IPS / The Conversation / Niamh Gaynor
Vier lessen uit Azië
“‘‘Afrika wil nieuwe fabriek van de wereld worden, maar vrouwen dreigen de dupe te worden’’
Afrikaanse economieën lonken steeds meer naar goedkope productie in plaats van de vaak schadelijke winning van grondstoffen, omdat het gezien wordt als gunstiger voor de ontwikkeling. Professor Internationale Ontwikkeling Niamh Gaynor waarschuwt dat die verschuiving risico’s inhoudt voor vrouwen.
© Dominic Chavez/World Bank (CC BY-NC-ND 2.0)
Economen manen Afrikaanse landen aan om over te schakelen op goedkope productie, de weg die landen als Hongkong, Singapore, Zuid-Korea en Taiwan naar industriële welvaart heeft geleid. Die Oost-Aziatische economieën worden gewoonlijk de Aziatische tijgers genoemd, onder meer omdat ze tussen de jaren 1950 en 1990 groeicijfers van minstens 7 procent lieten optekenen.
Vanaf de jaren 2000 bereikten verschillende van de voornaamste Afrikaanse economieën hoge groeipercentages door de winning van natuurlijke hulpbronnen. Delfstoffen zoals olie, aardgas en steenkool waren de belangrijkste exportproducten.
Economen waarschuwen echter dat groei op basis van natuurlijke hulpbronnen kwetsbaar is voor globale prijsschommelingen. Andere beperkingen van deze strategie zijn de zwakke banden met de binnenlandse economieën, geringe jobcreatie, negatieve gevolgen voor de plaatselijke bevolking, belastingontwijking door betrokken multinationals en de gevolgen voor de klimaatverandering.
Aziatische tijgers
Diezelfde economen beschouwen groei die wordt aangedreven door goedkope exportproducerende industrie als gunstiger voor de ontwikkeling. Dat komt omdat deze sector als veel competitiever wordt beschouwd op globaal niveau, en veel banen met lage lonen kan creëren. De Aziatische tijgers vertrouwden er op om hun economische welvaart te bereiken.
Tussen 2005 en 2014 is de industriële productie op het hele Afrikaanse continent meer dan verdubbeld, van 73 miljard dollar tot 157 miljard dollar.
Daarom dringen economische waarnemers bij de Afrikaanse landen op aan om exportgerichte productie te omarmen. Een recent boek van enkele invloedrijke Afrikaanse leiders en deskundigen vat de oproep samen:
‘Het voorbeeld van Azië is relevant nu Afrika te maken krijgt met een bevolkingsgroei, die zowel tot een crisis als tot welvaart kan leiden. En nu Azië opnieuw transformeert, ditmaal van goedkope industrie naar hightech, ontstaat er een leegte en een kans die voor Afrika voor het grijpen ligt.’
Veel Afrikaanse landen hebben gehoor gegeven aan deze oproep en zijn vooral gespecialiseerd in de productie van textiel, stoffen, voedingsmiddelen en dranken. Hiertoe behoren Kenia, dat voornamelijk textiel produceert voor verkoop aan de VS, en Zuid-Afrika, waar voornamelijk levensmiddelen de belangrijkste exportproducten zijn. Andere landen zijn Botswana, dat zijn op mineralen gebaseerde economie probeert te diversifiëren, Mauritius en Madagaskar.
Tussen 2005 en 2014 is de industriële productie op het hele Afrikaanse continent meer dan verdubbeld, van 73 miljard dollar tot 157 miljard dollar. Dat was sneller dan het wereldwijde gemiddelde.
Maar de oproep om de Aziatische tijgers te evenaren zou wel eens onverstandig kunnen zijn. Zoals ik in een recente paper betoog, heeft een dergelijke stap aanzienlijke gevolgen voor mannen en vrouwen. Het kan leiden tot meer discriminatie, grotere ongelijkheid en crises in het gezinsleven.
De snelst groeiende economieën van Afrika zouden vier lessen moeten leren van de vier Aziatische tijgers.
1. Uitbuiting en controle van laagbetaalde vrouwenarbeid
De Aziatische tijgers hebben zwaar vertrouwd op de arbeid van vrouwen als een specifieke troef die goedkoop, productief en gemakkelijk te controleren is. Uit onderzoek blijkt dat lage lonen, slechte arbeidsomstandigheden, frequente ontslagen en een gebrek aan arbeidsrechten en vakbondsbescherming voor vrouwen in de goedkope industrie sinds de jaren tachtig schering en inslag zijn in Azië.
