Sadiq Ahmady: ‘Ik ben geen jaar door de hel gegaan om dit mee te maken’
Sadiq Ahmady, een Afghaanse twintiger, vluchtte uit Iran, waar hij opgroeide als een van de twee miljoen Afghaanse vluchtelingen. MO* nam de tijd om zijn hele verhaal te beluisteren. 'Ik wil erkend worden als een gewone mens.'
Iran is de Afghaanse vluchtelingen liever kwijt dan rijk. Niet alleen organiseert de regering met regelmaat groepsrepatriëringen naar Afghanistan, de Iraniërs zelf stellen zich volgens Ahmady steeds racistischer op tegen de Afghaanse vluchtelingen. Toen zijn familie in 2006 werd gerepatrieerd naar Afghanistan, besloot hij te vertrekken.
Meer dan een jaar was hij onderweg vooraleer hij in België belandde. In zijn levensrugzak steekt het voer voor een trilogie: zijn leven in Iran, zijn tocht naar Europa, en intussen drie jaar België zonder papieren. Sadiq Ahmady: ‘Het tast je ziel aan als je niet aanvaard wordt als een mens met gelijke rechten.’
‘Ik ben maar vijftig procent illegaal, mijn verhaal is comfortabeler dan dat van anderen. Voor hen wil ik mijn verhaal doen, zij kunnen dat risico niet nemen. Mijn verhaal is echt. Hoe graag ik het zelfs zou willen, ik kan het niet veranderen.’
Je verhaal begint in Iran?
Sadiq Ahmady: Ik groeide op bij mijn tante in Iran, in Qom, mijn ouders zijn beiden gestorven toen ik nog heel jong was. Ik maakte deel uit van de Afghaanse vluchtelingen in Iran, een grote groep die niet gewenst is door de Iraniërs. En dat werd ook steeds zichtbaarder: er was het repatriëringsbeleid naar Afghanistan dat Iran steeds driester begon toe te passen en er was het groeiend racisme van de Iraniërs. Voor Afghanen is geen plaats in Iran, we worden met moeite getolereerd om in de schaduw te staan.
Hoe manifesteerde dat racisme zich?
Sadiq Ahmady: Tja, hoe omschrijf ik dat? Racisme kan heel diep zitten. Als ik bijvoorbeeld naar de bakker ging om brood te kopen, en ik wachtte mijn beurt af in de rij, dan werd die beurt gewoon ingenomen door Iraanse jongens, alsof ik er niet was. Als ik op straat liep kreeg ik constant ‘fuck you’ naar mijn hoofd geslingerd. Het is kiezen voor negatie of opkomen voor jezelf en alle andere Afghanen in Iran. Reageer je, dan krijg je gegarandeerd klappen. Negeer je dat racisme, dan verandert er niets. Blijft de vraag wat je doet als je met je zus, met je moeder, met je kleine broertje daar loopt? Je kunt zoiets niet tolereren. Dit lijken misschien nog te verwaarlozen incidenten, maar het overkwam mij en de andere Afghanen dagelijks.
Nog zo’n voorbeeld: de vader van een vriend was betrokken in een auto-ongeval met een Iraanse wagen. Omstanders die meenden dat hij bewusteloos was, zeiden dat de andere –Iraanse– passagiers, hem moesten laten liggen, want hij was “toch maar een Afghaan”. Het zegt veel over de heersende mentaliteit bij de Iraniërs over Afghaanse vluchtelingen maar het ergste moet nog komen. Die man had zijn been gebroken, geen onoverkomelijke zaak, alleen wilde ziekenhuizen hem niet opereren. Hij heeft grote sommen geld op de tafel moeten leggen om toch die operatie te krijgen. Dat geld stond los van de medische kosten.
Had je zelf ooit problemen met officiële instanties?
