Vlaams en Franstalig onderwijs Europees kampioen in sociale ongelijkheid

Nieuws

Vrije schoolkeuze en vroege oriëntatie vergroten verschillen tussen arm en rijk

Vlaams en Franstalig onderwijs Europees kampioen in sociale ongelijkheid

Vlaams en Franstalig onderwijs Europees kampioen in sociale ongelijkheid
Vlaams en Franstalig onderwijs Europees kampioen in sociale ongelijkheid

Laura Lepla

04 maart 2020

Vlaanderen en de Franstalige gemeenschap zitten in de top vijf van meest ongelijke onderwijssystemen in West-Europa en Scandinavië. Willen ze daar iets aan veranderen, dan moeten ze de liberale schoolmarkt inperken en leerlingen later een studierichting laten kiezen. Die aanbeveling geeft lerarenorganisatie Ovds in een nieuwe studie.

Wokandapix / Pixabay

Of de schoolprestaties van kinderen goed zijn of niet, is in België sterk afhankelijk van de sociaal-economische achtergrond van die kinderen. Scholieren uit een rijk gezin scoren gemiddeld beter op de driejaarlijkse PISA-test dan hun klasgenoten met een minder bevoordeelde achtergrond.

De tweetalige lerarenorganisatie Oproep voor een democratische school (Ovds) nam de resultaten van het PISA-onderzoek van 2018 onder de loep in een nieuwe studie. Ze legde de gegevens over sociaal-economische achtergrond en prestaties van de scholieren naast elkaar, en stelde met die gegevens een index samen van sociale ongelijkheid in West-Europa en Scandinavië.

Zowel het Vlaamse als het Franstalige onderwijs belanden in die index in de top vijf van meest ongelijke onderwijssystemen. Enkel het onderwijs in Luxemburg is nog ongelijker dan het Vlaamse. De Franstalige gemeenschap komt in het lijstje op plaats 4, na Duitsland.

Het verschil in prestaties van arme en rijke leerlingen in België is zes keer zo groot als het verschil tussen Vlaamse en Franstalige leerlingen.

‘Dat er zo’n groot verschil is tussen leerlingen die uit een arm gezin komen en hun klasgenoten van rijke afkomst, is gewoonweg onaanvaardbaar’, vindt Ovds-voorzitter Nico Hirtt.

De aandacht van de media gaat vooral naar het verschil tussen het Franstalige en het Vlaamse onderwijs, stelt de Ovds. Maar het verschil in prestaties tussen de 25 procent armste en de 25 procent rijkste leerlingen in België is wel zes keer zo groot als het verschil tussen Vlaamse en Franstalige scholieren.

Vrije schoolkeuze = meer ongelijkheid

De onderzoekers analyseren in de studie de oorzaken voor die sociaal-economische ongelijkheid op de schoolbanken. Ze wijzen erop dat de schoolmarkt in België erg geliberaliseerd is. Met andere woorden: ouders mogen hebben in ons land een volledig vrije schoolkeuze, en dat werkt sociale en academische segregatie in de hand.

‘In een vrije schoolmarkt hanteren de ouders van verschillende sociale klassen verschillende strategieën voor onderwijskeuze en hebben ze een ongelijke toegang tot informatie over de scholen’, stelt het rapport. ‘Het gevolg: ouders en leerlingen hebben een voorkeur voor een school die past bij hun eigen sociaal-economische status. Op die manier zorgen ze ervoor dat scholen sociaal homogeen blijven.

Ook schoolhoofden beslissen relatief vrij om bepaalde leerlingen te aanvaarden of te weigeren. De lerarenorganisatie heeft ook kritiek op het beleid van scholen die toch nog kosten aanrekenen aan de ouders, ondanks de maximumfactuur.

De Ovds wil dat Vlaanderen en de Franstalige gemeenschap de segregatie in het onderwijs wegwerken. Ze verwijst in het rapport naar Noorwegen, waar veel minder concentratiescholen en rijke scholen zijn. Armere en rijke kinderen komen er vaker in dezelfde school terecht. De Noorse scholen zijn ‘minder sociaal gepolariseerd’, concludeert de Ovds uit de gegevens van het PISA-onderzoek.

Nico Hirtt bestudeerde schoolsystemen in verschillende Europese landen, waaronder Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië, Spanje en Italië. In al die landen worden leerlingen toegewezen aan een school. ‘België is het enige land dat hier geen regulering voor heeft’, vergelijkt hij.

Hirtt raadt de gemeenschappen in ons land aan om dat wél te doen. Het betekent in de praktijk dat ouders vrijblijvend een (beperktere) keuze van scholen wordt aangeboden, waaruit ze dan vervolgens kunnen kiezen. Dat zou toelaten om de sociale mix in alle scholen te verbeteren.

