De duurzaamheid van arbeidsrechten en beperkingen van sdg’s

Tonia Novitz

16 juni 2020
Opinie

Tekst van sdg’s maakt het quasi onmogelijk om idee van rechtvaardige transitie te bereiken

De duurzaamheid van arbeidsrechten en beperkingen van sdg’s

De duurzaamheid van arbeidsrechten en beperkingen van sdg’s
De duurzaamheid van arbeidsrechten en beperkingen van sdg’s

Tonia Novitz analyseert de duurzame ontwikkelingsdoelen (sdg's) vanuit het perspectief van arbeidsrechten. Ze betoogt dat rechten van arbeiders en werknemers in principe ingebed kunnen worden in een breder duurzaamheidsdiscours. Maar de tekst van de sdg’s maakt het quasi onmogelijk om een rechtvaardige transitie te bereiken.

‘Het concept van duurzaamheid maakt het mogelijk om arbeidsrechten uit te diepen en te verbreden’

https://www.streetartutopia.com/?p=8515

Rechten van arbeiders en werknemers kunnen in principe ingebed worden in een breder duurzaamheidsdiscours. Maar de tekst van de duurzame ontwikkelingsdoelen (sdg’s) maakt het quasi onmogelijk om een rechtvaardige transitie te bereiken. Tonia Novitz analyseert de sdg’s vanuit het perspectief van arbeidsrechten.

Arbeidsnormen maken steeds vaker deel uit van handelsakkoorden, maar dan onder de bredere noemer van “duurzaamheid” of “duurzame ontwikkeling”. De verdediging van arbeiders vindt dus niet langer plaats in naam van “mensenrechten” maar wel in naam van “duurzaamheid”. Zo verwijst het handelsakkoord tussen de Europese Unie (EU) en Viëtnam expliciet naar “duurzame ontwikkeling”, de “Agenda 2030” en de sdg’s.

Er is veel kritiek op de effectiviteit van zulke bepalingen in handelsakkoorden, maar daarover zal ik het niet hebben. In deze blog stel ik wel de vraag of de normatieve shift van “mensenrechten” naar “duurzaamheid” ethisch verdedigbaar is.

Ten eerste ga ik na hoe het duurzaamheidsdiscours kan bijdragen tot de bescherming van arbeidsnormen. Ten tweede behandel ik de mogelijkheden én limieten van de Agenda 2030 en de sdg’s.

Werkt het duurzaamheidsdiscours voor bescherming van arbeidsnormen?

“Duurzaamheid” laat zich niet makkelijk definiëren. Het idee is geëvolueerd en aangepast doorheen diverse internationale instrumenten, in het bijzonder de VN Verklaring van Stockholm (1972) en de Millenniumdoelstellingen (2000), de voorlopers van de Agenda 2030 en de sdg’s. Duurzaamheid wordt vaak geassocieerd met milieu en wordt gezien als een een manier om economische ontwikkeling te plannen.

Tegelijk zien sommigen een “sociaal” aspect in duurzaamheid, inclusief aandacht voor arbeidsnormen. Dit kunnen we al zien in de VN Verklaring van 1972. Maar deze internationale instrumenten blijven onduidelijk over wat nu precies de relatie is tussen milieu, economische en sociale aspecten van duurzame ontwikkeling en hoe we ze in de praktijk kunnen brengen. Zoals we verder gaan uitleggen, geldt deze vaagheid ook voor de sdg’s.

Bedrijven waren veel enthousiaster om mee te werken aan het opstellen van de sdg’s dan dat ze de standaarden van de Internationale Arbeidsorganisatie () steunen.

Deze buigzaamheid van het duurzaamheidsconcept maakt velen argwanend. Dit lijkt namelijk in het voordeel te werken van commerciële belangen. Bedrijven waren veel enthousiaster om mee te werken aan het opstellen van de sdg’s dan dat ze de standaarden van de Internationale Arbeidsorganisatie () steunen.

Maar gezien de invloed van het duurzaamheidsdiscours, is het toch de moeite om even grondiger te kijken of het ook niet kan werken in het voordeel van arbeiders en werknemers. En dus, zoals Jonathan Matthysen suggereert in deze reeks, of sdg’s als een ‘dubbelagent’ kunnen fungeren.

