Tijd voor #MeToo in de mode
IPS - Tharanga Yakupitiyage
18 februari 2019
De #MeToo-beweging heeft de aandacht gevestigd op seksuele intimidatie en geweld in de film-, theater- en muziekindustrie. Tijd om de hashtag ook te lanceren in de modesector, vindt mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch.
Vrouwen aan het werk in een kledingfabriek in Lahore, Pakistan.
© Irfan Ahmed - IPS
De #MeToo-beweging heeft de aandacht gevestigd op seksuele intimidatie en geweld in de film-, theater- en muziekindustrie. Tijd om de hashtag ook te lanceren in de modesector, vindt mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch. In een nieuw rapport, dat werd uitgebracht door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch (HRW), is sprake van verschillende gevallen van seksuele intimidatie in kleding- en schoenfabrieken.
De modesector wordt in het rapport aangemaand om de kwestie ernstig te nemen en maatregelen te treffen.
Verbaal en seksueel geweld
“Vrouwen zouden niet te kiezen moeten hebben tussen hun waardigheid en hun baan. De voortdurende strijd om die baan te behouden en elke dag eten op tafel te krijgen, staat voor veel vrouwen gelijk aan het ondergaan van seksuele intimidatie en het moeten tolereren van onwaardige situaties op het werk”, zegt Aruna Kashyap van de Vrouwenafdeling van HRW.
Wereldwijd werken miljoenen vrouwen in de kledingbusiness, een miljardenindustrie. Al te vaak worden zij, vanwege van het feit dat ze vrouw zijn, geconfronteerd met verbaal en seksueel geweld op het werk.
Roja is 30 jaar en werkt in een kledingfabriek in India. Zij getuigde aan HRW hoe ze door haar supervisor werd gestalkt. Hij belde haar op en vroeg haar om seksuele gunsten. Toen ze een klacht indiende, kreeg ze van de administratieve dienst van haar werkgever te horen dat zulke handelingen “normaal” waren.
Ontslag
Soortgelijke verhalen werden door HRW-medewerkers genoteerd in Pakistan. Hier werd met ontslag gedreigd als vrouwen naar de personeelsdienst stapten om een klacht neer te leggen.
In dezelfde fabriek werden enkele vrouwen die protesteerden tegen overwerk, bedreigd met overplaatsing naar een afdeling met meer mannen, zodat de kans op seksuele intimidatie nog groter werd.
Volgens HRW is ook verbaal misbruik heel gebruikelijk in veel landen.
Ongepaste vragen
In Myanmar getuigden vrouwen hoe ze afgesnauwd werden door hun managers als ze om propere toiletten vroegen; in India kregen vrouwen ongepaste vragen over hun seksuele leven als ze een pauze vroegen omdat ze last hadden van menstruatiepijn.
Andere vrouwen vertelden dat ze bang waren om officieel klacht neer te leggen over bepaalde praktijken. Zo waren er elf werkneemsters uit een fabriek in Zuid-India die samen een brief schreven naar de lokale vakbond. Hierin stond te lezen: “We moeten ondraaglijke misbruiken aanhoren op het werk … We zijn het beu om dit soort intimidaties te moeten ondergaan … We zijn naar de stad gekomen om geld te verdienen. Ook wij hebben zelfrespect en waardigheid … We willen gerechtigheid, is het onze schuld dat we arm zijn?”
Gebrek aan wetgeving
Landen als India en Pakistan hebben wetten over seksuele intimidatie op het werk, maar die worden slecht toegepast. Bovendien zijn er 59 landen die geen wetgeving hebben om met deze problematiek om te gaan op de werkvloer.
Bij afwezigheid van regelgeving voeren bedrijven sociale audits uit om de situatie in de fabrieken te kunnen inschatten. Dergelijke audits slagen er echter vaak niet in om adequaat om te gaan met gevallen van seksuele intimidatie en deze te melden.
Zo interviewen de auditoren bijvoorbeeld op de werkvloer zelf en doen ze combinaties van groeps- en individuele interviews. Door de medewerkers ter plekke te interviewen, heerst er zelden een sfeer van volledige vertrouwelijkheid. Ze worden ook willekeurig geselecteerd en hebben angst dat de managers er uiteindelijk zullen achter komen wie heeft deelgenomen aan de gesprekken.
Groepsinterviews maken het ook moeilijk voor vrouwen om vrijuit te spreken. Veel van de ervaringen die vrouwen zouden willen delen, blijven op die manier verborgen.
Audits
Van de vijftig auditrapporten die HRW heeft geanalyseerd, werd in een meerderheid geen melding van misbruik teruggevonden.
“Bedrijven die vertrouwen op sociale audits om seksueel misbruik vast te stellen, bevestigen hun eigen onwetendheid over de beperkingen van deze manier van controle en de maatregelen die nodig zijn om de problemen aan te pakken”, zegt Kashyap.
Ze benadrukt het belang voor bedrijven om “aan zelfreflectie te doen en de eigen werkwijze te verbeteren” door gespecialiseerde programma’s uit te werken en daar vrouwelijke werknemers bij te betrekken.
Meer druk, meer verbaal geweld
Volgens Kashyap is het ook opvallend dat verbale intimidatie toeneemt op piekmomenten van grote drukte. Hier kunnen ook de kledingmerken zelf een bijdrage leveren door de eigen inkooppraktijken onder de loep te nemen en ervoor te zorgen dat die niet tot dergelijke situaties leiden in de fabrieken waarmee ze samenwerken.
HRW dringt aan op een globale, nieuwe en bindende Internationale Arbeidsovereenkomst waarin zaken zoals geweld en intimidatie op het werk duidelijk zijn opgenomen.
“Een bindende overeenkomst zou overheden er veel meer toe aanzetten om ook zelf wetgeving te ontwikkelen en beter toe te zien op de uitvoering ervan”, zegt Kashyap.
Dit zou zowel voor de werknemers als voor de kledingbedrijven een goede zaak zijn, zegt ze. Ze hoopt dat de kwestie hoog op de agenda komt tijdens de volgende conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO), in juni dit jaar.
“Kledingfabrikanten kunnen zelf ook meer doen om dit soort problemen aan te pakken. Merken zullen sneller met mensenrechtenschendingen worden geassocieerd, zolang er geen wetgeving bestaat”, zegt Kashyap.