Zwaardere sancties tegen Liberia omstreden
Abdullah Dukuly
20 mei 2003
De Liberiaanse president Charles Taylor is naar verluidt woedend over de dreiging van de VN om binnen de twee maanden een verbod in te stellen op de uitvoer van hout uit het West-Afrikaanse land. De VN willen dat Liberia alle hulp stopzet aan rebellengroepen in Sierra Leone, Guinee en Ivoorkust. Selectieve strafmaatregelen hebben Liberia daar eerder niet toe kunnen dwingen. Met het lamleggen van de Liberianse houthandel kiezen de VN voor grof geschut: van een boycot zouden bijna 100.000 mensen slechter worden.
De VN-Veiligheidsraad had vorig jaar al een internationaal embargo afgekondigd tegen Liberia voor wat de handel in wapens en diamanten aangaat. De politieke elite in Liberia mag sindsdien ook geen buitenlandse reizen meer ondernemen. Met die maatregelen, die vorige week voor 12 maanden werden verlengd, willen de VN ervoor zorgen dat Liberia niet langer de burgeroorlogen in zijn buurlanden aan de gang houdt. De regering van president Taylor, die zelf ook belaagd wordt door opstandelingen, verhandelde de voorbije jaren diamanten die werden geleverd door rebellen uit Sierra Leone en leverde die groepen in ruil wapens. Liberia zou ook de hand hebben in de opstanden in Ivoorkust en Guinee. VN-Vluchtelingencomissaris Ruud Lubbers stelde zondag dat Taylor moet aftreden en dat er een VN-vredesmacht naar Liberia moet worden gestuurd om het geweld in West-Afrika te doen ophouden.
Volgens Charles Taylor zou het goddeloos zijn van de VN de export van hout uit Liberia tegen te houden nu de Liberianen al zware humanitaire en socio-economische gevolgen dragen als gevolg van de lopende VN-sancties. Ongeveer 2,8 van de 3,5 miljoen Liberianen moeten rondkomen met minder dan één dollar per dag; 90 procent van de actieve bevolking heeft geen vast werk. De houtvesterij is de op één na belangrijkste economische sector van het land. Volgens een eerdere studie van de VN kan een boycot op de uitvoer van hout uit Liberia in de sector 10.000 banen doen verdwijnen. Gemiddeld zijn er negen mensen afhankelijk van Liberianen die een geregeld inkomen hebben, wat maakt dat de maatregel 90.000 tot 95.000 mensen in de problemen zou brengen.
De armoede in Liberia is ook in de eerste plaats het gevolg van burgeroorlogen. Voordat het land in 1989 in een verwoestende geweldspiraal werd gezogen, was Liberia één van Afrika’s meest welvarende staten. De export van ijzererts, rubber, hout, koffie, cacao en palmolie deed het bruto binnenlands product stijgen tot 485 dollar per inwoner. Aan voedsel was er geen gebrek. Maar de opstand die de toenmalige rebellenleider Charles Taylor in 1989 ontketende, deed de meeste exportsectoren in elkaar stuiken. Ook de voedselproductie voor eigen gebruik ging sterk achteruit als gevolg van de onveiligheid op het platteland. Liberia is sindsdien verwikkeld in gewapende conflicten die af en toe onderbroken werden door periodes van relatieve rust. Dit jaar leggen rebellen de regering in Monrovia het vuur weer aan de schenen.
De Liberiaanse houtindustrie bloeit nog wel. In 2000 bracht de export van hout het land 50 miljoen dollar op; de ontvangsten van 2001 worden op 70 miljoen dollar geschat. De 26 bedrijven die actief zijn in de sector, investeren een deel van hun winst in gezondheidszorgen en onderwijs voor hun werknemers en de gemeenschappen in de gebieden waar ze kapconcessies hebben. Ze onderhouden ook de transportinfrastructuur in afgelegen gebieden. Al die investeringen dreigen weg te vallen door een internationale boycot. Maar de houtbedrijven betalen ook voor miljoenen dollar royalty’s en belastingen - geld dat dus naar de regering gaat. Critici van de Liberiaanse regering zeggen dat de overheid dergelijke inkomsten nauwelijks inzet voor armoedebestrijding.
Het VN-dreigement om de uitvoer van hout uit Liberia te verbieden, heeft sommige houtkapbedrijven in Liberia het werk al doen stilleggen. Het grootste bedrijf uit de sector, de Maleisische Oriental Timber Corporation (OTC), heeft haar activiteiten stilgelegd omdat haar arbeiders zouden klagen dat de bossen in Liberia onveilig zijn geworden. De OTC werd er in internationale kringen van verdacht voor de Liberiaanse overheid wapens en munitie het land binnen te smokkelen.