Door een betere sociale mix wordt ook het niveau van scholen homogener en zullen ouders minder een voorkeur hebben voor deze of gene school, stelt de Ovds. Vaak vrezen ze dat hun kind in een “minder kwalitatieve school” terechtkomt, en zo wordt het verschil tussen elitescholen en concentratiescholen alleen maar groter.

Leerlingen moeten te vroeg kiezen

Een tweede oorzaak van de sociale ongelijkheid op onze Belgische schoolbanken, zo blijkt uit de Ovds-studie, is de vroege studiekeuze die leerlingen moeten maken.

Kinderen uit kansarme gezinnen komen vaker in het beroeps-, technisch of buitengewoon onderwijs terecht. Ook het secundair onderwijs afmaken of doorstromen naar hoger onderwijs is moeilijker voor wie uit minder bevoordeelde groepen komt. Als reactie op dat beruchte watervalsysteem kwam er onder andere de vraag naar een nieuwe hervorming van het secundair in Vlaanderen.

‘Kinderen moeten nog steeds veel te vroeg kiezen, en dat verhindert dat ze de juiste beslissing nemen.’

Dit schooljaar trad die langverwachte hervorming in voege. Leerlingen die naar het secundair gaan, moeten nu kiezen of ze in de A- of in de B-stroom beginnen. De A-stroom laat nog veel opties open. Wie in de B-stroom begint, wordt vooral naar beroepsrichtingen toegeleid. In theorie hebben leerlingen die voor de B-stroom kiezen na twee jaar toch opnieuw een “opstroomoptie”. Zo zouden ze toch naar het derde jaar ASO kunnen.

Maar, zo pleit Hirtt, ‘de leeftijd waarop kinderen de keuze tussen A- of B-stroom moeten maken, is nog steeds veel te laag. Dat verhindert dat kinderen de juiste beslissing nemen.’ Hirtt is voorstander van een ‘gemeenschappelijke stam’ tot de leeftijd van 16 jaar. Daarna krijgen leerlingen dan de keuze om zich te specialiseren.

De Ovds maakt wel zelf een kanttekening: een langdurige gemeenschappelijke opleidingsstam in het secundair onderwijs kan pas goed werken wanneer de schoolmarkt niet te concurrentieel is. Hirtt verwijst naar Zweden. Dat heeft — net als Noorwegen, IJsland en Finland — zo’n gemeenschappelijke stam, maar scoort toch slecht op het vlak van sociale gelijkheid op school. ‘Zweden is begonnen met het introduceren van een schoolmarkt zoals wij die in België gewoon zijn. Concurrerende onderwijsnetten, vrije keuze voor de ouders, vrijheid voor de scholen om zich te profileren… Vele studies van Zweedse onderzoekers hebben aangetoond dat deze schoolmarkt geleid heeft tot meer segregatie tussen scholen.’

Opmerkelijk ook: de lerarenorganisatie suggereert om de huidige opdeling tussen een lager en een hoger secundair te behouden, maar om ze — met een geleidelijke reorganisatie — een andere locatie te geven. Ze wijst erop dat scholieren in de lagere cyclus sterk beïnvloed worden bij hun keuze wanneer ze les volgen op een school waar ook het hoger secundair plaatsvindt. En als een kind naar een lagere school gaat waar ook een secundaire school met ASO-richting is, zal het daar sneller voor kiezen.

Financiering

De lerarenorganisatie heeft in haar studie wel lovende woorden voor de financiering van ons onderwijs, zowel voor de Vlaamse als voor de Franstalige gemeenschap. ‘Op internationale schaal is onderwijsfinanciering duidelijk een bepalende factor in de sociale gelijkheid op school. Op het vlak van de financiering is de situatie van de Belgische gemeenschappen — en met name van Vlaanderen — niet al te slecht.’

België besteedt 2,4 procent van het bruto binnenlands product aan onderwijs en zit daarmee net boven het Europese gemiddelde.

Van alle Europese landen in het PISA-onderzoek staat België op een negende plaats wat betreft de uitgaven voor het lager en het lager secundair onderwijs, met 2,4 procent van ons bruto binnenlands product. België zit daarmee iets boven het Europese gemiddelde.

Maar meer geld voor het basisonderwijs maakt wel deel uit van de oplossing, suggereert de Ovds. Op die manier kan de omvang van de klassen in het kleuter- en lager onderwijs beperkt worden ‘tot ongeveer vijftien kinderen’, is de suggestie.

De Ovds, een vrijwilligersorganisatie, wil het komende jaar in beide gemeenschappen debatten organiseren over de sociale ongelijkheid in ons onderwijs en over de onderwijshervormingen. ‘Aanvankelijk ging het eerder de progressieve kant uit’, zegt Hirtt over de laatste hervorming. ‘Maar wat er momenteel van terecht is gekomen, is ronduit zorgwekkend.’

Lees ook andere artikels in het MO*dossier ‘Onderwijs verkleint/vergroot ongelijkheid’: