Elke dag oorlog in Thailand, onzichtbaar in wereldpers
Lennart Hofman
18 mei 2016
De meeste mensen denken bij Thailand aan zon, zee en strand, maar op nog geen twee uur rijden van luxe toeristenresorts woedt een van de dodelijkste conflicten van Azië. Veel burgers zijn teleurgesteld over het uitblijven van een oplossing. En ze zijn bezorgd: Islamitische Staat zou al contact zoeken met gefrustreerde separatisten.
Het naambord van restaurant Meeting in de Zuid-Thaise stad Pattani is gebarsten, een elektriciteitsmast ligt geknakt tussen een paar verschroeide struiken naast de ingang en van het uithangbord aan de weg is niet meer dan een geblakerd ijzeren geraamte over.
De bom die deze schade veroorzaakte zat verstopt in een auto die geparkeerd stond tussen het restaurant en een zestal barakken waar Thaise agenten uitrustten na een patrouille. Van de dader ontbrak ieder spoor. Hij vluchtte op een bromfiets het binnenland in.
In 2015 vonden 674 aanslagen plaats in het zuiden van Thailand. Dat is een record: nog nooit was dat aantal zo laag.
In 2015 vonden 674 van zulke aanvallen plaats in het zuiden van Thailand, met een oppervlakte van pakweg een derde van België, stelt Deep South Watch, een organisatie die het aantal aanslagen in de regio bijhoudt. En dat is een record: nog nooit was dat aantal zo laag.
Toch halen de aanvallen buiten Thailand zelden tot nooit het nieuws, net als de ruim 6.550 personen die de afgelopen twaalf jaar omkwamen door het geweld.
Hoe het kan dat deze oorlog zo onzichtbaar is? Er zijn geen frontlinies, geen rebellenkampen, geen oproepen tot geweld. De daders hebben zelfs nog nooit een aanslag opgeëist.
Sterker: vrijwel niemand weet wie de daders zijn, of wat ze precies willen. En bijna niemand praat erover.
Hoe is dit zo gekomen?
© Andreas Stahl
De oorzaak van het geweld gaat terug tot het begin van de twintigste eeuw, toen Thailand de onafhankelijke provincies Narathiwat, Yala, Pattani en Songkhla bezette en onderdeel maakte van het Thaise koninkrijk. Als antwoord namen verschillende groepen er de wapens op.
In de jaren zestig kreeg deze onafhankelijkheidsstrijd pas echt gestalte. De bevolking in het zuiden van Thailand is voornamelijk islamitisch en spreekt Malay. Die taal was verboden, evenals inspraak in de politiek. Dat leidde geregeld tot botsingen tussen islamitische separatisten en de Thaise autoriteiten.
De bevolking in het zuiden van Thailand is voornamelijk islamitisch en spreekt Malay. Die taal was verboden.
In april 2004 escaleerde het geweld. Na een serie aanvallen op overheidsgebouwen en militaire controleposten door de separatisten sloeg het Thailandse leger keihard terug. Een groep van ongeveer dertig rebellen vluchtte de Krue Se-moskee in Pattani in. Na een negen uur durend vuurgevecht bestormde het leger de moskee.
Op YouTube is een videoclip te zien van de aanval. De clip, die in Thailand afgeschermd is, toont hoe het leger met tanks oprukt en mortiergranaten op de moskee afvuurt. Maar de meeste doden vielen na de aanval, toen meer dan honderd separatisten een voor een door het hoofd werden geschoten door militairen. Tot op de dag van vandaag is er niemand veroordeeld voor deze aanval, die bekendstaat als ‘het incident.’
In het zuiden van Thailand zijn ze de aanval niet vergeten. In reactie bliezen de separatisten gebouwen op, lieten ze bommen afgaan op drukke pleinen en onthoofdden ze monniken, van wie de hoofden op de hekken van scholen werden gespiesd. Meer dan honderd leraren van overheidsscholen werden de afgelopen jaren geëxecuteerd.
Het leger kondigde een staat van beleg af en verschillende wetten werden ingevoerd die het mogelijk maken om verdachten zonder rechtsgang ruim een maand gevangen te houden. Talloze (vaak onschuldige) moslims werden opgepakt of verdwenen, sommigen stierven in gevangenschap en er zijn talloze meldingen van marteling door het leger en de politie. In 2007 stuurde het leger 60.000 soldaten naar het zuiden van het land om de opstand de kop in te drukken.
© Andreas Stahl
Wat merk je van de oorlog?
Terwijl een paar uur noordelijker honderden toeristen op hagelwitte stranden van hun vakantie genieten, staan in Pattani honderden soldaten opgesteld in de straten. Ze controleren auto’s en bromfietsen die de stad in willen, rijden op pantserwagens door de straten en zijn zelfs in tempels gelegerd.
