‘De Duurzame Ontwikkelingsdoelen zitten in het slop door corona’

Jan Servaes

20 april 2021
Opinie

‘We moeten de tijdlijn verschuiven van 2030 naar 2050’

‘De Duurzame Ontwikkelingsdoelen zitten in het slop door corona’

‘De Duurzame Ontwikkelingsdoelen zitten in het slop door corona’
‘De Duurzame Ontwikkelingsdoelen zitten in het slop door corona’

‘De Duurzame Ontwikkelingsdoelen (sdg's) bereiken in 2030 is zo goed als onmogelijk, dat maakt het verwoestende effect van COVID-19 duidelijk.’ Dat stelt professor Internationale communicatie en Communicatie voor sociale verandering Jan Servaes in een opinie.

Ivan Radic (CC BY 2.0)

‘De Verenigde Naties en de rest van de internationale gemeenschap moeten realistisch zijn en de tijdlijn verschuiven van 2030 naar 2050.’

Ivan Radic (CC BY 2.0)

‘De Duurzame Ontwikkelingsdoelen (sdg’s) bereiken in 2030 is zo goed als onmogelijk, dat maakt het verwoestende effect van COVID-19 duidelijk.’ Dat stelt professor Internationale communicatie’ en Communicatie voor sociale verandering Jan Servaes in deze opinie.

Jan Servaes bekleedde een UNESCO-leerstoel in Communication for Sustainable Social Change aan de University of Massachusetts, Amherst. Hij doceerde Internationale communicatieen Communicatie voor sociale verandering in Australië, België, China, Hongkong, de Verenigde Staten, Nederland en Thailand en nam deel aan verschillende korte projecten aan circa 120 universiteiten in 55 landen.

Hij was ook hoofdredacteur van Telematics and Informatics: An Interdisciplinary Journal on the Social Impacts of New Technologies.

Zitten de Duurzame Ontwikkelingsdoelen in het slop door de huidige pandemie? Het korte antwoord is: ja, maar de mot zat er al lang in.

Dit debat begon al voor 2015, het jaar waarin de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (of Sustainable Development Goals, sdg’s) werden aangenomen als opvolger van de in 2000 overeengekomen Millennium Ontwikkelingsdoelen of mdg’s. De acht Millenniumdoelen werden uitgebreid tot zeventien gigantische doelen en 169 streefcijfers.

Aan de hand van projecties van internationale organisaties als de Wereldbank, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), kwantificeerde het Britse Overseas Development Institute (ODI) in 2015 al hoeveel de wereld de huidige trends zou moeten versnellen om de sdg’s in 2030 te bereiken.

Slechts 3 van de 17 sdg’s lagen in 2015 op schema om een aanvaardbaar resultaat te bereiken tegen 2030.

De doelstellingen kregen een ‘cijfer’, gebaseerd op de te verwachten vooruitgang. Een ‘A’ betekende dat de huidige vooruitgang voldoende is om de doelstelling te halen. ‘B’, ‘C’, ‘D’ en ‘E’ betekenen dat er een tandje moet bijgestoken worden. Een ‘F’ geeft aan dat het de verkeerde kant opgaat.

Geen van de 17 sdg’s kreeg een A. Slechts drie sdg’s kregen een B: sdg 1 (geen armoede), sdg 8 (economische groei en fatsoenlijke banen) en sdg 15 (biodiversiteit).

Kregen allemaal een C: sdg 3 (gezondheid voor iedereen), 4 (kwaliteitsonderwijs), 16 (vrede, rechtvaardigheid en sterke instellingen), 17 (partnerschappen voor de doelstellingen), 2 (geen honger), 6 (water en sanitaire voorzieningen), 7 (energie), 5 (gender) en 9 (industrialisering).

Kregen een onvoldoende: sdg 10 (ongelijkheid), 11 (steden), 12 (afval), 13 (klimaatverandering) en 14 (oceanen).

Met andere woorden: slechts 3 van de 17 sdg’s lagen op schema om tegen 2030 een aanvaardbaar resultaat te bereiken. Deze scores werden toegekend in 2015, lang voordat COVID-19 toesloeg.

Onmogelijk tegen 2030

Met het verwoestende effect van COVID-19 in bijna elke sector van de wereldeconomie is het duidelijk dat het bereiken van de sdg’s in 2030 zo goed als onmogelijk wordt. Het aanpakken van ontwikkelingsdoelstellingen door natiestaten is bovendien moeilijker dan werd erkend door de opstellers van de 2030-agenda voor ontwikkeling.

‘Economen die ontwikkelingsbeleid ontwerpen hebben geen voeling met de realiteit van gewone mensen.’

Een studie van Lin en Monga uit 2017 concludeerde bijvoorbeeld dat tussen 1950 en 2008 het slechts 28 landen lukte om hun achterstand op de Verenigde Staten met 10 procent of meer te verkleinen. Het gaat hier om een periode van 58 jaar, terwijl de 2030-agenda binnen 15 jaar moet worden gerealiseerd. Van de 28 landen die Lin en Monga noemen, waren er slechts 12 niet-Europees of een niet-olie-economie.

