“Kalkarkapitalist” Johannes Lackmann over de opkomst van de hernieuwbare energie in Duitsland
Zonder het volk lukt groene energie niet
MO* sprak met Johannes Lackmann, een van de Kalkarkapitalisten van het eerste uur die vanuit de anti-atoombeweging de sector van de hernieuwbare energie mee heeft opgebouwd. Hij vertelt over die beginjaren en het grote succes. Maar hij is ook kritisch voor collega's die te inhalig zijn omdat ze de Energiewende kunnen bedreigen. Hij is blij met de golf van energiecoöperaties die de voorbije jaren over Duitsland spoelde: alleen met die volkse deelname kan de Energiewende een succes worden.
Als Duitsland momenteel al een kwart van zijn stroom uit hernieuwbare energie haalt, is dat geen toeval. Het is in zekere zin een rechtstreeks gevolg van de wil van het Duitse volk. Meerbepaald de diep gewortelde afkeer van kernenergie was en is nog steeds een cruciale factor. De geelrode stickers met Atomkraft? Nein danke, raakten zelfs tot bij ons gekend. Zegt planningsingenieur Lars Rotzsche van het stedelijk energiebedrijf van Kassel: ‘Veel van de grote projectontwikkelaars van windparken komen uit de burgerbeweging.’ Waarmee hij in de eerste de plaats bedoelt dat ze jarenlang hebben gestreden tegen kernenergie en slag hebben geleverd tegen grote kernprojecten zoals de beruchte kweekreactor van Kalkar.
De deur geopend
Johannes Lackmann is het prototype van zo’n “Kalkarkapitalist”, als we ons dit neologisme mogen permitteren. ‘Velen van ons komen uit de beweging tegen kernenergie. We vonden kernenergie gevaarlijk maar werden uitgelachen omdat we geen alternatief hadden. Jullie zijn dromers, jullie zullen in het donker moeten leven, zegden onze tegenstanders smalend. Als ingenieur elektrotechniek stak dat.’ Lackmann ging een aantal jaren aan de slag in de computerbranche. Tot er iets gebeurde dat het werk aan een alternatief mogelijk maakte. Lackmann: ‘Zonder het goed te beseffen, opende de conservatieve regering van kanselier Helmut Kohl in 1990 de deur voor hernieuwbare energie.’
Om een aantal kleine waterkrachtcentrales te laten overleven, voerde die regering het zogenaamde teruglevertarief (feed-in tarief of Einspeisevergüting) in: de stroomnetwerken werden verplicht om de stroom van waterkrachtcentrales te kopen aan een prijs die het overleven van die centrales mogelijk maakte. Lackmann: ‘Toen de eerste windmolens uit Nederland en Denemarken kwamen, hebben we van die wet gebruik gemaakt. Dat waren windturbines van dertig tot vijftig kilowatt. De grote stroomproducenten spotten toen nog echt met ons: ze vonden ons goed voor een kleine niche. Ze hadden medelijden met ons.’
Zo kwam er vanaf de windrijke kusten onverwacht een eerste wind_boom_ op gang: ondanks het relatief lage teruglevertarief werden windmolens in windrijke streken rendabel. Die windmolens werden vaak collectief gefinancierd. Lackmann: ‘We wilden hier op het Paderborner Hoch een groot windpark bouwen maar hadden daartoe niet de middelen. Met meer dan vijftig anderen brachten we 2,2 miljoen euro bijeen.’
In 1997 wilde de regering Kohl de deur weer dichtdoen — de macht van de grote traditionele stroombedrijven was toen nog enorm, aldus Lackmann — maar de geest was al uit de fles. Lackmann: ‘Op een memorabele manifestatie betoogden technologiebedrijven, milieujongens, vakbonden, kerken en ontwikkelaars allemaal samen voor het behoud van de wet! De regering kon niet meer terug.’
Parlement doet het
De sector leerde zich politiek organiseren en Lackmann liep daarbij voorop. Hij richtte zowel de beroepsvereniging voor producenten van windenergie op, als de algemene koepel voor hernieuwbare energie. Hij leidde beiden tussen 1999 en 2008. ‘Die politieke organisatie was erg belangrijk want in het begin geloofden maar zeer weinig politici in hernieuwbare energie.’
En het was cruciaal om de politiek te overtuigen om de deur naar de hernieuwbare echt open te duwen. Dat zou gebeuren vanuit het Duitse parlement. Lackmann: ‘Het parlement heeft daar echt zijn verantwoordelijkheid opgenomen. Wij gaven raad aan de vier parlementairen – twee groenen en twee sociaaldemocraten – die in 2000 de fameuze wet op de hernieuwbare energie schreven die de teruglevertarieven sterk verhoogde.’ Vanaf dat moment werden ook zon en biogas rendabel: de zogenaamde Energiewende kon echt van start gaan en overal te landen verschenen windturbines, fotovoltaïsche panelen en biogasinstallaties.
