'VN minimaliseren ontbossing' - rapport
Stephen Leahy
23 september 2003
Het gaat wereldwijd veel harder met
de ontbossing dan de officiële VN-statistieken laten zien. Dat zegt een
onderzoeksproject van 150 internationaal gerenommeerde wetenschappers die
vandaag (dinsdag) een rapport presenteren over de wereldwijde ontbossing.
De kaalslag is in de eerste plaats te wijten zijn aan de corruptie van
nationale en lokale overheden.
De ontbossing in de tropen gaat minstens aan hetzelfde tempo door als in
de jaren 70, en mogelijk zelfs sneller, zegt Matti Palo, professor
bosbouweconomie aan het Fins Instituut voor Bosbouwonderzoek. Palo maakt
deel uit van het WSFE-project, een grootschalig onderzoeksproject onder
auspiciën van de Verenigde Naties, Finland en de Europese Unie waaraan
sinds 1996 zo’n 150 wetenschappers uit Noord en Zuid deelnemen. De
resultaten worden vandaag voorgesteld op het World Forest Congress in het
Canadese Quebec. Het congres is het belangrijkste in zijn soort en wordt om
de zes jaar gehouden.
Het rapport van de WFSE-onderzoekers sluit zich aan bij een kritiek die het
World Resource Institute al eerder formuleerde: de officiële statistieken
over de wereldwijde ontbossing, afkomstig van de FAO, geven een vertekend
beeld. De Voedsel- en Landbouworganisatie van de VN publiceerde in 2001 het
rapport ‘Global Forest Resources Assessment 2000’, het meest omvattende
onderzoek ooit over de ontbossing. De conclusie luidde dat de wereld
vijfhonderd miljoen hectare meer bossen kende dan tien jaar geleden.
De FAO kwam tot die verrassende conclusie omdat het in 2000 een veel
ruimere definitie van het begrip ‘bos’ hanteerde dan in 2000. In de
FAO-statistieken van 1990 werd een bos gedefinieerd als een verzameling
bomen van meer dan zeven meter hoogte, waarvan de kruinen meer dan 20
procent van de oppervlakte bedekken en dat over een minimum oppervlakte van
100 hectare. In 2000 werden die criteria verruimd tot respectievelijk zeven
meter, 10 procent van de oppervlakte en 0,5 hectare. Een ander verschil is
dat de FAO sinds 2000 ook plantages opneemt in de statistieken. Als
wetenschapper ben ik bezorgd dat de waarheid zo verdoezeld wordt, zegt
Palo. Die luidt dat de resterende biodiversiteit in deze wereld vooral in
tropische oerwouden schuilt en dat de situatie daar sterk achteruit is gegaan.
Peter Holmgren, de directeur van de onderzoeksprogramma’s van de FAO, geeft
toe dat de vergelijking tussen 1990 en 2000 mank loopt. De FAO verbergt
niets. Het is geen geheim dat de definities gewijzigd werden. In 2005 komt
er een nieuwe tussentijdse evaluatie, en de conclusie daarvan valt nu al te
voorspellen, zegt Holmgren: Je kan gerust stellen dat de natuurlijke
bosbestanden in de wereld snel teruglopen.
Intussen zijn de wetenschappers van het WSFE-project misnoegd met het werk
van de FAO: de indruk wordt gewekt dat het wereldwijd beter gaat met de
bossen, terwijl het omgekeerde het geval is.
De wereldwijde ontbossing heeft twee grote oorzaken, zegt het onderzoek
World Forests, Society and Environment (WFSE): staatseigendom en corruptie.
Vier vijfde van de bossen zijn eigendom van de overheid en die houdt in
veel landen een uitverkoop tegen dumpingprijzen.
Rusland - het land met voorlopig nog de meeste bossen ter wereld heeft - is
daar en goed voorbeeld van: het hout wordt daar gemiddeld verkocht tegen
één dollar per kubieke meter, terwijl buurland Finland gemiddeld 25 dollar
vraagt. Ook in Brazilië, Canada, Indonesië, Maleisië en de Verenigde Staten
is de houtprijs te laag om duurzaam te zijn.
In veel ontwikkelingslanden wordt de uitverkoop in de hand gewerkt door
regelrechte corruptie, waarbij smeergeld de illegale houtkap tot een
dagdagelijkse praktijk maakt. In de ontwikkelingslanden doen de bossen in
openbaar bezit een soort vicieuze cirkel ontstaan: te lage prijzen,
corruptie en ontbossing stimuleren elkaar. Die kan alleen doorbroken
worden als milieuorganisaties en machtige instellingen als de Wereldbank en
de FAO die landen onder druk zetten om te hervormen, zegt Palo. WFSE
beveelt een decentralisering van het bosbeheer aan en de privatisering van
wouden, maar enkel in landen waar de corruptie niet te erg is. Anders wordt
de remedie erger dan de kwaal. Indonesië is daar een goed voorbeeld van:
sinds het beheer van de bossen daar nu in handen is van 300 lokale
regeringen gaat de ontbossing daar sneller dan voorheen.