Volgens mij kan de notie van duurzaamheid bijdragen tot betere arbeidsstandaarden, als aan een aantal voorwaarden voldaan wordt. Ten eerste kan duurzaamheid geen lege schelp blijven: het moet een concrete betekenis hebben die richting geeft aan overheden en bedrijven. Het gaat dan om arbeidsrechten die al internationaal erkend zijn door de IAOen bescherming voor kwetsbare werknemers.

Ten tweede kan het concept duurzaamheid niet statisch blijven. Het kan niet ‘bevriezen’ zoals ooit in 1972, 2000 of zelfs 2015 vastgelegd, maar moet dynamisch kunnen evolueren naargelang de noden veranderen. Zo moet het een collectieve worker voice mogelijk maken, dat wil zeggen niet enkel via traditionele vakbonden maar ook via organisaties die bijvoorbeeld arbeidsmigranten als huispersoneel werken en zelfs de zogenaamde ‘gig werkers’.

Ten derde moet er een mechanisme zijn om de drie dimensies van duurzaamheid – milieu, economisch en sociaal – te navigeren. In dit verband kan de notie ‘rechtvaardige transitie’ van nut zijn.

Een kerndefinitie die arbeidsrechten omvat en uitbreidt

Er zijn werkbare definities van duurzaamheid. Het vertrekpunt is dan vaak het Brundtland Rapport Our Common Future van 1987, dat stelt dat ontwikkeling “duurzaam” is wanneer het ‘tegemoet komt aan de noden van de huidige generatie zonder de noden van toekomstige generaties in het gedrang te brengen’.

Duurzaamheid gaat dus over solidariteit – een vertrouwd begrip voor pleitbezorgers van arbeidsrechten. Het is dan van belang om de behoeften te identificeren van zij die momenteel aan het werk zijn, rekening houdend met toekomstige werkrelaties. Dit gaat dus verder dan rechtvaardigheid binnen een bepaalde arbeidsmarkt of zelfs binnen een bepaalde samenleving. Het is inderdaad een inclusieve opvatting van rechtvaardigheid tussen en binnen generaties, en zelfs over de grenzen heen.

Vanuit dit perspectief helpt het concept duurzaamheid bijvoorbeeld om te erkennen wat het probleem is met kinderarbeid. Kinderarbeid heeft niet alleen een impact op de verdeling van sociale goederen binnen de huidige generatie arbeiders, maar over de generaties heen heeft het ook een bredere invloed op kinderen van zij die geen onderwijs hebben kunnen genieten.

Een ander voorbeeld gaat over vrijheid van vereniging en recht op collectief onderhandelen – zeg maar essentiële vakbondsrechten. Deze kunnen leiden tot rechtvaardige lonen, en dus toegang tot voeding, huisvesting en andere sociaal-economische doelstellingen, voor bestaande arbeiders. Maar tegelijk kunnen vakbondsrechten het aantal aantal werkuren beperken en hoge gezondheids- en veiligheidsstandaarden garanderen, wat een impact heeft op reproductieve zorg voor toekomstige generaties.

Zo kunnen de zogenaamde “kern arbeidsnormen” van de IAOVerklaring van 1998 over fundamentele principes en rechten op het werk, ethisch gezien, geduid worden vanuit duurzaamheid.

Bovendien kan het duurzaamheidsconcept helpen om de legitieme eisen van arbeiders en werknemers verder uit te breiden. Zo onderzocht Sara Seck de relationele dimensie van mensen aan het werk, namelijk als personen die ingebed zijn in een bredere sociale en materiële omgeving.

Een duurzaamheidsaanpak kan decommodificatie bevorderen, door niet alleen te focussen op zij die we klassiek “werknemers” of “arbeiders” noemen, en die typisch het voorwerp zijn van arbeidsrechten, maar door de aandacht ook te vestigen op zij die hun arbeid verkopen voor geld maar die in precaire contractuele posities zitten of die een onzeker migratiestatuut hebben, of die geen verhaal hebben tegenover een werkgever hogerop de toeleveringsketen.

