Verzet tegen CAFTA ongebroken
Manuel Bermúdez
07 augustus 2005
Tegenstanders in Midden-Amerika hebben zich allerminst neergelegd bij het vrijhandelsverdrag tussen hun landen en de VS. In de VS is de ratificatie van het CAFTA-verdrag nu rond, maar Costa Rica, Nicaragua en de Dominicaanse Republiek zijn nog niet zo ver. Naast oppositiepartijen, vakbonden en kleine boeren tekenen ook hoogwaardigheidsbekleders uit de Katholieke Kerk voorbehoud aan.
In de drie landen die het verdrag nog niet hebben geratificeerd, moet de regering afrekenen met fel verzet van de oppositie. In de Dominicaanse Republiek draait het debat om de belastinghervormingen die producenten moeten helpen de daling van de invoertarieven te overleven, en om garanties voor de sociale zekerheid. De Dominicaanse Revolutionaire Partij, de grootste oppositiepartij die in de senaat over een absolute meerderheid beschikt, zegt dat ze het CAFTA-verdrag niet zal goedkeuren zonder een bevredigend akkoord over die twee punten. Maar de regering heeft nog geen plan klaar om de toekomst van de sociale zekerheid veilig te stellen.
In Nicaragua blijft de voormalige president en oppositieleider Daniel Ortega erbij dat het verdrag voor de meerderheid van de Nicaraguanen meer nadelen dan voordelen inhoudt. Hij eist een referendum over de zaak. Het Nicaraguaanse parlement gaat op 15 augustus op reces, en het lijkt onwaarschijnlijk dat er daarvoor een vergelijk wordt gevonden. De regering wil de knoop zo snel mogelijk doorhakken, maar heeft de steun nodig van al haar bondgenoten om dat te kunnen doen.
In Costa Rica vindt president Abel Pacheco dat er geen haast bij is om het verdrag ter stemming voor te leggen. Half juli benoemde Pacheco een expertencommissie, en die kreeg twee maanden de tijd om een advies uit te brengen. Albino Vargas, secretaris-generaal van de overheidsvakbond Asociación Nacional de Empleado Públicos, maakt zich sterk dat de sociale bewegingen in Costa Rica de ratificering zullen kunnen tegenhouden.
Volgens de Amerikaanse president Bush, die het ratificatiebesluit dinsdag ondertekende nadat het op 28 juli in het Huis Van Afgevaardigden met de hakken over de sloot was gekomen, zullen de CAFTA-afspraken de economische groei in alle betrokken landen bevorderen en de democratisering in Midden-Amerika steunen.
In Centraal-Amerika zien veel mensen dat anders. In Guatemala en Honduras leidde de ratificatie tot hevige onlusten. Zakenlui die profijt denken te doen bij de betere toegang tot de Amerikaanse markt zijn voor het CAFTA-verdrag, maar kleine boeren en sociale organisaties vrezen dat de Midden-Amerikaanse economie weggeveegd wordt door de Amerikaanse bedrijven.
Ook de Katholieke Kerk waarschuwt voor de ongewenste gevolgen van het vrijhandelspact tussen de enige supermacht in de wereld en een verarmde regio met amper 38 miljoen inwoners. De zes partnerlanden van de VS hebben samen een bruto binnenlands product dat iets meer dan een half procent bedraagt van het Amerikaanse.
De Hondurese kardinaal Oscar Andrés Rodríguez vindt dat er compensatiemaatregelen nodig zijn om de onvermijdelijke negatieve uitwerkingen op te vangen. De Costaricaanse aartsbisschop Hugo Barrantes onderstreepte op 2 augustus in een homilie dat Midden-Amerika een maatschappij moet worden waarin niemand gemarginaliseerd wordt. Dat lijkt moeilijk verenigbaar met de toenemende internationale concurrentie waarvoor het CAFTA-verdrag zal zorgen.
De tegenstanders voeren aan dat de VS het meeste baat zullen hebben bij het verdrag. Ongeveer 80 procent van wat de Dominicaanse Republiek en de landen van Midden-Amerika uitvoeren, gaat naar de VS. Op de meeste van hun exportgoederen moeten de betrokken landen in de VS nu al geen importtarieven meer betalen. Dat is te danken aan het Caribbean Basin Initiative (CBI) van de VS in 1984. Maar die overeenkomst eindigt in 2007. Aan het nieuwe CAFTA-akkoord zit geen einddatum. Maar het is wel wederkerig: Amerikaanse exporteurs krijgen in de toekomst ook vrij baan op de Midden-Amerikaanse markt.
Er zijn vooral garanties nodig om te vermijden dat de arbeidsvoorwaarden en bescherming van werknemers in Midden-Amerika verder verslechteren, zegt Omar Salazar, de directeur van de Asociación de Servicios para la Promoción Laboral. Dat is een niet-gouvernementele organisatie in Costa Rica die opkomt voor de rechten van werknemers. Volgens Salazar wordt de bestaande arbeidswetgeving in Centraal-Amerika nu al nauwelijks afgedwongen. Dat dreigt nog erger te worden als de CAFTA-landen elkaar nog heviger gaan beconcurreren om Amerikaanse investeerders aan te trekken.
Het CAFTA-verdrag zal volgens de tegenstanders ook de soevereiniteit van de kleine partnerlanden uithollen. Salazar vraagt zich bijvoorbeeld af of Costa Rica zal kunnen blijven vasthouden aan het overheidsmonopolie op verzekeringen, een bepaling die nu is opgenomen in de Costaricaanse grondwet.
Verder dwingt het CAFTA-verdrag de Midden-Amerikaanse landen ook strenger toe te zien op het respecteren van internationale patenten. Artsen zonder Grenzen vreest dat de prijs van geneesmiddelen in Midden-Amerika daardoor zal stijgen.
Het CAFTA-verdrag zal in werking treden op 1 januari in de landen die het verdrag geratificeerd hebben. De overige landen hebben twee jaar de tijd om voor de nodige parlementaire goedkeuring te zorgen. (PD)