Rode Kruis zet een punt achter de voedselhulp aan de Palestijnen

Nieuws

Rode Kruis zet een punt achter de voedselhulp aan de Palestijnen

Ferry Biedermann

26 november 2003

Het Internationaal Comité van het Rode Kruis zet zijn twee noodhulpprogramma's aan de Palestijnse bevolking op de bezette Westelijke Jordaanoever stop. De laatste voedselhulp is vorige week uitgedeeld.

Naima Zayyad is in alle staten. Sinds het begin van de tweede Palestijnse opstand heeft haar man niet meer kunnen werken in Israël. En voor haar zeven kinderen was ze aangewezen op de voedselhulp van het Internationaal Comité van het Rode Kruis (ICRK). Sinds meer dan een jaar, sinds de vorige vastenmaand Ramadan, kon ik rekenen op voedselhulp van het Internationaal Comité van het Rode Kruis, zegt de vierendertigjarige vrouw. Maar een maand geleden is er plotseling een einde gekomen aan die hulp. En ik heb gewoon geen geld meer voor levensbelangrijke zaken voor mijn gezin.

Vorig jaar in juni tijdens de militaire operatie van het Israëlische leger Desert Shield tegen de bezette Palestijnse gebieden - een herbezetting van de Palestijnse territoria - besloot het Internationale Comité van het Rode Kruis om 45 miljoen dollar uit te trekken voor directe hulp aan 50.000 Palestijnse gezinnen (om en bij de 300.000 personen).

Sinds de start van dit noodprogramma besliste het Rode Kruis tot twee keer toe deze hulp te verlengen. Vandaag wordt het programma stopgezet en dat heeft naast budgettaire redenen ook duidelijk politieke motieven. Woordvoerder van ICRK in Jeruzalem, Vincent Bernard, zegt dat er eigenlijk geen reden is voor een humanitaire crisis. Er is voldoende voedsel en de plaatselijke infrastructuur is intact. Het enige probleem is dat de mensen geen geld hebben om voedsel te kopen.

Het ICRK blijft bij de stelling dat Israël de bezettende macht is in de Palestijnse gebieden en dat het ervoor moet zorgen dat de Palestijnse bevolking middelen moet krijgen om van te leven.

Israël heeft het recht om veiligheidsmaatregelen te nemen, zegt Vincent Bernard. De Conventie van Genève is daarover zeer duidelijk. Maar de Israëli’s moeten ook rekening houden met de plaatselijke bevolking. En dat doen ze op dit ogenblik niet echt. Volgens de woordvoerder van het ICRK laat Israël op dit ogenblik weer 15.000 Palestijnse arbeiders toe om dagelijks de grens over te steken om te werken op Israëlisch grondgebied. Maar het blijven wel allemaal veiligheidsrisico’s voor de joodse staat. In het verleden zijn leden van zelfmoordcommando’s met een officiële werkvergunning Israël binnengeraakt.

Voor het begin van de tweede Palestijnse opstand (intifada) in september 2000 werkten 150.000 Palestijnen in Israël. Zij zorgden voor het nodige geld voor een noodlijdende Palestijnse economie, die kreunt onder de Israëlische politiek van afgrendeling. Daardoor raken plaatselijke producten niet van de dorpen naar de steden geraken.

Voor een gezin als dat van Naima Zayyad was de voedselhulp van het Rode Kruis van kapitaal belang. Naima Zayyad woont in Beitunya, een wijk van Ramallah, en kreeg elke maand ongeveer voor 90 dollar voedselbonnen, die ze kon uitgeven in de plaatselijke supermarkt. In de dorpen leverde het Rode Kruis directe voedselhulp: meel, rijst, suiker, olie en zout.

Ahmed al-Hindi is een veertig jaar oude winkelier in Sinjil, een dorp op de weg tussen Ramallah en Nabloes. Hij was lid van het plaatselijk comité dat moest toezien op de voedselverdeling van het ICRK. Hij begrijpt de maatregel niet om de noodhulp stop te zetten. Dit treft hoegenaamd de staat Israël niet, zegt hij, alleen de armen zijn hier het slachtoffer van. Hij verwacht van de internationale gemeenschap andere middelen om druk uit te oefenen op Israël.

Voor hem moet de plaatselijke bevolking van voedselhulp kunnen blijven genieten. En hij beklaagt zich ook over de manier waarop het Rode Kruis is te werk gegaan in de Palestijnse gebieden. Er was te veel corruptie, zegt Ahmed al-Hindo. De kwaliteit van het verdeelde voedsel was vaak bedenkelijk, zodat de mensen het gebruikten als kippenvoer.

Andere inwoners van Sinjil doen hun beklag over onregelmatigheden bij de voedselverdeling. Een dorpsbewoner vertelt hoe hij, samen met zijn oudste zoon, door het gemeentebestuur verplicht werd om gratis te werken in ruil voor 50 kilo meel.

Naima Zayyad begrijpt niets van de maatregel van het Rode Kruis. Het wordt voor mij elke dag maar erger, zegt ze. Vroeger had ik tenminste nog mijn voedselbonnen. Nu heb ik niets meer. En ik vraag me af of de stopzetting van deze hulp de Israëli’s ertoe zal brengen om hun wegblokkades op te heffen, zodat onze mannen weer naar hun werk kunnen.