Lackmann moet nog lachen als hij eraan denkt dat de toenmalige bondskanselier Gerhard Schröder die een roodgroene coalitie leidde, zich niet echt bewust was van wat het parlement juist had beslist. ‘Hij had dat niet echt opgemerkt. Schröder stond altijd vrij dicht bij de grote stroomproducenten. Het is pas op de Aardetop van 2002 in Johannesburg dat hij veel geïnteresseerde vragen kreeg over die nieuwe wet die in zijn land van kracht was geworden. Toen hij terug in Duitsland kwam, heeft hij zich dan geïnformeerd: wat hebben jullie daar precies beslist? En dan zag hij er vrij snel brood in en is hij mee op de wagen gesprongen: twee jaar later organiseerde hij in Bonn het eerste wereldcongres voor hernieuwbare energieproductie.’
Als Duitsland zich ontpopt heeft tot koploper in hernieuwbare energie, heeft dat dus veel te maken met deze activisten-ondernemers, en dus met de overtuiging van zovele Duitsers dat het zonder Atomkraft moest.
Lackman: ‘Een ander motief was het streven naar autonomie, het lokaal en decentraal produceren van de eigen energie zodat we onafhankelijker werden van het buitenland voor onze energievoorzieningen. Op die manier zorgen we ook voor plaatselijke toegevoegde waarde en banen.’ Lokale Wertschöpfung is inderdaad een term die dezer dagen voortdurend terugkeert bij de verdediging van de Energiewende, de grote transitie naar hernieuwbare energie.
Een gevolg van deze heel eigen geschiedenis en van het feit dat de hernieuwbare sector in Duitsland al heel vroeg goeddeels is opgebouwd door anti-atoomactivisten, is dat de vier grote conventionele energiebedrijven – de Electrabels van Duitsland, vaak de Grote Vier genoemd – tot nu toe amper een aandeel hebben in de hernieuwbare energie. ‘Dat was arrogant. Ze hebben te lang gedacht dat het altijd een niche zou blijven,’ aldus Lackmann.
Kritisch voor de eigen lobby
Dat betekent niet dat Lackmann geen kritiek heeft op de eigen branche. Een paar jaar geleden stapte hij uit de lobbyorganisaties die hij zelf had opgericht omdat hij vond dat sommigen te hoge winstmarges wilden. ‘We moeten onze lobbykracht onder controle houden. Als het teruglevertarief naar beneden kan, moet dat ook gebeuren. Zo is te lang te veel betaald voor zonnepanelen, die kostenzeepbel gaan we nu vijftien jaar met ons meeslepen. Het systeem van teruglevertarieven moet dus zeer soepel gestuurd worden en de subsidies moeten naar beneden zodra dat mogelijk is.’
Lackmann vreest immers dat te hoge kosten niet alleen in Duitsland de Energiewende onder druk zetten maar het Duitse model van de Energiewende ook onaantrekkelijk maken in het buitenland. Als het van hem afhangt, moet ook de Energiewende immers een Duits exportproduct worden: tonen dat een land welvarend kan zijn zonder “stoken”.
Zonder het volk geen Energiewende
Na de eerste golf van de Kalkarkapitalisten die de wind-en zonneparken effectief hebben opgebouwd, is er nu de massale oprichting van energiecoöperaties een tweede nog veel bredere golf van publieke participatie op gang gekomen. Dat de centrumrechtse regering na de kernramp van Fukushima besliste om de laatste kerncentrale in 2022 effectief te sluiten, heeft daar zeker toe bijgedragen. Belangrijker was evenwel de financiële crisis: spaargeld brengt sinds de crisis nog amper iets op waardoor de drie of vier procent rendement die zonnepanelen opbrengen, aantrekkelijk zijn geworden. Steeds meer burgers steken wat graag een deel van hun spaargeld in aandelen van energiecoops die zonnepanelen aanleggen. Ook de bouw van windmolens komt nu in hun vizier.
Lackmann vindt dat een zeer goede zaak. Met zijn bedrijf Westfalen GmbH richt hij zogenaamde burgerwindparken op: daarbij kunnen burgers grote bedragen (via een commanditaire vennootschap) en kleine bedragen (via coöperaties) inbrengen. ‘Het is in ieder geval wenselijk om vele mensen te betrekken bij de Energiewende. Daar zijn duidelijke redenen voor. Zonder aanvaarding van de bevolking is de Energiewende gewoon onmogelijk. Hernieuwbare energie is decentraal en – behalve geothermie en offshore wind – heb je altijd oppervlakken nodig, hetzij op de daken van huizen, hetzij op de grond, en die zijn nu eenmaal eigendom van zeer veel mensen.’
Staat deze ontwikkelaar ook open voor het geven van een echte stem aan de burgercoöperaties in windparken? ‘Als energiecoops wind-en zonneprojecten financieren, moeten ze natuurlijk ook in die bedrijven vertegenwoordigd zijn. Ja, dat betekent dat de beslissingsstructuren complexer worden, en dat je veel meer zaken moet uitleggen. Maar dat hoort onvermijdelijk bij deze Energiewende. De mensen hebben soms verschrikkelijk weinig basiskennis over fysische samenhangen. Soms kennen ze niet eens het verschil tussen kilowatt en kilowattuur. Dat betekent dus dat er veel moet worden uitgelegd en dat een betere basisopleiding in de fysica aangewezen is. Het hoort allemaal bij deze transitie.’
Meer over de Energiewende in MO*magazine van mei die woensdag verschijnt.