In Pattani krijg je voor het geld waarvoor je in Bangkok nog geen matras op de grond krijgt, een prachtige kamer met bad en balkon. Toch staan vrijwel alle kamers leeg.
‘Het zou hier vol toeristen moeten zitten,’ zegt de baliemedewerkster van My Garden Hotel in het centrum van de stad, ‘maar door de terroristen durft bijna niemand hier te komen.’
Terroristen kunnen altijd toeslaan. ‘Alsof het een aardbeving is. Je weet nooit waar en wanneer het zal gebeuren.’
Ze kunnen namelijk altijd toeslaan. ‘Alsof het een aardbeving is,’ zegt iemand die anoniem wil blijven. ‘Je weet nooit waar en wanneer het zal gebeuren.’
De separatisten zijn zo extreem gesloten dat ze niet laten weten wie hun doelwit is. Hun leiders leven in het buitenland en laten zelden van zich horen, en de communicatie onderling zou zo strikt zijn dat het verhaal gaat dat ze hun boodschappen op papier schrijven wat ze opeten als ze het hebben begrepen.
De geheimzinnigheid zorgt voor angst in de stad. Want wie is de vijand? Schattingen lopen uiteen van 300 gewapende strijders tot 30.000 strijders en sympathisanten, maar zelfs de politiecommandant van Pattani zegt niet te weten welk aantal dichter bij de waarheid ligt.
Pitipong Srinonmoang (27), een verkeersagent uit het noordoosten van Thailand die op wacht staat bij een controlepost bij de ingang van de stad, zegt: ‘We zoeken terroristen, maar weten niet goed hoe ze eruitzien. Het kan iedereen zijn.’
© Andreas Stahl
Hoe gaan de inwoners van de stad hiermee om?
Weinig inwoners durven openlijk te spreken over de separatisten. Boeddhisten zijn bang dat ze wraak op hen zullen nemen, moslims vrezen dat ze als spionnen voor de overheid zullen worden gezien, zegt Rukchart Suwan, de voorzitter van het Buddhists for Peace Network die zelf in 2012 bij een bomaanslag gewond raakte.
De vrees zorgt ook voor wantrouwen tussen de verschillende bevolkingsgroepen in de stad, vervolgt hij. Boeddhisten denken dat moslims verantwoordelijk zijn voor het geweld, moslims verdenken de autoriteiten ervan aan de kant van de boeddhisten te staan en zich tegen de moslims te keren.
Toch zie je daar op het eerste oog weinig van. ‘s Avonds eten moslims en boeddhisten gebroederlijk naast elkaar in eettentjes op straat, op de campus van de universiteit zitten jongeren van beide geloofsgemeenschappen in groepjes op het gras, de politie bestaat uit zowel moslims als boeddhisten.
‘De mensen lijken te hebben geaccepteerd dat het geweld onderdeel is van hun leven.’
Suwan: ‘Boeddhisten en moslims leven vreedzaam naast elkaar en praten over alles, maar niet over het geweld. Dat onderwerp wordt altijd gemeden, alsof het niet bestaat.’
Maar hoe los je de problemen op als je ze niet benoemt?
‘Ik maak me daar grote zorgen over,’ zegt hij. ‘Eigenlijk weten we niet goed wat we ermee aan moeten. De mensen lijken te hebben geaccepteerd dat het geweld onderdeel is van hun leven.’
Die onverschilligheid merk je ook bij de in 2013 opnieuw begonnen vredesbesprekingen. De separatisten eisen erkenning en vrijlating van gevangenen, maar weigeren te praten over een oplossing. De autoriteiten volgen de lijn van de machthebbers in Bangkok en sturen alleen maar meer troepen om de separatisten te bestrijden.
Er gaat nog veel meer mis (maar niemand heeft het erover)
© Andreas Stahl
Dat zag ook de Japanse taalwetenschapper van de Universiteit van Pattani Hara Shintaro, die zowel Thai als Malay spreekt. Omdat hij een van de weinigen is die beide kanten kan verstaan en als buitenstaander een zekere neutraliteit geniet, besloot hij het stilzwijgen te doorbreken.
Shintaro: ‘Als je niet weet wat je van elkaar wilt, kun je de problemen ook niet oplossen.’
Daarom vertaalde hij in 2013 een bericht van de separatisten waarin ze hun onvrede uitten, maar wat (zoals vaker gebeurt) verkeerd werd vertaald door Thaise media. Omdat de separatisten de Thai als ‘bezetters’ omschreven, en hij dat ook exact zo vertaalde, werd ook hij verdacht door de autoriteiten.
‘Het stugge nationalisme van de Thai is een van de problemen, zo gauw je hun lijn niet volgt, ben je een doelwit.’
‘Het stugge nationalisme van de Thai is een van de problemen,’ zegt hij. ‘Zo gauw je hun lijn niet volgt, ben je een doelwit.’
Zijn inzet om een dialoog te forceren, kostte hem zijn baan en leverde hem bedreigingen op van Thaise legerleiders, maar hij gaat door.