Sadiq Ahmady: Ik kreeg een probleem met het schoolhoofd toen ik in de tweede graad van de technische school zat. Bij de verkiezingen voor de studentenraad had ik me kandidaat gesteld. Ik had veel stemmen gehaald, ook bij Iraanse medestudenten, maar het schoolhoofd ontbood me om te zeggen dat ik niet verkozen kon worden. Ik had me als Afghaan niet eens verkiesbaar mogen stellen, vertelde hij. Dat is puur racisme, dat konden wij als Afghaanse studenten absoluut niet links laten liggen.
We schreven protestbrieven en hielden een kleine demonstratie. We namen plaats voor het kantoor van het schoolhoofd, in een kleine groep, zonder enige agressie. Een half uur later was de politie daar, die ons met veel geweld arresteerde. Ik heb negen tot tien dagen in de gevangenis gezeten. In mijn cel was geen onderscheid tussen nacht, dus ik had geen idee van de tijd. En toen ik naar huis terugkeerde, was er niemand. Mijn familie was gedeporteerd naar Afghanistan, vertelden de buren.
Was er een verband met je arrestatie?
Sadiq Ahmady: In de eerste plaats veronderstelde ik dat wel. Ik was ontzettend bang om opnieuw opgepakt te worden om ook voor deportatie naar Zahedan gestuurd te worden. Alleen, niemand pakte me op, dus ik heb nooit geweten of er een rechtstreekse link was. Feit is dat ik door bij de klussen bij een Iraniër, een goede kerel, genoeg geld verzamelde om naar Teheran en verder naar Turkije te vluchten.
Je werd niet opgepakt maar je vluchtte toch?
Sadiq Ahmady: De angst dat ik zou worden opgepakt was heel reëel en altijd aanwezig. Bovendien was ik mijn rechtenloze bestaan ook kotsbeu. Ik wou alleen nog maar wegrennen, naar Europa, het “Mekka van de mensenrechten”, die mensenrechten waar ik dacht aanspraak op te hebben.
Naar Afghanistan wilde ik niet, simpelweg omdat ik geen enkele band met dat land heb. Mijn familie is vandaag overigens ook niet meer in Afghanistan: ze willen en kunnen daar niet leven. Nu leven ze in Pakistan, in Quetta, evenmin een pretje want met regelmaat zijn er incidenten die gericht zijn tegen Hazara’s (een etnische minderheidsgroep uit Afghanistan, waar ook Sadiq deel van uitmaakt, td.). Toch verkiezen ze Pakistan boven Afghanistan. Daar zijn ze helemaal niet welkom, en in godsnaam, het is oorlog in Afghanistan. Er sterven dagelijks mensen.
Hoe lang was je onderweg?
Sadiq Ahmady: Een ruim jaar deed ik erover om van Iran naar België te komen. In Turkije bleef ik vier maanden, om geld te verdienen voor mijn volgende reisetappe: de overzet naar Griekenland.
Kan je wat meer vertellen over die boottrip?
Sadiq Ahmady: Het was een trip van vier en een half uur. We waren met drie boten, die na elkaar vertrokken. Ik had nog nooit een oceaan gezien, en het was enorm beangstigend om me eraan over te geven in een kleine boot. Onze boot –waar we met twaalf mensen in zaten– had geen problemen, de boot na ons kwam echter in een draaikolk terecht. Ik zag daarna het dode lichaam van één van de inzittenden.
Wat bracht Griekenland?
Sadiq Ahmady: We kwamen aan op Samos, waar we door de politie werden opgepakt. We werden naar een soort ziekenhuis gebracht, waar ze ons behandelden alsof we zeer toxische, biochemische producten waren. De verpleegkundigen waren volledig in witte steriele pakken gekleed, elk stukje huid compleet bedekt, een monddoek voor hun lippen, zakken rond hun schoenen.
Het voelde alsof we in een slechte film meespeelden, wij waren de “aliens”. Ons bloed werd getest, elk deel van ons lichaam onderzocht, en we werden ook aan een zwaar verhoor onderworpen. Daarna werden we naar de gevangenis gebracht, wat jullie een opvangcentrum noemen. Maar het is die naam niet waardig. De omstandigheden waren afschuwelijk. Van bedden was geen sprake en we werden opeen gepakt in kleine ruimten.
België wil me niet, Iran wil me niet en het laatste wat ik wil, is naar een onbekend land als Afghanistan gestuurd te worden.
Ik heb er vijftien dagen gezeten, met een aantal Afghanen, vooral Irakezen en ook een grote groep Palestijnen. Daarna werd ik vrijgelaten. Met z’n vijven werden we op straat afgezet, uitleg kregen we niet.
Hoe geraakte je op het vasteland?
Sadiq Ahmady: We vonden een schip dat ons van Samos naar Athene voerde, een trip van achttien uur, zonder tickets. Initieel dacht ik dat Griekenland mijn eindbestemming was. Het was immers de poort van Europa en verder moest ik niet geraken. Tot ik Athene zag: het was de hel, echt de hel. Toen mijn geld op was, moest ik op zoek naar een inkomen. Ik vond een job in de landbouw, de uienteelt, waar ik voor een werkdag van tien tot twaalf uur tien euro verdiende. Verder werkte ik nog in talloze andere jobs, vooral de bouwsector, en reisde ik gedurende zes maanden tussen Athene en Patra, trok ook naar Tessaloniki.
Patra was ook de hel, maar het is een belangrijke verbindingshaven naar Italië. De enige gratis weg Griekenland-Italië is immers via het vrachtverkeer. Je verbergt je onder een truck, waarmee je op het schip rijdt dat je naar Italië brengt. Het is een heel hachelijke onderneming want als je valt, sterf je onder de wielen. En neem van me aan, het is gemakkelijk om erover te praten, maar het ook doen is een heel andere zaak. Ik slaagde er niet in om onder zo’n truck te komen. Het heeft me zes maanden op straat leven opgeleverd.
Wat hebben die zes maanden met je gedaan, als mens?
Sadiq Ahmady: Je moet die tocht in je eentje maken, je ontmoet mensen en neemt weer afscheid om alleen verder te reizen. Het maakt je eenzaam en neerslachtig. En dat blijft hangen. Ik ben nog niet op dat begeerde punt gekomen waarop ik mijn gedachten kan laten rusten.
Anders dan ik verwacht had, is Europa ook een heel hard verhaal geworden. De doorsnee Europeaan beseft niet wat het is om zo te moeten reizen, om als Afghaanse vluchteling op te groeien in een land dat je uitspuugt. Elk uur van mijn tocht heb ik beseft dat mijn slaagkansen vijftig procent waren. Maar ik geloofde in een droom, dat ik het recht had om mens te zijn.
Ik ben echter verrot geslagen door de Griekse politie, alsof ik een misdaad had begaan. Mijn enige betrachting was in die haven te geraken om toch die grens over te steken. Misschien was het aan de andere kant wel beter. Toen ik totaal overhoop geslagen was, heb ik een week niet geslapen. Ik zag regelmatig ziekenwagens de haven in- en uitrijden om toegetakelde mensen op te pikken en weg te voeren.
Hoe ben je dan toch in België aangekomen?
Sadiq Ahmady: Ik slaagde er na die zes maanden toch in om met een truck op een schip te geraken. Natuurlijk was ik bang, maar de wetenschap dat het geen alternatief was om te blijven, maakte dat ik onder die truck richting Kona (Italië) hing. Het kon me eerlijk gezegd niet veel meer schelen dat ik er onder zou sterven. Het is me dus gelukt. Ik heb me er heel lang verborgen onder moeten houden. Dat ging nog door in Italië, om te voorkomen dat de havenpolitie me zou onderscheppen en me op hetzelfde schip richting Griekenland zou zetten.
Toen we een eind voorbij de haven waren, ben ik hard op de onderkant van de truck beginnen slaan. De chauffeur had me gehoord, toeterde zacht om me te laten weten dat hij het gehoord had en is gestopt –een eindje verder want we zaten op de snelweg. Hij heeft me de huid volgescholden omdat hij geschrokken was, maar hij liet me gaan.
Ik ben een tijdje later opgepakt door de politie, maar ze hebben me laten gaan. Ik heb een trein genomen naar Rome, en heb daar twee weken op straat geleefd, samen met een groep andere Afghanen. We overnachtten in een soort metrostation. Van Italië is het naar Frankrijk gegaan en van daar ben ik in 2007 in Brussel-Noord beland.
Vroeg je asiel aan?
Sadiq Ahmady: Ik heb die nacht in het park geslapen en ben de dag erna naar het Commissariaat-Generaal voor Vluchtelingen en Staatlozen gegaan. Daar zouden ze me verder helpen, hadden anderen me verzekerd.
Het draaide anders uit. ‘We geloven niet dat je een Afghaan bent’, zeiden ze. ‘We denken dat je van Iran bent.’ Ik werd gek. Ik kon niet vatten dat iemand niet geloofde wat ik had meegemaakt, dat men niet geloofde dat ik achttien jaar in die rotomstandigheden in Iran had gewoond. En het werd me ook duidelijk dat België vindt dat er geen problemen zijn in Iran. Een Afghaanse vriend zei me net nog dat alles wat hij te vertellen heeft over Iran te weinig woorden omvat om duidelijk te maken hoe zwaar het is geweest. En dan krijg je te horen dat de veiligheidssituatie in Iran goed is, dat je terug naar je familie moet. Maar wat betekent veiligheid als het niet leefbaar is, als je geen gelijkwaardig bestaan kan hebben?
Je bent duidelijk teleurgesteld.
Sadiq Ahmady: Ja, de Belgische regering doet niet méér dan wat ze verplicht is te doen. Het beleid is niet ingegeven vanuit een beschermende reflex en vanuit respect voor de mensenrechten, wel vanuit een tegemoetkoming aan de criteria van de Verenigde Naties. Het kan niemand schelen wat er met ons gebeurt. Als we een negatieve beslissing krijgen, draait heus niemand zich om in zijn slaap.
Ik ben geen jaar door de hel gegaan om dit mee te maken. België wil me niet, Iran wil me niet en het laatste wat ik wil, is naar een onbekend land als Afghanistan gestuurd te worden. Intussen loopt er nog een beroep bij de rechtbank van eerste aanleg tegen de afwijzing van mijn erkenning als staatloze. Een laatste strohalm, maar ik weet niet of ik me daaraan nog wil vastklampen.
Gelukkig heb ik veel steun gevonden bij het PSC (Protestants Sociaal Centrum, td), de inzet van iemand als Marijke (verantwoordelijke jongerenwerking, td) is ongelooflijk. En ook mijn advocaat, Kati Verstrepen –met een enorme ervaring in rechtsbescherming voor migranten en asielzoekers– en haar medewerkster, Mieke Verrelst, zijn een stevige houvast voor me.
Veel asielzoekers hebben psychische problemen. Heb jij daar ook last van?
Sadiq Ahmady: Ik stel mezelf op als een sterke persoon, dat werkt aan de buitenkant. Maar jij hebt geen idee wat er binnen in me omgaat, en ik heb dat evenmin. Hoe kan ik die diepe frustraties benoemen? Ik kan en mag nauwelijks iets, ik heb nauwelijks rechten. (Stil) Wil je eerlijk weten hoe het met me gaat?
Soms denk ik erover om mezelf van kant te maken. Ik kan het niet meer aan. Welke hindernis moet ik nog over om een normaal leven te leiden? Toekomstplannen kunnen me zalven, dat doen ze ook, maar als ik dieper over mijn toekomst wil denken, zie ik enkel een blanco blad. Ik kan niets invullen. Rechten zijn intussen zo’n fictief gegeven geworden.
Waar droom jij van als Belg? Een gelukkig en rijk gevuld leven? Wel, mijn droom is heel simpel: gewoon eens erkend te worden als mens, als een normaal mens.