In 2022 en 2023 waren er zesduizend aanvallen op het onderwijs, een stijging met bijna 20 procent tegenover de twee jaar ervoor. Ruim tienduizend studenten, leerkrachten en academici raakten daarbij gewond of gedood.
Onderzoekers van de Global Coalition to Protect Education from Attack (GCPEA) registreerden de afgelopen twee jaar de meeste aanvallen in Palestina, Oekraïne en de Democratische Republiek Congo (DRC). In elk van die landen werden honderden scholen geplunderd, in brand gestoken, beschoten of gebombardeerd.
Het onderwijs in Oekraïne en Palestina is het zwaarst getroffen. Oekraïne kreeg in 2022 en 2023 te maken met ongeveer 700 aanvallen - Palestina met minstens 640, gevolgd door de DRC, Burkina Faso en Jemen.
Naast de onmiddellijke doden en gewonden hebben de aanvallen op scholen en onderwijs ook gevolgen op lange termijn, zegt GCPEA-directeur Lisa Chung Bender, omdat de instellingen tijdelijk of permanent gesloten worden en lesgeven zo onmogelijk wordt.
Acht aanvallen per dag
Leerlingen lijden ook psychologische schade of durven niet terugkeren naar school. Vooral meisjes en studenten met een beperking worden getroffen en kunnen hun leerproces minder snel hervatten.
‘Scholen zouden veilige havens moeten zijn, en geen doelwitten.’
In een derde van de gevallen gaat het om een aanval met explosieve wapens, maar strijdkrachten en gewapende groepen bezetten ook scholen en universiteiten, bijvoorbeeld om ze te gebruiken als kazernes, detentiecentra of schietposities. Door dergelijk gebruik lopen de onderwijsfaciliteiten meer risico op aanvallen door de andere partij in het conflict.
‘In de voorbije twee jaar registreerden we elke dag gemiddeld acht aanvallen op scholen’, zegt GCPEA-onderzoeker Jerome Marston. ‘Dat betekent dat een duizelingwekkend aantal studenten hun hoop verliezen op onderwijs of op de ontwikkeling van vaardigheden. Scholen zouden veilige havens moeten zijn, en geen doelwitten.’