"Te weinig minderheden bij maatschappelijke organisaties"

Nieuws

"Te weinig minderheden bij maatschappelijke organisaties"

IPS

21 mei 2006

Minderheden zoals vrouwen en migranten zijn nog steeds ondervertegenwoordigd bij maatschappelijke organisaties. Dat is een van de conclusies uit een onderzoek naar het functioneren van de 'civil society' in Nederland. Tijdens het Nederlands Sociaal Forum (NSF) in Nijmegen, dat zondag werd afgesloten, werden de eerste resultaten gepresenteerd.

Het NSF, waar ruim tweehonderd maatschappelijke organisaties vertegenwoordigd waren, trok dit jaar 3500 deelnemers. De analyse van het maatschappelijk middenveld volgens de internationale Civil Society Index (CSI) is een initiatief van De Nieuwe Dialoog, een platform van maatschappelijke organisaties, in samenwerking met de Universiteit van Amsterdam. CSI doet onderzoek naar de structuur, maatschappelijke inbedding, waarden en normen en impact van het maatschappelijk middenveld in verschillende landen.

Tot de civil society worden in dit verband kleine, lokale bewegingen gerekend, maar ook gevestigde organisaties als Oxfam Novib en de FNV. Nederland blijkt hoog te scoren op ‘structuur’: er zijn veel maatschappelijke organisaties en koepelorganisaties en zij hebben vaak ook een behoorlijk budget ter beschikking. Tegelijkertijd blijkt de slagkracht van de organisaties door de versplintering relatief laag.

Volgens Miriyam Aouragh, cultureel antropologe en onderzoekster aan de Universiteit van Amsterdam, concentreren maatschappelijke organisaties in Nederland zich sterk op hun eigen onderwerpen. “Buitenlandse vakbonden uiten zich gemakkelijk over onderwerpen als oorlog en racisme. Hier vinden we dat toch een beetje gek.”

Ze wees ook op de afbraak van politieke vrijheden, wat volgens haar onder meer blijkt uit het agressieve politieoptreden tegen krakers die eind vorig jaar spandoeken ophingen met teksten gericht tegen minister Verdonk van Vreemdelingenzaken en Integratie. “De grenzen van wat tolereerbaar is, verschuiven. Daar zou de civil society zich tegen teweer moeten stellen.”

Walden Bello, directeur van Focus on the Global South en afkomstig van de Filipijnen, zei dat zijn beeld van Nederland vooral gevormd was in de jaren tachtig en negentig, toen progressieve bewegingen in ontwikkelingslanden strijd leverden voor meer vrijheid. “Op de Filipijnen streden we in die tijd tegen de dictatuur en we kregen daarbij veel steun uit Nederland. Nederland had het imago van tolerant land met een liberale politieke cultuur, ook op het gebied van immigratie. Dat is een paar jaar tijd veranderd. Betekent dat dat we een verkeerd beeld hadden van Nederland? En is die liberale Nederlandse cultuur ook echt verdwenen?”, vroeg Bello zich af.

Samir Amin, politicoloog en directeur van het Third World Forum, wees op de kracht van de sociale bewegingen in Latijns-Amerika. “Daar bereiken ze de massa en er veranderen ook daadwerkelijk dingen.” Amin verklaart dat uit het feit dat de maatschappelijke organisaties in Latijns-Amerika niet vies zijn van politiek. “Een sociale beweging kan niet a-politiek zijn als zij iets wil veranderen.”