Tot slot kunnen we duurzaamheid ook gebruiken in de zin van “houdbaarheid”, en zo het korte termijn groeistreven van het globale kapitalistische systeem in vraag stellen.

Deze ideeën over de toepassing van duurzaamheid op een arbeidscontext zijn natuurlijk idealistisch en niet perse realiteit. Maar ideeën kunnen krachtig zijn en geleidelijk aan de omvorming van juridische teksten en acties van sociale bewegingen inspireren.

Een dynamisch proces gesteund door collectieve work voice

Uiteraard kan duurzame ontwikkeling geen statisch concept zijn. Het moet continu en dynamisch aandacht hebben voor veranderende noden, binnen en tussen generaties. Zo biedt de COVID-19 pandemie een uitstekend voorbeeld van de noodzaak om plotse veranderingen in arbeidscondities aan te pakken en om te herdenken wat eerlijk en rechtvaardig is op het werk.

Duurzame ontwikkeling moet continu en dynamisch aandacht hebben voor veranderende noden, binnen en tussen generaties.

Als we bij het ontwerpen en uitvoeren van arbeidsnormen werk willen maken van de inclusieve en solidaire doelstellingen waarover ik het hierboven had, dan gaan we een breed spectrum van actoren een stem moeten geven. Tot en met zij die helemaal bovenaan én onderaan de mondiale waardeketens staan. Het gaat dus niet alleen om de traditionele sociale partners van het -systeem, maar ook om zij die een onzeker status hebben op het vlak van tewerkstelling en migratie.

Dit heeft ook implicaties voor collectieve arbeidsonderhandelingen en vakbondsacties. Die kunnen economische, sociale en milieuproblemen overstijgen, aangezien ze een impact hebben niet alleen op de huidige maar ook op toekomstige werkers. Het recht om deel te nemen aan klimaatstakingen zal misschien niet meteen erkend worden door de , gezien de weerstand van werkgevers tegen het stakingsrecht, maar kan wel gebeuren op basis van duurzaamheid.

Rechtvaardige transitie voor werkenden

Het idee van een “rechtvaardige transitie“ vloeit voort uit mogelijke tegenstellingen tussen milieu-, economische en sociale doelstellingen. Vakbonden introduceerden dit begrip in de jaren zeventig van de vorige eeuw, omdat ze een compromis zochten tussen bescherming van werknemers enerzijds en milieuvriendelijke productie en dienstverlening anderzijds. Ze bereikten dit door fondsen op te richten, gefinancierd door overheden of zelfs door vakbonden, om arbeiders (en hele gemeenschappen) te beschermen die dreigen hun inkomen te verliezen.

Bedoeling was om geleidelijk aan verandering in gang te zetten, door nieuwe competenties en herscholing op een manier die aansluit op de noden van arbeiders en werknemers. Zo werd rekening gehouden met de behoeften van de huidige én van toekomstige generaties werkenden.

Op een mondiaal niveau vereist “rechtvaardige transitie” een nauwkeurige afweging over de verdeling van budgetten in het globale Noorden en het globale Zuiden. De IAOheeft haar eigen “Rechtvaardige Transitie Richtlijnen“ uitgebracht die ook specifiek gaan over sociale dialoog en collectieve arbeidsonderhandelingen in dit proces. Zelfs het Parijs Akkoord van 2015 erkent, in de preambule, het idee van een “rechtvaardige transitie”.

Sdg 8: waardig werk of economische groei?

Gezien de invloed van het bedrijfsleven bij hun totstandkoming, is het niet verwonderlijk dat de sdg’s veel minder omvatten dan mijn duurzaamheidsagenda voor arbeid. Uit onder meer sdg 8 over ‘Waardig werk en economische groei’ blijkt de beperkte invulling van duurzaamheid. Bovendien ziet de Agenda 2030 ook de IAOstandaarden grotendeels over het hoofd. Er zijn een aantal voorzichtige suggesties voor een benadering die werkenden beschermt op een bredere en meer inclusieve manier dan momenteel gangbaar is bij de . Vanuit dit perspectief bieden sdg’s een zekere vooruitgang.

