese markt.
In de tussentijd wil ze gerust haar buren helpen om RSPO-gecertificeerd te geraken, in de hoop dat ook zij zullen kunnen blijven leveren aan Europa. ‘Ik denk dat het belangrijk is dat ze zo snel mogelijk daaraan beginnen’, zegt ze.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen bij IPS-partner Thomson Reuters Foundation.