‘Internationale plannen voor natuurbescherming zijn slechts een verderzetting van kolonialisme’

Vijay Kolinjivadi & Gert Van Hecken

21 maart 2022
Opinie

De ambitie om 30 tot 50% van de natuur te vrijwaren is nog geen rechtvaardig natuurbeleid

‘Internationale plannen voor natuurbescherming zijn slechts een verderzetting van kolonialisme’

‘Internationale plannen voor natuurbescherming zijn slechts een verderzetting van kolonialisme’
‘Internationale plannen voor natuurbescherming zijn slechts een verderzetting van kolonialisme’

Ze willen de internationale plannen voor natuurbescherming grondig herdenken, UA-onderzoekers Vijay Kolinjivadi & Gert Van Hecken. ‘In feite worden natuurreservaten een kapitalistisch goed, terwijl inheemse gemeenschappen geen zelfbeschikkingsrecht krijgen over hun directe omgeving.’

CC0

‘Natuurbescherming vindt dan plaats in het Globale Zuiden en de periferie, in gebieden waar kleine boeren en inheemse gemeenschappen onteigend worden of verplicht worden om hun levensstijl volledig aan te passen.’

CC0

Ze willen de internationale plannen voor natuurbescherming grondig herdenken, onderzoekers Vijay Kolinjivadi & Gert Van Hecken (Universiteit Antwerpen). Want de huidige plannen vallen binnen een erg westers wereldbeeld, en dat heeft nefaste gevolgen. ‘In feite worden natuurreservaten een kapitalistisch goed, terwijl inheemse gemeenschappen geen zelfbeschikkingsrecht krijgen over hun directe omgeving.’

Bijna niemand ontkent nog dat de biodiversiteit van onze planeet sterk achteruit gaat. Om die teloorgang aan te pakken legden wetenschappers en beleidsmakers met een Global Deal for Nature een concreet plan op tafel.

Het plan kreeg ook de naam 30x30-plan omdat het uitgangspunt is dat tegen 2030 30% van het aardoppervlak beschermd natuurgebied moet zijn. Later dit jaar wordt hierover nog onderhandeld op ‘s wereld belangrijkste topoverleg over biodiversiteit in Kunming (China).

Het voorbehouden van 30% van de aarde voor “natuur” maakt deel uit van een stappenplan in de wereldwijde campagne Nature Needs Half. Die wil, zoals de naam al doet vermoeden, de helft van de aarde reserveren voor “natuur” in plaats van menselijke activiteiten. Want we moeten nu dringend optreden om het uitsterven van soorten een halt toe te roepen.

Daarom lijkt natuurbescherming door het aanleggen van grote natuurreservaten een oplossing die van gezond verstand getuigt. De passieve en onschuldige natuur die beschermd moet worden tegen de boze mens: het is een beeld dat bij elke goedbedoelende mens toch empathie opwekt?

Die beschermingsagenda is een gevaarlijke afleiding van diepere oorzaken van milieuverloedering.

Alleen is die beschermingsagenda een gevaarlijke afleiding van diepere oorzaken van milieuverloedering. Meer nog, hij zet overgeërfde koloniale praktijken en denkwijzen voort.

Een nieuwe vorm van imperialisme

Wat we daarmee bedoelen, kunnen we illustreren met het werk van historicus Corey Ross. Die beschrijft hoe de Europese kolonisatoren in de negentiende eeuw wilde fauna in grote delen van Afrika decimeerden om er aan bosbouw, mijnbouw en landbouw te doen, en om safari’s in te richten voor de elite.

Op termijn beseften de kolonisatoren wat de gevolgen van die daden waren, maar ze gaven de schuld aan de lokale bevolking en haar “primitieve” landbouwpraktijken en eeuwenoude levenswijzen. Meer nog: wanneer die Europese kolonisatoren dan natuurreservaten en wildparken aanlegden riepen ze zichzelf uit tot natuurbeschermingsexperts.

Helaas is die koloniale erfenis in wezen niet veranderd. We zien ze nog steeds terug in een ideologie die uitgaat van een “witte redder” van de natuur. Maar in wezen belichaamt die redder wat Ulrich Brand en Markus Wissen de “imperiale levenswijze” noemen.

Dat is een soort van keizerlijke levensstijl en de essentie van hoe Europese kolonisten over de Nieuwe Wereld droomden: als een uitgestrekte periferie met onbegrensde natuurlijke hulpbronnen die onbeperkt mogen worden toegeëigend. Het gaat om een eenrichtingsverkeer van die hulpbronnen voor industrialisatie. De “witte redder” mag als scheidsrechter beslissen wat de waarde van de natuurlijke ruimte is en wie het recht heeft om die ruimte te betreden of er te wonen. Inheemse volkeren dienen alleen om als ontmenselijkte arbeidskrachten aan het werk gezet te worden.