Gezien de invloed van het bedrijfsleven bij hun totstandkoming, is het niet verwonderlijk dat de sdg’s veel minder omvatten dan mijn duurzaamheidsagenda voor arbeid.

Deze hoop wordt dan weer teniet gedaan door de afwezigheid van expliciete bepalingen over collectieve inspraak voor arbeiders en werknemers. Bovendien is er geen sprake van de nood aan een rechtvaardige transitie om te balanceren tussen milieu-, economische en sociale doelstellingen.

Sdg 8 wil ‘aanhoudende, inclusieve en duurzame economische groei, volledige en productieve tewerkstelling en waardig werk voor iedereen’ bevorderen. Eerst benadrukken doelstellingen 8.1 en 8.2 “economische groei”, vervolgens gaan doelstellingen 8.3 tem 8.6 over “productieve tewerkstelling”. Het lijkt hoopgevend dat de algemene doelstelling verwijst naar “waardig werk”, een concept dat afkomstig is van de .

De notie van waardigheid komt ook op in de context van “jobcreatie” in doelstelling 8.3 en “volledige en productieve tewerkstelling” in doelstelling 8.5 – maar de focus is telkens economisch. De indicatoren zijn vooral gericht op de formele economie en op meer tewerkstelling. Enkel doelstellingen 8.7 en 8.8 gaan echt over “waardig werk” waarbij ze dit concept in zekere zin uitbreiden maar op andere vlakken ook beperken.

Het is niet zeker of de Agenda 2030 fundamentele arbeidsrechten beschermt. Bepaalde “kern arbeidsstandaarden” die erkend zijn door de IAOVerklaring van 1998 komen expliciet voor, zoals het verbod op dwangarbeid en kinderarbeid in sdg 8.7 (en in zekere zin ook in sdg 16.2). Doelstellingen 8.5 en 8.8 (die samen gaan met sdg 5 over gendergelijkheid) erkennen het belang van niet-discriminatie. Ook hoopvol is dat sdg’s 8.5 en 8.8 spreken over ‘alle werknemers, met inbegrip van migrantenarbeiders … en zij die zich in precaire werkomstandigheden bevinden’. We kunnen stellen dat dit verder gaat dan wat momenteel politiek mogelijk is binnen de tripartiete structuur van de .

Maar om duurzaamheid te bereiken in de zin van bredere solidariteit, moeten we verder kijken dan sdg 8. We moeten ook oog hebben voor sdg 10, die ‘ongelijkheid in en tussen landen’ wil terugdringen, en in de context van handelsconditionaliteit moeten we dit koppelen aan sdg 17 die ‘de implementatie’ wil versterken en streeft naar een ‘wereldwijd partnerschap voor duurzame ontwikkeling’ op het vlak van handel en financiën.

Het IAOconcept van “waardig werk” omvat ook vrijheid van vereniging en het recht op collectieve onderhandelingen. Maar dat blijkt niet expliciet in sdg 8 en komt slechts oppervlakkig uit de indicatoren. Het stakingsrecht, dat werkgevers recent nog ter discussie stelden binnen de , is zelfs helemaal afwezig.

Nog een lange weg naar klimaatstakingen

Misschien moeten deze doelstellingen en indicatoren herbekeken worden in het licht van het rapport van 2018 van de Speciale Rapporteur over het recht op vreedzame vergadering en vereniging. Volgens dat rapport moet sdg 16.10 begrepen worden als bescherming van ‘fundamentele vrijheden’ met inbegrip van vrijheid van vereniging en daarom ook de bescherming van alle vakbondsactiviteiten inclusief het stakingsrecht. Daarom heb ik elders al betoogd dat sdg 16.7 nuttig kan zijn aangezien deze doelstelling ‘ontvankelijke, inclusieve, participatieve en representatieve besluitvorming op alle niveaus’ wil garanderen.

Doen alsof de pijlers van duurzame ontwikkeling nooit gaan conflicteren, speelt in het voordeel van zij die meer macht hebben om hun doelstellingen te bereiken.