Snelle economische groei en rijkdom voor enkelen zijn ten koste gegaan van velen.
Snelle economische groei en rijkdom voor enkelen zijn ten koste gegaan van velen, met lonen die vaak onvoldoende zijn om gezinnen te onderhouden en arbeidsomstandigheden die het gezinsleven ondermijnen.
2. Meer vrouwen worden in de informele economie gedreven
Omdat vrouwen hebben geprobeerd het karige inkomen dat zij uit hun productiearbeid halen aan te vullen, is de participatie van vrouwen in de informele economie sterk toegenomen. Studies uit Azië laten een direct verband zien tussen de groei van de participatie van vrouwen in de formele productiesectoren en de groei van de participatie van vrouwen in de informele sectoren.
In Afrika domineren vrouwen de informele economie al. Daarbij horen het risico van onzekere inkomsten en het gebrek aan toegang tot een sociaal vangnet zoals een ziekteverzekering. Bovendien dragen vrouwen de dubbele last van informeel werk en zorgtaken thuis. Ze worden onevenredig zwaar getroffen door een gebrek aan toegang tot sociale bescherming. Ze worden vaker gediscrimineerd bij de toegang tot financiële en andere diensten. En ze lopen meer kans te worden geïntimideerd en misbruikt door anderen in de informele sector.
3. De groei gaat gepaard met groeiende ongelijkheid
De Aziatische tijgers zijn er in verschillende mate in geslaagd de armoede terug te dringen. Maar de ongelijkheid is toegenomen. In een groot aantal studies naar het onderwerp ziet men een gemeenschappelijk patroon: hooggeschoolde werknemers met meer opleiding zien hun inkomen stijgen, terwijl dat van laaggeschoolde werknemers stagneert of daalt. Deze trend wordt onevenredig gevoeld door vrouwen. De loonkloof is zelfs zichtbaar in landen waar vrouwen een hoger opleidingsniveau hebben dan mannen, zoals Taiwan.
Toenemende ongelijkheid is al een kenmerk van veel Afrikaanse landen. Bij gebrek aan overheidsbeleid om de lonen te reguleren, zullen deze ongelijkheden waarschijnlijk nog groter worden.
4. Een crisis in de sociale reproductie
De onmogelijkheid om betaald werk te combineren met onbetaald werk thuis heeft in Azië geleid tot een crisis in de sociale reproductie, de overdracht van sociale status overheen generaties. Uit studies blijkt dat de huwelijksleeftijd stijgt, het vruchtbaarheidscijfer daalt en het aantal echtscheidingen in de hele regio toeneemt. Dit kan wijzen op een nieuwe onafhankelijkheid onder Aziatische vrouwen, maar het betekent ook een bredere crisis in het gezinsleven.
Exportgerichte productie vergroot de ongelijkheid en discriminatie tussen mannen en vrouwen.
Deze crisis bedreigt het economische systeem dat ervan afhankelijk is. Afrikaanse landen hebben doorgaans geen overheidssteun voor gezins- en gemeenschapszorg. Een soortgelijke crisis lijkt onvermijdelijk op het continent, waar de aard en samenstelling van gezinnen al snel verandert.
Wat kan er gedaan worden?
De arbeidsintensieve en exportgedreven productie van Azië biedt een alternatief voor de milieuvervuilende en sociaal ontwrichtende exploitatie van natuurlijke hulpbronnen, die ook de lokale economieën van Afrika slechts in beperkte mate ten goede komt. Toch zal niet iedereen er in gelijke mate van profiteren.
De algemene les van de decennialange ervaring in Azië is dat exportgericht beleid niet genderneutraal is. Exportgerichte productie vergroot de ongelijkheid en discriminatie tussen mannen en vrouwen. Afrikaanse landen moeten de Aziatische ervaringen niet kopiëren, maar ervan leren.
Afrikaanse analisten en beleidsmakers moeten eerlijke en progressieve lonen en arbeidsomstandigheden voor alle werknemers bevorderen. Er moet meer worden geïnvesteerd in infrastructuur en sociale diensten. En er moet beleid komen dat onbetaalde huishoudelijke arbeid ondersteunt en herverdeelt.
Zoals de Aziatische ervaringen hebben aangetoond, zal het uitblijven van maatregelen de bestaande genderongelijkheden verergeren en uiteindelijk de essentiële sociale basis van de economische groei ondermijnen.
Deze opinie van professor Internationale Ontwikkeling Niamh Gaynor is oorspronkelijk verschenen bij IPS-partner The Conversation.