‘België moet zorgen dat de politie aansprakelijk wordt gesteld voor wangedrag’

Letta Tayler

26 januari 2021
Opinie

Eerste stap naar genoegdoening voor verkeerde “man met het hoedje”

‘België moet zorgen dat de politie aansprakelijk wordt gesteld voor wangedrag’

‘België moet zorgen dat de politie aansprakelijk wordt gesteld voor wangedrag’
‘België moet zorgen dat de politie aansprakelijk wordt gesteld voor wangedrag’

Na de bomaanslagen van 22 maart 2016 werd Fayçal Cheffou er onterecht van verdacht 'de man met het hoedje' te zijn. Vijf dagen na zijn arrestatie werd hij weer vrijgelaten, en pas recent werd hij buiten vervolging gesteld. De aanklagers hadden eerder kunnen en moeten ingrijpen, schrijft Letta Tayler van Human Rights Watch.

Benjamin.hannesse (CC BYSA 4.0)

Fayçal Cheffou tijdens een studiogesprek bij RTBF naar aanleiding van zijn boek “Ils m’ont fait porter le chapeau” (Ze lieten me de hoed dragen) in 2019.

Benjamin.hannesse (CC BYSA 4.0)

Twee dagen na de bomaanslagen van 22 maart 2016 in Brussel werd Fayçal Cheffou er onterecht van verdacht 'de man met het hoedje' te zijn. Vijf dagen na zijn arrestatie werd hij vrijgelaten en noemde de procureur hem ‘een van de slachtoffers’, en pas recent werd hij buiten vervolging gesteld. Toch hadden de aanklagers in Cheffous zaak eerder moeten ingrijpen, schrijft Letta Tayler van Human Rights Watch in een opiniestuk.

Op 5 januari nam het Belgische rechtsstelsel eindelijk een belangrijke eerste stap door de aanklacht van terrorisme tegen Fayçal Cheffou te verwerpen en hem buiten vervolging te stellen. Cheffou is een freelancejournalist en activist die bij de dodelijke bomaanslagen van 2016 in Brussel verkeerdelijk werd aanzien als een van de hoofdverdachten.

Cheffou werd niet alleen ten onrechte beschuldigd, maar werd ook vijf dagen lang in een cel vastgehouden en, zo beweert hij, geslagen en bedreigd door de Federale Politie. Nu moeten de Belgische autoriteiten ervoor zorgen dat Cheffou – ten behoeve van hemzelf en in het kader van de bredere beoordeling van misstanden in de nasleep van de aanslagen – een schadevergoeding kan eisen voor zijn ervaring.

Een magistraat beschuldigde hem van terroristische daden, waaronder moord.

Cheffou (35) werd twee dagen na de bomaanslagen van 22 maart 2016 gearresteerd. Bij die aanslagen op de luchthaven van Zaventem en het metrostation van Maalbeek kwamen 32 mensen om en raakten 340 mensen gewond. Islamitische Staat (IS) eiste de verantwoordelijkheid op. De politie verwarde Cheffou met een verdachte die op de bewakingscamera’s van de luchthaven van Zaventem was gesignaleerd en die door de media al snel “de man met het hoedje” werd genoemd.

Toen ik Cheffou een paar maanden na zijn arrestatie voor het eerst ontmoette in een café in Brussel zag hij er zeer ontdaan uit. Hij vertelde me dat hij werd verdacht omdat hij na de aanslag foto’s had genomen in het metrostation van Maalbeek. Hij droeg op de bewuste dag een hoedje, maar die had een andere kleur en stijl dan het hoedje van de verdachte op de luchthaven.

Tijdens zijn opsluiting in Brussel heeft de Federale Politie hem uitgekleed, tot bloedens toe geslagen, hem medische zorg ontzegd, gedreigd hem naakt aan een paal te hangen en hem ‘vuile jihadi’ genoemd, zei Cheffou. Een magistraat beschuldigde hem van terroristische daden, waaronder moord.

Na zijn vrijlating was zijn reputatie naar eigen zeggen verpest. Niemand wilde hem inhuren, en zijn bankrekening werd bevroren. Hij zegt dat sommige politieagenten ‘goede mensen’ waren, maar dat anderen hem tot vijf keer toe hebben geïntimideerd of ondervraagd.