In een rapport van 2019 over de naleving van sdg 8 benadrukt de IAOdat inclusieve en niet-discriminerende vrijheid van vereniging, met inbegrip van arbeiders in precaire posities en migrantenwerkers, belangrijk is om de sdg’s te verwezenlijken. Maar door de politieke realiteit van de tripartiete IAObevat het rapport geen enkele vermelding van vakbondsacties.

Het was daarentegen een gemeenschappelijk rapport van het Mensenrechtencomité en het Comité over Economische, Sociale en Culturele Rechten dat in 2019 opnieuw het belang benadrukte van het stakingsrecht voor de vrijheid van vereniging. In de huidige situatie is het nog een lange weg te gaan naar de bevestiging van klimaatstakingen op het werk.

De Agenda 2030 ziet milieu-, economische en sociale doelstellingen op een niet-hiërarchische manier, oftewel ‘geïntegreerd en ondeelbaar’. Van mogelijke spanningen tussen hen is geen sprake, noch is er een mechanisme om deze op te lossen. In die zin is het problematisch dat het idee van een ‘rechtvaardige transitie’ voor arbeid niet voorkomt. Ook de IAO richtlijnen hierover zijn volledig over het hoofd gezien.

Doen alsof de pijlers van duurzame ontwikkeling nooit gaan conflicteren, speelt in het voordeel van zij die meer macht hebben om hun doelstellingen te bereiken. Een transparante en representatieve dialoog, waarbij werknemers and arbeiders een stem hebben, was nuttiger geweest.

Voorbij de retoriek

De internationale gemeenschap zit niet op schema om de sdg’s te bereiken, zo verklaarde de de voorzitter van de Economische en Sociale Raad in augustus 2019. Ze voegde eraan toe dat hiervoor een meer grondig, ambitieus, transformatief en geïntegreerd optreden dringend nodig is.

In deze bijdrage stelde ik dat, hoewel arbeidsnormen ethisch gezien ingebed kunnen worden in een duurzaamheidsdiscours, en daarmee transformatieve rechtvaardigheid tussen en binnen generaties zou kunnen bereiken, de tekst van de sdg’s het zeer moeilijk maakt om dit te bereiken. Vooral de afwezigheid van een expliciete bescherming van collectieve inspraak van arbeiders en werknemers is problematisch.

Het zou onverstandig zijn om het idee van duurzaamheid helemaal te verwerpen.

Duurzaamheid is niet zomaar een retorische truc in de context van handel en arbeidsnormen. Het zou een duidelijke inhoud kunnen krijgen en concreet gebruikt kunnen worden via de vrijheid van vereniging en het kader van rechtvaardige transitie. Maar de sdg’s hebben nagelaten om dit te doen.

Zelfs als de internationale gemeenschap tastbare vooruitgang zou maken om de indicatoren van de sdg’s te bereiken, dan nog zou het problematisch blijken dat ze falen in het garanderen van collectieve worker voice. Of zoals de IAOopmerkte, precies doordat ze geen aandacht hebben voor die worker voice zullen de sdg’s wellicht niet bereikt worden.

In het begin verwees ik al naar Hoofdstuk 13 van het EU-Viëtnam handelsakkoord, waar sprake is van duurzame ontwikkeling en de Agenda 2030. Dit verdrag lijkt meer veelbelovend dan de sdg’s, aangezien het verwijst naar vrijheid van vereniging en erkenning van collectieve arbeidsovereenkomsten in de context van de IAOVerklaring van 1998 (Artikel 13.4) en naar sociale dialoog (Art 13.14). Maar er is geen sprake van rechtvaardige transitie, noch van worker voice in dit proces.

Het zou onverstandig zijn om het idee van duurzaamheid helemaal te verwerpen. Zoals betoogd kan dit concept een veelbelovende vooruitgang maken op het vlak van arbeidsrecht. Maar zoals de zaken er vandaag voor staan, zou het problematisch zijn als handelsakkoorden enkel verwijzen naar de sdg’s.

Tonia Novitz is professor arbeidsrecht aan de University of Bristol Centre for Law at Work. Haar onderzoek focust op arbeidsrecht, internationaal en EU handelsbeleid en de bescherming van mensenrechten.

Een Engelstalige versie van deze blog verscheen op de website van het Ghent Centre for Global Studies.