Verdeling olierijkdom zet Zuid-Sudanese vrede onder druk
Noel King, IPS
21 oktober 2005
De oorlog in het zuiden is niet voorbij. Hij is alleen geniepiger geworden, zegt Farouq Kam, een Sudanese geoloog. De olierijkdom van Zuid-Sudan blijft de inzet van een machtsstrijd die makkelijk tot een nieuwe brand kan uitslaan.
In januari sloten de islamitische regering in Khartoem en de rebellen uit het christelijke en animistische zuiden van het land een vredesakkoord dat een einde maakte aan een burgeroorlog van meer dan 20 jaar. De rebellen in het zuiden verzetten zich tegen de religieuze dominantie van de islamitische bestuurders in Khartoem, maar ook tegen de economische achterstelling van het zuiden.
De vredesovereenkomst moet daar verandering in brengen. Het verdrag stelt dat de helft van de opbrengst van de Sudanese olie naar de nieuwe regionale regering in het zuiden van het land moet gaan. 48 procent is voor de federale regering, en twee procent gaat rechtstreeks naar de olieproducerende gebieden. Die liggen bijna allemaal in het zuiden van het land.
De rebellen van de Sudanese Volksbevrijdingsbeweging (SPLM) maken ook deel uit van de federale overgangsregering die eind vorige maand werd ingezworen. Maar de nationale Congrespartij van president Omar Hassan Ahmad al-Bashir heeft er voor gezorgd het ministerie van Energie en Mijnbouw in handen te houden, dat verantwoordelijk is voor de exploitatie van de olievelden.
Veel mensen in Zuid-Sudan ergeren zich daaraan. Ze vrezen dat de federale regering het zuiden het afgesproken deel van de olierijkdom nooit zal gunnen. De Nuers, een etnische groep die in de oliegebieden leeft, hebben hun zorgen daarover onlangs zelfs in een persmededeling bekend gemaakt. De geoloog Kam, die afkomstig is uit de olierijke deelstaat Bentiu, is ook een Nuer.
Zelfs de grootste optimisten geven toe dat de geheimdoenerij rond de olie-industrie problematisch is. De overheid maakt geen cijfers bekend over de olieproductie. Zelfs academici in het zuiden van het land kunnen niet achterhalen hoe het ministerie van olie werkt, wat er in de contracten staat die werden afgesloten met buitenlandse maatschappijen en waar de Sudanese olie precies wordt verkocht. Transparantie is er niet, en dus doen ze wat zij willen, en niet wat de mensen willen, zegt Edriss Yousif Ahmad, een voormalig parlementslid en nu ondervoorzitter van een actiegroep in de conflictprovincie Darfur in het westen van het land.
De meeste olievelden liggen in oorlogsgebieden en vallen dus onder het gezag van het Sudanese leger. Je kan er niet zomaar rondlopen, zegt Abendego Akok, het hoofd van het Centrum voor Vredes- en Rechtvaardigheidsstudie aan de Juba-universiteit in Khartoem. Er werken ook nauwelijks Zuid-Sudanezen in de olie-industrie, vult de geoloog Kam aan. Zeker geen ingenieurs, en zelfs arbeiders uit het zuiden worden niet aangeworven.
In het vredesakkoord staat dat de regering en de SPLM gemengde commissies zullen oprichten om de regering te controleren en corruptie te verhinderen. Maar die commissies kunnen maar opgericht worden als het regionale bestuur in het zuiden helemaal op poten staat. Bovendien worden de leden niet verkozen, maar aangeduid door de president en door Salva Kiir Mayardit, vice-president en leider van de SPLM. Dat doet sommigen twijfelen aan de legitimiteit van die waakhonden.
De spanningen kunnen de komende jaren hoog oplopen. Volgens het vredesverdrag zullen de Zuid-Sudanezen over zes jaar in een referendum kunnen beslissen of ze deel blijven uitmaken van Sudan of een onafhankelijke staat gaan vormen. Dan zou Khartoem helemaal geen aanspraak meer kunnen maken op de olierijkdommen. Bovendien hebben kleinere milities in het zuiden het vredesverdrag niet ondertekend - zij hebben de wapens nog niet neergelegd. De verschillend volken in het zuiden schieten ook nog altijd niet zo goed met elkaar op. En dan is er de crisis in Darfur in het westen van het land, waar een ander conflict sinds 2003 al zeker 200.000 doden heeft gemaakt. (PD/MM)