'Vroege verkiezingen kunnen rampzalig uitdraaien'(VN)
Stephen Leahy
19 oktober 2004
Misschien is het heel onverstandig om de Irakezen begin volgend jaar al naar de stembus te laten trekken. Het valt ook nog te bezien of de voorbije verkiezingen in Afghanistan niet veel te vroeg zijn gekomen. Overijlde verkiezingen in andere conflictgebieden hebben in elk geval meer kwaad dan goed gedaan. Dat blijkt uit een bundeling van enkele studies die maandag bij de Universitaire Uitgeverij van de Verenigde Naties zijn verschenen.
Gelet op de ervaringen die in ‘De rol van de VN bij de bevordering van democratie’ worden beschreven, is Irak waarschijnlijk nog niet klaar voor een stembusgang. Die is nog steeds gepland voor 31 januari 2005, maar de Iraakse president Ghazi Yawar zegt dat de datum nog kan verschoven worden, afhankelijk van de veiligheidssituatie in het land.
Vroege verkiezingen in Angola en Bosnië hebben bestaande spanningen in die landen doen toenemen, de aanhang van extremisten doen groeien en tot een stemgedrag geleid dat de fronten tijdens de burgeroorlog weerspiegelde. Daardoor bleef de macht van de oude elites er grotendeels bewaard, schrijven de samenstellers van het boek. Ze bestuderen het verloop en de effecten van door de VN begeleide verkiezingen in landen als Namibië, Mozambique, Kosovo, Oost-Timor en Afghanistan.
De verkiezingen in Oost-Timor, Kosovo en Afghanistan zijn nog te recent om uitspraken toe te laten, zegt Benjamin Reilly, een politicoloog van de Australische Nationale Universiteit die aan het boek meewerkte. Maar toch bevelen de samenstellers alvast aan geen verkiezingen te organiseren in crisisregio’s voordat de wapens er minstens twee jaar hebben gezwegen. Dat biedt voldoende tijd om de mensen voor te bereiden op de stembusgang en voor de nodige institutionele omkadering te zorgen.
Door een slechte timing of onvoldoende voorbereiding kunnen verkiezingen het tegendeel bewerken van wat gepland is: dan wakkeren ze tegenstellingen en de chaos aan en draaien ze de klok terug in het democratiseringsproces. “Verkiezingen vormen de hoeksteen van democratisering, maar ze kunnen het proces ook naar de vaantjes helpen,” zegt Reilly.
Volgens Roland Rich, een andere medewerker van de Australische Nationale Universiteit die ook tot het boek bijdroeg, is de aanvaarding van de democratie in landen die daar geen recente ervaringen mee hebben, zelfs “een zaak van generaties”. Daarom heeft de internationale gemeenschap volgens Rich ook nog jaren werk voor de boeg in Afghanistan. “Een overgangsverkiezing als die in Afghanistan staat nog helemaal niet gelijk met democratie”, stelt Rich. “Je kan verkiezingen niet gebruiken als exit-strategie.”
Dat wordt onder meer bewezen door de situatie in Oost-Timor. De VN bleef er nog een hele tijd aanwezig na de eerste verkiezingen in augustus 2001, maar de democratie werkt er nog altijd verre van perfect. De veiligheidssituatie is verbeterd, maar het bestuur van het land wordt gedomineerd door één partij.
Irak is volgens Rich nog lang niet klaar voor verkiezingen. Een stembusgang maakt er volgens hem alleen kans op slagen als die door de VN wordt begeleid en de indruk wordt vermeden dat de VS achter het gebeuren zitten. Maar zelfs de inbreng van de VN biedt geen garanties. Volgens het boek hebben de VN tot hiertoe enkel overtuigende successen geboekt bij het uit de grond stampen van democratische structuren in landen met een geringe bevolking, zoals bijvoorbeeld Namibië. In landen die dichter bevolkt zijn, zoals Cambodja, hebben de inspanningen van de VN voorlopig niet tot een democratische cultuur geleid. (PD)