In het vooronderzoek heeft een rechter op 5 januari alle aanklachten tegen Cheffou verworpen, op verzoek van een federaal aanklager, die in december tegen het hof verklaarde dat Cheffou ‘absoluut niets te maken had met de aanslagen’. De procureur verontschuldigde zich ook tegenover Cheffou en noemde hem ‘een van de slachtoffers’ van de bomaanslagen in Brussel. ‘Geen enkel excuus kan de vernederingen, de afwijzingen en de angst die je hebt doorstaan, ongedaan maken’, voegde ze eraan toe.

In een sms-gesprek na zijn vrijspraak toonde Cheffou zich opgetogen. ‘Ik heb het gevoel dat er 100 kilo van me af is gevallen. Ik hoop echt dat ik weer een normaal leven kan opbouwen.’ Hij is van plan een schadeclaim in te dienen.

In België kan een strafrechtelijke aanklacht alleen worden afgewezen tijdens een procedure. Toch hadden de aanklagers in Cheffous zaak eerder kunnen en moeten ingrijpen. Zoals ik heb gedocumenteerd in een rapport uit 2016 over de Belgische reactie op de bomaanslagen, was het vrijwel vanaf het begin duidelijk dat Cheffou de verkeerde persoon was.

Niets rechtvaardigt dat Cheffou bijna vier jaar moest wachten op het schrappen van de terrorismeaanklacht tegen hem.

Vijf dagen na Cheffous arrestatie gelastte een rechter zijn vrijlating, waarbij hij constateerde dat er geen gelijkenis was met de verdachte op de luchthaven en dat uit zijn telefoongegevens bleek dat hij niet in Zaventem was op de dag van de aanslag. De vingerafdrukken van Cheffou kwamen ook niet overeen met die op een karretje dat de verdachte op het vliegveld had gebruikt. Elf dagen na zijn vrijlating kondigde de Belgische openbare aanklager aan dat ze de echte “man met het hoedje” hadden gearresteerd, Mohamed Abrini, op dit moment de belangrijkste nog levende verdachte van de bomaanslagen.

Cheffou stond al voor de aanslagen van 2016 op de radar bij de politie. Hij beschuldigde Belgische ambtenaren van misdragingen in de omgang met islamitische asielzoekers en drong er bij moslims op aan om ‘een eind te maken aan misstanden’. Een van zijn naaste familieleden was op de vlucht voor Justitie. Hij erkent ook dat hij bevelen negeerde en de politie beledigde voordat ze hem sloegen.

Maar niets rechtvaardigt de fysieke en psychologische marteling die de politie hem zou hebben aangedaan, wat onder alle omstandigheden strikt verboden is volgens internationaal recht. Evenmin rechtvaardigt dit bijna vier jaar wachten op het schrappen van de terrorismeaanklacht tegen Cheffou.

De autoriteiten hebben de plicht om degenen die verantwoordelijk zijn voor de aanslagen in Brussel voor de rechter te brengen. Daarnaast hebben zij echter ook de verplichting om ervoor te zorgen dat hun reactie het recht op het vermoeden van onschuld, het recht op een snelle veroordeling en het recht om vrij te zijn van discriminatie, marteling en andere vormen van misbruik niet in gevaar brengt.

Mijn onderzoek naar de Belgische reactie op de bomaanslagen heeft meerdere schendingen van mensenrechten blootgelegd, waaronder 26 ogenschijnlijke gevallen van wangedrag door de politie. De personen die beweerden dat er sprake was van misbruik, vertelden mij dat ze moeite hebben hiervoor genoegdoening te krijgen. Op één na waren zij allen moslim.

De Belgische autoriteiten moeten ervoor zorgen dat Cheffou snel toegang krijgt tot alle mogelijkheden die de Belgische wet biedt om zijn leed te verzachten. Daarnaast moeten ze ervoor zorgen dat de politie of het gevangenispersoneel op gepaste wijze aansprakelijk wordt gesteld voor het wangedrag. Hetzelfde zouden ze moeten doen voor alle andere verdachten die beweren dat er sprake is van mishandeling. Minder dan dat verzwakt de rechtsstaat en verdeelt een gemeenschap die België juist zou moeten proberen te verbinden tégen organisaties als IS.

Letta Tayler is Associate Director van de Crisis- en Conflictcel van Human Rights Watch en focust vooral op terreurbestrijding.