Theresa’s werk voor de stervenden springlevend
Sujoy Dhar
05 september 2007
Tien jaar na de dood van Moeder Theresa gaan leven en dood hun gewone gangetje op het hoofdkwartier van de Missionarissen van Naastenliefde in de Indiase miljoenenstad Kolkata. Zuster Nirmala staat sinds tien jaar aan het hoofd van de orde en streeft er niet naar haar grote voorbeeld te evenaren: “Elke zuster die zich de principes van onze opleiding heeft eigen gemaakt, kan hier aan het roer staan.”
In 1952 kreeg de Albanese non Agnes Gonxha Bojaxhi van het stadbestuur van wat toen nog Calcutta heette de toestemming om voor zieken en stervenden te zorgen in een stuk van een verlaten hindoetempel. De tempel, die gewijd was aan de hindoegodin Kali, de vernietigster van kwade geesten, werd omgedoopt tot ‘Nirmal Hriday’ (‘zuiver hart’). Het centrum vormde de basis van waaruit Moeder Theresa haar status als ‘heilige van de straatgoten’ verwierf en een internationale religieuze organisatie uitbouwde.
Tien jaar na het overlijden van Moeder Theresa op 5 september 1997 is er in Nirmal Hriday niet zoveel veranderd. Opzichtig opgemaakte prostituees bevolken de straatjes rond het sterfhuis en binnen heerst er de gebruikelijke mengeling van hoop en radeloosheid. De nonnen van de Missionarissen van Naastenliefde in hun typische blauwwitte sari’s laveren er tussen lange rijen bedden van zieke, seniele en mismaakte mannen en vrouwen.
“We wijden ons enkel aan Gods werk, de rest is niet belangrijk”, zegt Zuster Nirmala, die tien jaar geleden na een geheime stemming werd verkozen tot het hoofd van de orde. “We werken gewoon zoals vroeger. Ik weet dat ik vaak met haar wordt vergeleken, maar ik probeer gewoon mezelf te blijven. Het is onmogelijk om de leegte op te vullen die onze Moeder heeft achtergelaten. Ik probeer met mijn kleine voetjes in haar voetstappen te lopen en volg de weg van Jezus.”
Ondanks haar bescheidenheid runt Zuster Nirmala een organisatie met 757 nederzettingen in 134 landen. De voorbije tien jaar zijn er veertien nieuwe landen bijgekomen, waaronder ‘lastige’ landen als Afghanistan. “In Afghanistan zorgen we vooral voor gehandicapten en voorlopig zonder problemen. We werken wel vaker op moeilijke plaatsten maar de mensen appreciëren ons.”
As Dinanath en Gopal Das, twee de 120 bewoners van Nirmal Hriday, zijn alvast blij ergens onderdak te hebben. Ze spelen mens-erger-je-niet en storen zich niet aan de strenge, gevangenisachtige sfeer. “Er was niemand om voor ons te zorgen”, zegt Dinanath, terwijl hij een etterende wonde aan zijn been laat zien. Gopal lijdt aan een kwaadaardige maagtumor: “We waren al lang dood geweest als we hier niet waren terechtgekomen. Ik kan de zusters alleen maar dankbaar zijn.”
Ook de 52-jarige Krisna Das, die al 30 jaar in het centrum woont, is vol lof: “Ik heb het allemaal meegemaakt, ook het bezoek van Lady Diana. Ik kan bevestigen dat de zusters nog altijd even toegewijd en meevoelend zijn als toen Moeder nog leefde.”
Voor de nonnen is geld geen probleem, ook niet na het verdwijnen van hun charismatische leidersfiguur. “We zijn van niemand afhankelijk, het geld komt vanzelf”, zegt overste Nirmala. “Eigenlijk maakt het niet uit wie hier aan het roer staat. Elke zuster die doordrongen is door de opleiding die ze hier krijgt, kan die verantwoordelijkheid aan.”