Voorstanders van de 30x30-plannen wijzen er graag op dat die plannen jaarlijks 64 tot 454 miljard dollar kunnen opleveren. En zo wordt de natuur omgevormd tot een winstgevend goed. Dat de imperiale levensstijl die natuur in kwestie bedreigt wordt daarbij niet in vraag gesteld. Er is dan ook geen reden om in de relatie tussen mens en natuur structurele veranderingen aan te brengen.

De natuur wordt omgevormd tot een winstgevend goed zonder dat de imperiale levensstijl in vraag wordt gesteld.

Deze ideologie van de “witte redder” is meer dan een kwestie van huidskleur. Het is een geloofssysteem dat geworteld is in de West-Europese ethiek, met een onwrikbaar geloof in moderne “vooruitgang”.

“Witheid” als ideologie is diep ingebakken. Het wijst met een beschuldigende vinger naar een onvolmaakte wereld die met meer technische verfijning en politieke wil beter kan worden beheerd. Natuurbehoud krijgt binnen die ideologie een nieuw jasje met modewoorden zoals “natuurgerichte oplossingen” of “ecosysteemdiensten”. Maar kleine boeren en inheemse volkeren worden daarbij gereduceerd tot deelnemers aan onzekere loonarbeidsmarkten of “natuurbeschermers” met oog op cultureel toerisme.

Want voor de bevoorrechte klassen zijn de ecologische uitdagingen een pr-kwestie en een kwestie van winstrisico’s af te wenden. We bedoelen hiermee: het groot kapitaal, zoals grote ondernemingen, de politieke elite en de hogere middenstand die milieukwesties kunnen benaderen zoals het hen uitkomt: met individuele acties en zonder structurele veranderingen. Er worden dan manieren gezocht om uit vormen van natuurbehoud zelf winst te puren.

Zo worden dan draconische beschermingsmaatregelen ingesteld waarbij grote delen van de planeet worden afgegrendeld in naam van natuurbescherming. Dat moet dan intensieve menselijke ontwikkeling elders compenseren maar zorgt eigenlijk enkel voor het behoud van een destructieve logica. Natuurbescherming vindt dan plaats in het Globale Zuiden en de periferie, in gebieden waar kleine boeren en inheemse gemeenschappen onteigend worden of verplicht worden om hun levensstijl volledig aan te passen. Terwijl de ongebreidelde groei en “vooruitgang” in geïndustrialiseerde gebieden ongestoord verder kan gaan.

Zo bouw je een beschermingsdiscours

Nochtans krijgen de voorstellen uit de Global Deal for Nature de steun van een coalitie van meer dan 50 landen, de belangrijkste natuurbeschermingsorganisaties en honderden economen en natuurwetenschappers. Maar omdat de plannen volledig ingebed zijn in een wereldbeeld van de “witte redder”, wordt een logica in stand gehouden die gerechtigheid voor
gemarginaliseerde en onderdrukte groepen los blijft zien van klimatologische of ecologische vraagstukken, ook al is het tegengestelde waar.

Net zoals in het koloniale verleden wordt ook vandaag een “onderklasse” verweten de ecologische ondergang te veroorzaken. Terwijl het net geïndustrialiseerde groei is die teert op een alsmaar grotere beschikbaarheid van goedkope en ongeschoolde arbeid, en goedkope natuurlijke hulpbronnen.

Milieuorganisaties zoals de International Union for the Conservation of Nature (IUCN), het WWF, The Nature Conservancy en de National Geographic Society (om maar een paar te noemen) houden dit wereldbeeld helaas mee in stand. Ze werken samen met multinationals aan langetermijnstrategieën waarin die kunnen investeren, zoals via koolstof- en biodiversiteitscompensaties of klimaatadaptatie. Zo creëren ze mee die beschermde natuurgebieden voor wereldwijd toerisme.

Maar dat zorgt ervoor dat milieuorganisaties grotendeels afhankelijk worden van private aandeelhouders. Het wekt dan ook weinig verbazing dat zij de belangen van die grote ondernemingen behartigen, of alleszins niet tegenwerken.

Ook de milieuwetenschap wordt gedeeltelijk gefinancierd door particuliere schenkingen van agro-industriële belangengroepen en door de overheid gesteunde partners. Zo ontstaan allianties tussen de grootste vervuilende bedrijven, agro-industriële giganten, private en publieke universiteiten met grote conservatiemultinationals.

Hoewel de 30x30-plannen ambitieus klinken, versterken ze ook het idee dat de waarde van de natuur bepaald wordt door haar economisch nut.

