Bedenkelijke meetmethodes stellen evolutie te gunstig voor
Armoede in de wereld veel groter dan gedacht
IPS
08 juli 2020
Een rapport aan VN-Mensenrechtenraad trekt de wereldwijde armoedecijfers in twijfel. Bedenkelijke meetmethodes stellen evolutie te gunstig voor, zegt rapport. De armoede is veel groter dan meestal wordt aangenomen.
roegere metingen hebben de evolutie van de armoede te gunstig voorgesteld.
© Wereldbank
Volgens het rapport is alleen het aantal mensen dat in extreme armoede leeft de afgelopen dertig jaar licht is afgenomen. De realiteit is dat miljarden mensen amper kansen krijgen, talloze vernederingen moeten ondergaan, honger lijden, te arm zijn om toegang te krijgen tot de fundamentele mensenrechten, en vroegtijdig sterven.
Het document is opgesteld door de Australische jurist Philip Alston, tot april de speciale VN-rapporteur voor extreme armoede en mensenrechten. Hij is het niet eens met de conclusies van onderzoek door de Wereldbank, dat een daling van de extreme armoede ziet van 1,89 miljard mensen in 1990 tot 736 miljoen in 2015.
Internationale armoedegrens
De Verenigde Naties, zegt Alston, vertrekken van de internationale armoedegrens, het referentiepunt dat door de Wereldbank wordt gebruikt, en trekken die door in hun belangrijkste ontwikkelingsprogramma’s, de Millenniumdoelstellingen, met deadline in 2015, en de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen, met deadline in 2030.
Volgens de methode van de Wereldbank heeft Thailand een armoedecijfer van 0,0 %, terwijl de nationale index een armoedecijfer van 9,9 procent aangeeft.
Het probleem is dat die internationale armoedegrens een gemiddelde van armoedegrenswaarden is die door enkele van de armste landen ter wereld worden gebruikt, waarvan de meeste in Afrika ten zuiden van de Sahara, merkt de rapporteur op.
Het gaat om een absolute maatstaf, met een constante waarde. In tegenstelling tot de armoedegrens die in veel landen wordt gebruikt, is die niet gebaseerd op een directe inschatting van de kosten van essentiële behoeften, benadrukt Alston in het rapport, dat de Mensenrechtenraad bespreekt tijdens zijn bijeenkomst van 30 juni tot 17 juli.
Thailand
Volgens de methode van de Wereldbank heeft Thailand een armoedecijfer van 0,0 procent, terwijl de nationale index een armoedecijfer van 9,9 procent aangeeft. Op dezelfde manier ga je in de Verenigde Staten van 1,2 procent naar 12,7 procent armoede, in Zuid-Afrika van 18,9 procent naar 55 procent, en in Mexico van 1,7 procent tot 41,9 procent, aldus het rapport.
Regeringen en multilaterale instellingen zien een vooruitgang in de uitbanning van armoede die in werkelijkheid niet bestaat, betoogt Alston. De Australiër heeft een groot deel van zijn academische carrière in de Verenigde Staten doorgebracht en geeft momenteel les aan de rechtsfaculteit van Universiteit van New York.
Covid-19-pandemie
De expert gaat ook in op de andere bedreigingen, onder meer de covid-19-pandemie, de diepe economische recessie, de verwoestende klimaatverandering, extreme ongelijkheden en uitbarstingen van racisme in veel landen.
Covid-19 zal meer dan 70 miljoen extra mensen in extreme armoede duwen en honderden miljoenen mensen in werkloosheid en armoede, stelt Alston, op basis van gegevens van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO). Volgens gegevens van Wereldvoedselprogramma (WFP) stijgt het aantal mensen met een acuut hongerrisico tot 250 miljoen. Het gaat om oude uitdagingen die lang genegeerd zijn door veel regeringen, economen en rechtenactivisten, aldus Alston.
5,50 dollar per dag
De wereldeconomie is sinds het einde van de Koude Oorlog verdubbeld en toch moet de helft van de wereld met minder dan 5,50 dollar per dag rondkomen, terwijl de voordelen van de groei grotendeels naar de rijksten gaan.
Alston vraagt fiscale rechtvaardigheid waardoor regeringen over de nodige middelen beschikken om sociale bescherming te organiseren. Hij herinnert eraan dat transnationale bedrijven in 2015 ongeveer 40 procent van hun winst naar belastingparadijzen hebben versluisd, terwijl de wereldwijde belastingsgemiddelde gedaald is 40,38 procent in 1980 naar 24,18 procent in 2019.
Privatisering als ideologie
‘erken dat privatisering in wezen een ideologie is. Het is geen economisch beleid.’
De Australische jurist toonde zich bij eerdere gelegenheden een voorstander van staatsparticipatie in de economie.
Op 20 mei vroeg hij tijdens een seminar van het Transnational Institute, een denktank in Amsterdam, “’te erkennen dat het privatisering in wezen een ideologie is. Het is geen economisch beleid. Het is een overtuiging dat regeringen zich afzijdig moeten houden en dat de privésector de show leidt.”
“De regeringen wassen de handen in onschuld wanneer het over hun mensenrechtenverplichtingen gaat en dragen de meest relevante thema’s over aan de privésector.”
Weinig vooruitgang met SDG’s
Over wat er na de huidige pandemie zal komen, zei Alston toen dat hij VN-secretaris-generaal António Guterres en andere commentatoren hoort zeggen dat het tijd is om “terug te gaan naar de SDG’s en ze serieus te nemen.”
‘Armoede is ook een kwestie van machteloosheid, van institutioneel en sociaal misbruik en van discriminatie.’
“Ik ben niet graag een ontkenner, maar de realiteit is dat de SDG’s niet veel vooruitgang hebben geboekt. Het lijkt er niet op dat ze de fundamentele doelen hebben bereikt. En ze zijn grotendeels afgeleid naar de privésector. Kijk naar wat de secretaris-generaal en anderen, ook de Wereldbank, zeggen: ‘We kunnen dit als regeringen niet waarmaken. Het is te duur. Het moet door de privésector beheerd worden.’”
Die houding van de VN is “niet logisch”, stelde Alston. “Ze geven gewoon toe. Als ik van de privésector was, dan zou ik niet geïnteresseerd zijn in de armste 20 procent van de bevolking, ik zou me alleen bezighouden met het maken van winst. Er zijn maar weinig voorbeelden van de privésector die in het algemeen belang handelt. We mogen er niet op vertrouwen dat dit spontaan gebeurt.”
Olivier De Schutter
Het verslag van Alston werd gepresenteerd door zijn opvolger, de Belgische jurist Olivier De Schutter, professor aan de Université Catholique de Louvain (UCL) en het Parijse Instituut voor Politieke Studies.
“Ik ben blij met dit rapport”, zei De Schutter. “Het illustreert dat armoede niet alleen een kwestie van lage inkomens is. Het is ook “een kwestie van machteloosheid, van institutioneel en sociaal misbruik en van discriminatie. Het is de prijs die we betalen voor samenlevingen die mensen uitsluiten waarvan de bijdragen niet worden erkend.”
“Het uitbannen van armoede betekent inclusieve samenlevingen bouwen die evolueren van liefdadigheid naar emancipatie die op rechten is gebaseerd.”