Zes op tien Vlamingen wil zware terreinwagens verbieden
Alma De Walsche en John Vandaele
27 januari 2010
Een op twee Vlamingen vindt dat er een CO2-taks op vleesconsumptie mag komen, zes op tien wil zware terreinwagens verbieden en zeven op tien vindt dat politici veel te traag reageren. Vlaanderen denkt groen, zo blijkt uit een enquête over de klimaatcrisis die MO* liet uitvoeren.
Zeven op tien ondervraagden vindt dat het politieke besluitvormingsproces te traag gaat en dat een regering van specialisten nu dwingende maatregelen moet opleggen in plaats van er in parlementen over te debatteren. Minder dan een op vijf houdt vast aan het democratische beslissingsproces.
Hans Bruyninckx, professor Internationaal Milieubeleid aan de KU Leuven en voorzitter van de Bond Beter Leefmilieu, is niet verbaasd over dit resultaat. Het zegt volgens hem iets over hoe Vlamingen het politieke bedrijf waarnemen: moeizame en trage besluitvorming. Maar volgens Bruyninckx is de score ook een uiting van het geloof van vele mensen in specialisten.
Hij vindt dat klimaatbeleid best vertrekt vanuit een langetermijnvisie, gestuurd door deskundigen. Het nadeel is dan wel dat de afstand met de burger groter is. Voor een ecodictatuur is Bruyninckx zeker niet te vinden: ‘We mogen de samenleving niet overlaten aan technocraten en wetenschappers. We hebben politici om beleid te maken. Ook op wereldvlak is er nood aan een systeem van global governance dat niet minder maar meer democratisch wordt, meer representatief.’
Peter Tom Jones, milieudeskundige aan de KU Leuven en co-auteur van het boek Terra Reversa, is aangenaam verrast door het groot aantal voorstanders van een specialistenregering. ‘In Nederland staat men al veel verder in die richting. Je geraakt gewoon niet vooruit als je zoals in België, om de twee jaar, alles van verkiezingen moet laten afhangen.
Eenmaal de hoofdlijnen door de politiek zijn vastgelegd, kan je de uitwerking beter overlaten aan een transitie-arena van betrokkenen in een bepaalde sector. In Nederland wordt bijvoorbeeld met de boerenorganisaties onderzocht hoe men kan werken aan een groot aanbod van plantaardige eiwitten of hybride vlees. De overheid promoot er ook actief Donderdag Veggiedag. Daar kunnen wij alleen maar van dromen.’
43 procent vindt dat opkomende derdewereldlanden zoals India en China dezelfde inspanningen moeten leveren als rijke industrielanden. 44 procent vindt van niet.
Het voorstel van de VN dat in Kopenhagen ter discussie lag, stelde als uitgangspunt dat de groeilanden hun emissies tegen 2020 met 15 tot 30 procent zouden inperken ten opzichte van hun gewone doorgroeiritme (business as usual). Dat voorstel is niet aanvaard. China, India en Brazilië hebben wel beloofd om hun groei minder CO2-intensief te maken.
Sunita Narain, directrice van het Centre for Science and Environment in New Delhi, India: ‘Laat ons duidelijk wezen: onder het Kyotoprotocol en de Klimaatconventie heeft India niet de verplichting om bijdragen te leveren. India heeft het recht om te vervuilen. Maar wij begrijpen wel dat ook wij bijdragen moeten leveren. India heeft voorgesteld om tegen 2020 zijn economie 20 procent minder energie-intensief te maken. Dat is een substantieel verschil ten opzichte van business as usual, en het gaat ons ook geld kosten. We vragen hiervoor ook geld en technologie, zodat we de transitie kunnen maken.’
Een op drie vindt dat Europa milieuvluchtelingen uit zwaar getroffen derdewereldlanden moet opvangen. 49 procent is het niet eens met die stelling.
Hans Bruyninckx: ‘Ik begrijp dit cijfer wel. Mensen denken: “Het is hier al zo vol en moeten wij die dan ook nog opvangen?” Het is de reflectie van hoe mensen de asielproblematiek aanvoelen. De voorspellingen over de klimaatvluchtelingen liggen heel ver uit elkaar. Tussen de 100 miljoen en 1 miljard tegen 2050. Dat zijn geen schattingen maar gissingen. Het VN-Klimaatpanel voorspelt effectief een verdroging van het mediterrane bekken.
Als vervolgens een migratiegolf op gang komt, kunnen wij ons daar onmogelijk van af maken. De huidige internationale afspraken over vluchtelingen, vastgelegd in de Conventie van Wenen, zijn niet meer aangepast aan de wereld van vandaag. Maar het is zeer moeilijk om die conventie te veranderen. Het beste vluchtelingenbeleid is preventief en bestaat erin mensen ter plekke te helpen zich aan te passen aan de omstandigheden.
Op de klimaatconferentie in Kopenhagen benadrukte VN-Hoog Commissaris voor de Vluchtelingen Antonio Guterres de nood aan nieuwe instrumenten om de mensen op te vangen die door klimaatomstandigheden verplicht moeten migreren. ‘Op dit ogenblik bestaat er een statuut om staatloze individuen op te vangen, maar niet om hele groepen op te vangen wiens land of regio bijvoorbeeld onbewoonbaar geworden is.
Hoe omgaan met die groepsidentiteit en verschillende nationaliteit? Daarnaast bestaat er ook al een statuut voor tijdelijke opvang. Maar die instrumenten volstaan niet voor de nieuwe noden die zich stellen.’ Guterres onderstreepte ook dat Europa migratie nodig heeft om te overleven en dat het veel beter is daar een actief beleid rond te voeren dan de deur dicht te doen.
