Rwandese kinderen raken ook nu nog getraumatiseerd door genocide
Albert-Baudouin Twizeyimana
02 oktober 2009
De Rwandese kinderen die de genocide van 1994 niet bewust hebben meegemaakt of nadien geboren zijn, vernemen beetje bij beetje wat er gebeurd is en verteren het zeer slecht. Velen hebben psychologische problemen. Collectieve crisissen op school zijn frequent.
G. K., 15 jaar, een wees die aan de genocide ontsnapt is, heeft besloten de school te verlaten. “Mijn vader en moeder hadden universiteit gedaan, maar hun studies zijn voor niets geweest. Ik ben niet van plan mij ook voor niets in te zetten.”
Wie wel de moed heeft de school af te maken, is evenzeer getraumatiseerd. In de middelbare school van Nemba, in het noorden van Rwanda, kregen minstens zes leerlingen eind augustus een hevige crisis tijdens een gesprek over de genocide. Bij het bekijken van de documentaire ‘We are all Rwandans’, over het bloedbad in een middelbare school in het westen van het land, begonnen leerlingen te huilen en te roepen. “Ze gaan ons ook doden, we gaan allemaal sterven…”, riep een leerling. “Bijna de hele familie van mijn vader is omgekomen door granaten. Nu gaan de moordenaars mij zoeken. Ik moet me verbergen.”
Psychologische problemen
Veel kinderen die na de genocide geboren zijn, hebben evenzeer problemen op school, vooral wanneer het pijnlijke verleden ter sprake komt in de lessen. “Veel kinderen kunnen jaren na elkaar de lessen niet bijwonen”, zegt een schoolverantwoordelijke in het oosten van Rwanda. “Sommigen willen weten wat er gebeurd is, maar wanneer ze het te weten komen, beginnen ze psychologische problemen te vertonen. Ze worden onstabiel op school, krijgen nachtmerries, zonderen zich af of gaan aan psychosomatische ziektes lijden, zoals flauwtes, intense hoofdpijn, hikaanvallen…”
“Les geven aan zulke kinderen vergt bijzondere aandacht, want alles kan de wonde weer openrijten”, zegt een onderwijzer uit het noorden van het land. “Wanneer ik uitleg wat de genocide is en wat de oorzaken zijn, gebeurt het dat ik de les niet kan afmaken omdat sommige leerlingen nog weigeren te luisteren of een crisis krijgen.”
Het ontgraven en begraven van slachtoffers van de genocide, herdenkingsmomenten, getuigenissen voor de gacaca-rechtbanken: nergens ontsnappen de jongeren aan het verleden. Leerkrachten vrezen dat de leerlingen elkaar aansteken en dat op den duur de hele school met problemen kampt.
Gedeelde pijn
Ook kinderen van daders komen in de problemen. « Vroeger kon ik niet begrijpen dat een kind wiens ouders in de gevangenis zaten voor hun betrokkenheid bij de genocide, psychologisch kon afzien”, zegt de veertienjarige K. F., kind van een gevluchte familie. « Aangezien wezen die aan de genocide ontsnapt zijn, alles hebben op school – ze hebben schoolmateriaal, het inschrijvingsgeld is betaald door het hulpfonds voor genocidevluchtelingen - dacht ik niet dat zij echt pijn konden hebben.”
“Wie nu problemen heeft, merkt dat hij niet alleen is, men begint de oorzaken van zijn problemen te begrijpen », zegt een leerkracht die gespecialiseerd is in de opvang van getraumatiseerde leerlingen. “Ze kunnen hun pijn delen met hun omgeving en dat maakt het wat minder zwaar.»
Maar de kinderen maken het elkaar soms ook moeilijker. “Kinderen die wees geworden zijn of wier ouders verdwenen zijn in de genocide, of wier ouders in de gevangenis beland zijn voor de genocide, behandelen hun vrienden vaak zoals hun ouders behandeld zijn”, zegt een hulpverlener. “Soms worden gevluchte kinderen behandeld en gestigmatiseerd als spionnen van de regering.”
Om de jongeren te helpen worden individuele en groepsgesprekken georganiseerd. De Nationale Commissie voor de Strijd tegen de Genocide en de ngo La Benevolencija bijvoorbeeld doorkruisen het land om leerlingen te sensibiliseren. In elke school worden twee leerkrachten opgeleid om leerlingen met problemen op te vangen.