‘Er gaat hier zoveel mis wat niet wordt besproken. De arrestaties van onschuldige moslims, de martelingen in de gevangenis, het ontbreken van moslims in de politieke leiding, de omgang met het verleden,’ zegt hij.
‘Beide partijen moeten zeggen wat ze willen en wat ze elkaar kunnen bieden om tot een overeenkomst te komen. Dat gebeurt nu niet. Ze zitten vast in wantrouwen. Maar er sterven duizenden onschuldige mensen en duizenden kinderen zijn wees geworden.’
Wat betekent dit voor de toekomst?
Het uitblijven van een oplossing zorgt voor een nieuw gevaar. Wanneer je het woord ‘Pattani’ intikt op Facebook vind je al snel talloze profielen van Thailandse islamitische jongeren die zowel de separatisten als Islamitische Staat aanhangen. Radicale groepen uit Indonesië en Maleisië werken al jaren met de Thailandse separatisten samen. Sinds kort leggen ook IS-leden contact, stelt Shintaro.
Radicale groepen uit Indonesië en Maleisië werken al jaren met de Thailandse separatisten samen. Sinds kort leggen ook IS-leden contact.
Shintaro: ‘De huidige leiders staan momenteel niet open voor samenwerking met IS-leden. Zij hebben hun eigen lokale doelen. Maar ik maak me zorgen dat als de jongeren het gevoel krijgen dat er geen uitweg is, dat dan radicaal gedachtegoed aantrekkelijker voor ze is. Als dat gebeurt, is onderhandelen niet meer mogelijk.’
Hetzelfde gevaar van radicalisering geldt voor een groeiende groep boeddhisten, zegt Suwan. Net als in Birma roepen ook in het zuiden van Thailand steeds meer monniken op tot geweld tegen moslims. Op Facebook ziet hij geregeld berichten voorbijkomen die aantonen hoe gewelddadig moslims kunnen zijn. Vaak zijn dit beelden van lang geleden uit verre landen, maar ze worden gebracht alsof het nieuws is.
‘Het gevaar is dat als je alleen naar je eigen waarheid luistert, je niet weet wat er echt speelt en afhankelijk bent van geruchten. Internet speelt hier een rol bij. Het drijft mensen uit elkaar,’ zegt hij.
© Andreas Stahl
Ook de junta komt er niet uit
De militaire junta stelde na de coup van mei 2014 herhaaldelijk dat het conflict in het zuiden van het land voor het einde van 2015 zou zijn opgelost. Hoewel de beloften van vredesbesprekingen door de separatisten veelal positief werd ontvangen, zitten de vredesbesprekingen op moment van schrijven nog steeds vast in fase één: het winnen van wederzijds vertrouwen. Het tekenen van een vredesovereenkomst (fase 2) en het opstellen van een routekaart voor de vrede (fase 3) lijken ver weg.
In februari vertelde Lt. Gen. Nakrob Boonbuathong een groep journalisten in Bangkok dat slechts de helft van de separatisten [letterlijk zei hij ‘rebellen’] het plan steunt. De Barisan Revolusi Nasional (BRN), de grootste groep separatisten, doet niet meer mee aan de besprekingen.
Toch stelt de junta er naar te streven om in juni een akkoord te hebben bereikt. Het is niet duidelijk wat er gebeurt als dit niet lukt.
© Andreas Stahl
Hoe los je dit op?
Door te praten, zegt ook Khamnueng Chamnankit (51). Ze is voorzitter van het Network of Civic Women for Peace, dat zich inzet om boeddhisten en moslims samen over de problemen te laten nadenken.
In 2007 werden haar man en zoon opgepakt na een bomaanslag. Hoewel ze onschuldig waren, kwamen ze pas na twee maanden vrij. Het is iets waar veel moslims in het zuiden van Thailand voor vrezen, maar Chamnankit is bereid te vergeven in ruil voor vrede, net als de meeste andere moslims om haar heen, zegt ze.
‘Slechts een kleine groep is zo fanatiek dat ze geweld willen. Maar de meerderheid is het geweld zat.’
‘Slechts een kleine groep is zo fanatiek dat ze geweld willen, zij zijn moeilijk te overtuigen. Maar ik denk dat de meerderheid uiteindelijk sterker is. Ze zijn het geweld zat.’
Ze kijkt uit het raam van haar kantoor op de campus van de universiteit naar een groepje studenten dat op het gras bijeenzit en glimlacht. ‘De jongeren zijn de toekomst en willen een gewoon leven,’ zegt ze terwijl ze naar hen wijst.
‘Maar eerst moeten de problemen worden opgelost. Dat begint met naar elkaar luisteren en zeggen wat je wilt. Ze moeten leren om niet bang te zijn om het gesprek aan te gaan met elkaar. Als dat lukt, denk ik dat het goed zal komen.’