54 procent van de ondervraagden is bereid zelf soberder te gaan leven en minder te verbruiken om te compenseren dat honderden miljoenen Chinezen, Indiërs en Brazilianen onze levensstijl overnemen. 33 procent is daartoe niet bereid.
De 54 procent die bereid zijn soberder te leven, willen daarvoor de volgende acties ondernemen:
de thermostaat een graad lager zetten (91 %)
minder auto rijden (78%)
minder vlees eten (71%)
minder met vliegtuig op reis (64 %)
Volgens Hans Bruyninckx is het absoluut zinvol om je levensstijl aan te passen. ‘Als consument maak je dagelijks tal van keuzes en daarmee kan je in de ene of in de andere richting gaan. Daarnaast is er het beleid om mensen te sturen.’ Maar het verbaast hem niet dat 33 procent niet bereid is het met minder te doen. Bruyninckx: ‘Als je kijkt naar het recente armoederapport van Vlaanderen, van de onderzoeksgroep van professor Jan Vrancken (UA), dan kan ik me voorstellen dat er heel wat mensen zijn die zelf net over de armoedegrens zitten en dus niet meteen bereid zijn om soberder te gaan leven.’
88 procent vindt dat de sociale woningen die nu gebouwd worden passiefwoningen moeten zijn.
Volgens het grond- en pandendecreet van maart vorig jaar moeten er 43.000 nieuwe sociale huurwoningen en 21.000 koopwoningen bijkomen tegen 2020. Het decreet is een opdracht voor elke stad of gemeente die vandaag minder dan 9 procent sociale woningen telt. Voor Bart Martens (sp.a), voorzitter van de commissie Leefmilieu in het Vlaams parlement, is het evident daar lage energiewoningen van te maken. En het kostenplaatje?
Martens: ‘De meerkost van passiefwoningen is 15 procent. Maar aangezien sociale woningen groepsbouw zijn, zal die meerkost iets kleiner zijn. Over de totale levensduur van de woning, gaat die meerkost snel wegvallen, gezien de energiefactuur aanzienlijk lager zal uitvallen. De overheid subsidieert ook energie voor mensen in sociale woningen, dus het totale kostenplaatje hoeft niet noodzakelijk duurder te zijn, terwijl je intussen wel de CO2-uitstoot hebt teruggebracht. Voor de meerkost die er in de bouwfase toch is, kan misschien extra financiering gezocht worden.’
60 procent vindt dat zware terreinwagens moeten verboden worden in het gewone verkeer.
‘Men zou ervoor moeten zorgen dat dit soort wagens uit de markt verdwijnt’, vindt Hans Bruyninckx. ‘Tenzij ze volledig met propere technologie werken. Maar dan kan je je nog afvragen wie zoiets in België nodig heeft. Maar het probleem is fundamenteler: we moeten onze mobiliteit anders organiseren.’ Bruyninckx vindt het verduurzamen van de mobiliteit een absolute prioriteit voor Vlaanderen. ‘We zijn onszelf letterlijk en figuurlijk een maatschappelijk ongeluk aan het rijden. Er is dringend behoefte aan een andere infrastructuur, andere stimuli of instrumenten om te sanctioneren, een herziening van de relatie tussen binnensteden en buitengebied.’
Econoom Paul De Grauwe vindt het opmerkelijk dat 60 procent van de ondervraagden vindt dat terreinwagens in het gewone verkeer moeten worden verboden.
‘Dat is verwonderlijk veel. Ik kan daar wel inkomen. Die wagens stoten niet alleen meer CO2 uit, ze zijn ook gevaarlijker voor de anderen. De eigenaar van de terreinwagen is veiliger, de anderen onveiliger. Dat is een probleem. Je mag meer kracht willen uitstralen en machismo en meer zekerheid, maar niet ten koste van anderen. Daar moet iets aan gebeuren. Ja, de consument is soeverein maar hij moet wel het kostenplaatje betalen. In de prijs moeten de risico’s voor andere mensen worden verrekend, evenals de milieugevolgen. Een andere mogelijkheid is dat je het gewicht van wagens beperkt. Personenwagens zwaarder dan een ton kan je verbieden, en dan worden die terreinwagens gewoon verbannen.’
Voor 47 procent van de ondervraagden mag er een CO2-taks komen op de vleesconsumptie.
Bruyninckx: ‘Het klopt dat we te veel vlees eten en dat vlees een zware ecologische voetafdruk heeft. Ook de voedingsindustrie speelt daarin een rol, met een bewuste keuze om ons te versuikeren en vervetten. Dat kost energie en water. Voedsel behoort tot de “low hanging fruits” –zaken die het dichtst binnen bereik liggen om aan te pakken– maar voedsel en eten is een cultureel gegeven en is vaak moeilijk te veranderen.’
Degrauwe: ‘Ik zou geen aparte CO2-taks op vlees in het leven roepen –er is een CO2-taks tout court nodig. Punt. En als hij goed werkt, zal hij ook wel zijn invloed hebben op de veehouderij.’
53 procent ziet een klimaattaks als een geschikte maatregel om de meerkost van speciale maatregelen te financieren.
Hans Bruyninckx: ‘Veel mensen zijn daarvoor te vinden maar de meeste mensen hebben weinig inzicht in hoe hun belastingen zijn opgebouwd. Op dit ogenblik is onze fiscaliteit weinig groen of duurzaam gekleurd. Het is een erg complexe zaak. Toch is er al veel onderzoek naar gedaan en is er veel know how over. Het ligt vooral politiek heel moeilijk.’
Lees ook:
Premier Leterme reageert op de MO*enquête
Hoe sociaal is groen beleid?