Voedselcrisis zet arme Salvadoranen op dieet
Raúl Gutiérrez
22 mei 2008
Minder eten: dat is het enige antwoord dat arme Salvadoranen kunnen bedenken op de voedselcrisis. Rijst, bonen, tortilla’s, melk, eieren en brood zijn zo duur geworden dat er in arme gezinnen minder en slechter eten op tafel komt. De nationale ombudsman voor de mensenrechten vindt dat de regering de noodtoestand moet uitroepen.
“Wat ik vroeger voor 200 dollar kon kopen, kost nu 300 dollar”, klaagt Francisco García, een 29-jarige bediende. “Voor het bedrag waarvoor je vroeger een liter melk kreeg, koop je nu nog een halve liter. We eten minder dan we gewoon waren”, vertelt hij terwijl hij staat te wachten aan een bushalte in het centrum van de hoofdstad San Salvador.
Op het platteland, waar de mensen nog veel armer zijn, is de situatie ernstig, zegt Carlo Scaramella, de vertegenwoordiger van het Wereldvoedselprogramma (WFP) in het Midden-Amerikaanse land. Zijn organisatie onderzoekt de gevolgen van de voedselcrisis in El Salvador, Guatemala, Honduras en Nicaragua. “Mensen kunnen vandaag nog maar de helft kopen van wat ze zich vorig jaar konden veroorloven”, schat Scaramella. De prijzen van maïs, bonen en rijst, de basisingrediënten van een eenvoudige maaltijd in El Salvador, zijn volgens hem verdubbeld. “Mensen kunnen niet meer voldoende te eten kopen en eten niet meer gevarieerd genoeg.”
De statistieken van het Salvadoraanse Centrum voor de Bescherming van de Consument (CDC) zijn minder extreem maar nog altijd alarmerend. Het CDC schat dat een gezin van vier op het Salvadoraanse platteland in maart 123 dollar (78 euro) nodig had voor alle levensnoodzakelijke inkopen, 22 dollar meer dan in april 2007. Vorig jaar steeg de prijs van een pond bonen van 50 dollarcent (32 eurocent) naar 84 dollarcent (53 eurocent). Voor arme gezinnen zijn dergelijke prijsstijgingen dramatisch: ze geven meer dan de helft van wat ze verdienen uit aan eten.
Afgetakelde landbouwsector
Experts schrijven de internationale stijging van de voedselprijzen toe aan de hoge olieprijzen, de stijgende vraag in India en China en het gebruik van maïs en soja als grondstof voor biobrandstoffen. El Salvador betaalt nu de prijs voor de liberalisering van zijn landbouwsector in de jaren 90. Het argument toen luidde dat het goedkoper was voedsel te importeren dan het zelf te produceren. Door dat beleid takelde de Salvadoraanse landbouw af.
Oscar Humberto Luna, de Salvadoraanse ombudsman voor de Mensenrechten, vindt dat de regering een nationale commissie op de been moet brengen om de Salvadoraanse landbouw weer uit het slop te helpen.
Carmen Elena Díaz, de presidentiële commissaris voor de Landbouw, kondigde al aan dat de regering 115 miljoen dollar (73 miljoen dollar) zal investeren om kleine boeren aan te moedigen meer te produceren. Ze zal ook 350.000 zakken kunstmest en verbeterd zaaizaad ter beschikking stellen.
President Antonio Saca zette twee weken geleden een commissie op om nog meer antwoorden op de voedselcrisis te verzinnen, maar deed meteen uitschijnen dat hij daar niet al te veel van verwacht. De regering zal de prijzen van propaangas - een belangrijke brandstof in de Salvadoraanse huishoudens – en stroom blijven subsidiëren, beloofde de president, maar verder zullen de Salvadoranen “de broekriem moeten aanhalen”.
Onder de arme Salvadoranen zorgt die uitspraak voor onvrede. “Het is absurd mensen te vragen nog minder te eten”, zegt de hoogzwangere Giorgina Díaz.