Etienne Tshisekedi, nationaal voorzitter van de belangrijkste Congolese oppositiepartij UDPS (Union pour la Démocratie et le Progrès Social) en presidentskandidaat, is op vrijdag 29 juli aangekomen in Lubumbashi, na een reis door Europa en de Verenigde Staten. De oppositieleider wil namelijk zijn nationale verkiezingscampagne starten in de hoofdstad van de Congolese koperprovincie Katanga.
Tshisekedi werd aan de luchthaven opgewacht door een menigte sympathisanten die hem vervolgens naar het stadscentrum begeleidde. Op zaterdag 30 juli heeft hij zijn aanhangers toegesproken tijdens een meeting op de Square Georges Arthur Forrest, vlakbij het Katangese parlementsgebouw. Een zichtbaar geëmotioneerde Tshisekedi riep op om samen te werken aan een sterk en verenigd Congo. Hij betoogde dat het land dood was door een gebrek aan patriotisme en raadde aan na te denken over wat een ieder te doen staat om Congo te redden. Het bezoek van de UDPS-leider aan Lubumbashi verloopt tot nu toe — tegen de pessimistische verwachtingen in — op vreedzame wijze.
Tshisekedi’s initiatief wordt immers om verschillende redenen door sommige Katangezen als een provocatie beschouwd. Niet alleen is Katanga de thuishaven van zijn grote rivaal Joseph Kabila (in 2006 stemde er ongeveer 90procent van de kiezers op de huidige president), het is bovendien de provincie waar in de eerste helft van de jaren negentig een grootschalige etnische zuivering plaatsvond die gericht was tegen de ingeweken Kasaïens.
Sinds die dramatische gebeurtenissen is Tshisekedi niet meer in Katanga geweest. De directe aanleiding van het etnische geweld in 1992 was de politieke machtsstrijd die zich in de nadagen van het Mobutu-regime afspeelde tussen Tshisekedi, toen reeds voorman van UDPS en afkomstig uit de provincie West-Kasaï, en de Katangese politicus Nguz Karl I Bond van UFERI (Union des Fédéralistes et des Républicains Indépendants), een partij met als belangrijkste programmapunt “Katanga aan de autochtone Katangezen”. Tshisekedi en Karl I Bond werden door Mobutu afwisselend tot eerste minister benoemd, waardoor het Katangese politieke landschap compleet polariseerde.
Heel wat Kasaïens die in Katanga leefden, steunden Tshisekedi op vaak triomfalistische wijze. Karl I Bond en zijn bondgenoot, de toenmalige gouverneur van de koperprovincie Kyungu Wa Kumwanza, maakten gretig van de situatie gebruik om zich op te werpen als de belangenverdedigers van de “autochtone” Katangezen en om een xenofobe politiek te voeren tegen de zogenaamde “allochtonen”, inwijkelingen uit andere regio’s van Congo. Vooral de Kasaïens moesten het ontgelden. Zij werden verantwoordelijk gesteld voor de economische crisis in de mijnprovincie, die in wezen het resultaat was van de kleptocratie van Mobutu en zijn entourage.
De Kasaïens waren door de migratie vanuit Kasaï bijzonder talrijk geworden in Katanga. Die (arbeids)migratie was in de jaren twintig van de vorige eeuw op gang gekomen, toen het Belgische koloniale mijnbouwbedrijf Union Minière op zoek moest gaan naar nieuwe arbeidskrachten om de productie te kunnen opdrijven. Migranten uit Kasaï slaagden erin om de maatschappelijke ladder op te klimmen en waren na verloop van tijd sterk vertegenwoordigd in de directies van de staatsbedrijven. Vooral gouverneur Kyungu , lid van het Luba-volk (de grootste etnische gemeenschap in Katanga), moedigde zijn medestanders door middel van haattirades aan om de Kasaïens massaal te verjagen. Tot vandaag proberen Congolese mensenrechtenorganisaties (overigens tevergeefs) om Kyungu, die momenteel voorzitter van het Katangese parlement is, voor het gerecht ter verantwoording te roepen.
Het bezoek van Tshisekedi is dus zowel om politieke als symbolische redenen opmerkelijk en roept bij voor- en tegenstanders heel wat emoties op. In mei van dit jaar eiste diezelfde Kyungu, geheel in de onverdraagzame stijl van de jaren negentig, het vertrek van de Kasaïens uit Katanga, en raadde hij hen aan zich met het oog op de verkiezingen van november 2011 te laten registreren in de Kasaï-provincies (Le Potentiel, 06/06/2011). Meer in het algemeen verkondigde hij op 25 mei in Kolwezi dat zij die van elders afkomstig zijn enkel welkom zijn in Katanga als ze op Kabila stemmen, zo niet dan kunnen ze beter opkrassen.
Begin juli verzette hij zich nog tegen de komst van Tshisekedi, maar uiteindelijk heeft hij toch ingebonden en het bezoek node aanvaard. Kyungu is dan wel geen lid van de PPRD (Parti Populaire pour la Reconstruction et le Développement), de partij van president Kabila, hij behoort wel tot dezelfde etnische gemeenschap: Kabila is namelijk langs vaders zijde (de vermoorde president Laurent-Désiré Kabila) ook een Luba. BALUBAKAT, de sociaal-culturele vereniging die het Katangese Luba-volk vertegenwoordigt, had overigens reeds de toon gezet tijdens een heus verkiezingscongres dat begin februari in de Noord-Katangese stad Kamina heeft plaatsgevonden. De vereniging riep toen alle Luba in Katanga op om over de partijgrenzen heen op Kabila te stemmen bij de komende presidentsverkiezingen.
Ook de burgemeester van Lubumbashi Jean Oscar Sanguza, een trouwe partijgenoot van Kabila, had aanvankelijk elke publieke manifestatie in zijn stad verboden, zogenaamd uit veiligheidsoverwegingen. Uiteindelijk ging ook hij overstag. Gouverneur Moïse Katumbi tenslotte lijkt in niet geringe mate bijgedragen te hebben tot het ordelijke verloop van Tshisekedi’s bezoek, door de bevolking op te roepen tot kalmte, het xenofobe discours te veroordelen en publiekelijk te verkondigen dat Tshisekedi als Congolees het recht heeft zich overal in Congo vrij te bewegen en zijn militanten in deze verkiezingsperiode om het even waar te ontmoeten (Le Potentiel, 28/07/2011). Katumbi is dan wel lid van de PPRD, zijn relatie met de president is sinds enige tijd getroebleerd. Kwatongen beweren dat Kabila moeite heeft met de enorme populariteit die de gouverneur in Katanga geniet.