Wetenschappelijke analyses dragen op die manier in vele gevallen eerder bij tot oplossingen die gunstiger zijn voor de privésector en op die manier ontstaat een wetenschappelijke expertenklasse die, zij het weliswaar soms onbewust, problemen in kaart brengt en oplossingen definieert, maar zelden met bedreiging voor de kapitalistische status quo.

Hoewel de 30x30-plannen ambitieus klinken, versterken ze ook het idee dat de waarde van de natuur bepaald wordt door haar economisch nut. Daarom is het schijnheilig paternalisme. De helft van de “natuur” moet door een moreel verlichte “moderne” mens worden beschermd tegen destructieve en ongeciviliseerde “anderen”.

Eco-sociale visie

Een meer eco-sociale visie erkent het verband tussen sociale en ecologische crisissen. Het is een visie die vooral inheemse bevolkingen hanteren. Industriële economische groei, de gedwongen migratie van ontheemden, ongebreidelde verstedelijking en de vereisten van een kapitaalintensieve levensstijl hebben een directe impact op klimaatverandering, fragmentatie en massale extincties.

Toch worden industriële visserij, landbouw, grootschalige mijnbouw en mega-infrastructuurprojecten voorgesteld als onbetwiste vooruitgangspareltjes. Kleine boeren en agro-pastorale gemeenschappen worden weggezet als onecologisch en deel van het probleem. Ze vertegenwoordigen nochtans de overgrote meerderheid van de wereldwijde voedselproducenten terwijl ze worden afgeschilderd als mensen die in het beste geval “opvoeding” nodig hebben, en in het slechtste geval onteigend of cultureel uitgeroeid moeten worden.

Een en ander neemt vaak de verraderlijke vorm aan van ontwikkelingsbanken en multilaterale organisaties, zoals de FAO en de Wereldbank, die stellen dat toegang tot land, markten, financiering, en integratie in de looneconomie uiteindelijk de enige beschikbare duurzame optie voor die kleine boeren is.

Een dekoloniale milieustrategie

De 30x30-deal moet nu dus de moderne geglobaliserde samenleving redden van de rampzalige gevolgen van haar eigen handelen. Maar daarbij wil ze niet erkennen dat de logica van eindeloze economische groei inherent destructief is en de sporen draagt van een historie van witte suprematie.

Alternatieve bewegingen proberen al lang te laten zien dat er nog andere wereldvisies bestaan. In hun strijd voor culturele en voedselsoevereniteit belichamen en promoten inheemse landactivisten en boerenbewegingen die alternatieven. Ze kenmerken zich door onderlinge samenwerking en hun relatie tot het land.

Een dekoloniale milieustrategie zet onontbeerlijke herstelmaatregelen en de aflossing van historisch opgebouwde ecologische schulden centraal. Maar die strategie vereist ook de ondubbelzinnige keuze om de destructieve logica van kapitaal en eigendom te doorbreken, en andere relatievormen tussen mens en natuur toe te laten.

Een dekoloniale milieustrategie zet onontbeerlijke herstelmaatregelen en de aflossing van historisch opgebouwde ecologische schulden centraal.

Zo’n concrete strategie werd uitgewerkt tijdens de Wereld Volksconferentie over Klimaatverandering en de Grondrechten van Moeder Aarde in Cochabamba in 2010. Het historische onrecht ongedaan maken moet meer zijn dan een herschikking van risico’s en voordelen, werd toen gesteld. Het betekent de materiële teruggave van land aan inheemse gemeenschappen, het centraal stellen van onderdrukte kennissystemen en het herstel van autonomie en controle over bestaansmiddelen die het Europese moderniseringsproject voor zichzelf heeft toegeëigend.

30x30, maar ook de Nature Needs Half-campagne, zijn nefast voor mensen in het Zuiden. Zo wijst landbouwsocioloog Max Ajl erop dat herbebossing ook kan plaatsvinden via bostuinen en andere landbouwtechnieken die zich op polycultuur richten. Daarmee worden land- en zelfbeschikkingsrechten erkend, die mee kunnen instaan voor bosbeheer, voedselproductie en koolstofopslag.

Europa moet zich grondig bezinnen over de eigen historische medeplichtigheid aan de huidige ecologische catastrofe. Het zou eindelijk moeten beginnen luisteren naar, en respect tonen voor de stem van zij die het eeuwenlang het zwijgen oplegde.

Vijay Kolinjivadi & Gert Van Hecken zijn verbonden aan het Instituut voor Ontwikkelingsbeleid en -beheer (IOB) van de Universiteit Antwerpen.

Een uitgebreidere Engelstalige versie werd eerder gepubliceerd bij de Green European Journal. Nederlandse vertaling door Guide Van Hecken.