Volgens Lin en Monga kan de uitdaging om de economie van ontwikkelingslanden te vernieuwen niet los gezien worden van enkele intellectuele en beleidsfouten die zijn opgelegd door de Washington-consensus in de jaren ‘70 tot ‘90. Deze jaren worden beschreven als het verloren decennium voor ontwikkelingslanden.

Banerjee en Duflo, die de Nobelprijs voor de Economie van 2019 deelden voor hun werk op het gebied van armoedebestrijding, benadrukten in datzelfde jaar dat economen die ontwikkelingsbeleid ontwerpen geen voeling hebben met de realiteit van gewone mensen.

In een meer recente analyse, gepubliceerd in het gezaghebbende tijdschrift World Development, vragen ook Moyer en Hedden zich af hoe haalbaar de sdg’s zijn onder de huidige omstandigheden. Ze belichten moeilijkheden voor sommige sdg-indicatoren (toegang tot veilige sanitaire voorzieningen, voltooiing van de middelbare school, en kinderen met ondergewicht) die niet zullen worden opgelost zonder een significante verschuiving in binnenlands en internationaal hulpbeleid en prioriteiten.

Daarnaast noemen Moyer en Hedden 28 bijzonder kwetsbare landen die naar verwachting geen van de negen streefwaarden voor menselijke ontwikkeling zullen halen. Deze meest kwetsbare landen zouden op internationale hulp en dus financiële steun moeten kunnen rekenen.

Financiering

De verwezenlijking van de 2030-agenda kan alleen worden bereikt als drie factoren goed zitten.

De eerste factor is financiering. Hoewel elk land zijn eigen prioriteiten heeft, blijft het betalen van de rekeningen voor de sdg’s een penibel dossier. De Asia-Europe Foundation berekende dat ‘de totale investeringskosten om de sdg’s tegen 2030 te bereiken tussen 5000 en 7000 miljard dollar per jaar op mondiaal niveau en tussen een totaal van 3300 en 4500 miljard dollar per jaar in ontwikkelingslanden’ bedragen. Dit betekent volgens de Asia-Europe Foundation ‘een gemiddelde investeringsbehoefte van 2500 miljard dollar per jaar in de ontwikkelingslanden’. Deze landen zouden volgens de organisatie hun eigen ramingen moeten opstellen ‘om een beter inzicht te krijgen in de reële financiële behoeften van de sdg’s’.

Een aanzienlijke inspanning moet worden geleverd via de particuliere sector en door filantropen.

Een aanzienlijke inspanning moet worden geleverd via de particuliere sector en door filantropen. Terwijl regeringen en gewone mensen hard zijn getroffen door de gezondheids- en economische impact van COVID-19, was de pandemie in zekere zin goed nieuws voor miljardairs, van wie velen hun rijkdom astronomisch hebben zien toenemen.

Uit een rapport van het in Washington gevestigde Institute of Policy Studies blijkt dat Amerikaanse miljardairs hun rijkdom tussen maart en november 2020 met 1000 milard dollar hebben zien groeien. Uit het rapport blijkt ook dat het vermogen van Jeff Bezos, de eigenaar van Amazon, tussen maart en november 2020 met 61 procent toenam, van 113 miljard dollar naar 182,4 miljard dollar.

Het rapport voegde daaraan toe dat er slechts drie jaar geleden nog geen enkele multimiljardair was, een persoon met een nettowaarde van meer dan 100 miljard dollar. Sinds november 2020, het hoogtepunt van de pandemie, zijn er minstens vijf: Jeff Bezos van Amazon, Bernard Arnault van Louis Vuitton, Bill Gates van Microsoft, Mark Zuckerberg van Facebook en Elon Musk van Tesla. Deze multimiljardairs, samen met de meer dan tweeduizend miljardairs wereldwijd, zijn rijk genoeg om substantiële vooruitgang te helpen boeken in sommige van de sdg’s.

Politieke wil

De tweede belangrijke factor die kan helpen om de sdg’s te bereiken is politieke wil. Veel landen hebben ambitieuze nationale ontwikkelingsplannen opgesteld die er op papier fantastisch uitzien. Maar hoeveel van die plannen worden uiteindelijk verwezenlijkt? Wanneer men ziet dat het wel en wee van een land met succes is veranderd door de effectieve uitvoering van nationale plannen, kan men die verwezenlijkingen niet los zien van de sterke politieke wil van de leiders. Het voorbeeld van China spreekt voor zich .

De cruciale vraag die moet worden gesteld is of die politieke wil er overal is. De secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Antonio Gutierres, gaf vorig jaar het antwoord naar aanleiding van een tussentijdse evaluatie van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen: ‘Het is onvermijdelijk dat één cruciaal ingrediënt nog ontbreekt. Politieke wil. Zonder politieke wil zullen noch de publieke opinie, noch de belanghebbenden voldoende actie ondernemen’.

Hier ligt de uitdaging om de sdg’s te verwezenlijken.

Communicatie

De derde factor is de noodzaak van een robuuste communicatie voor ontwikkeling en sociale verandering, zodat de politieke wil kan worden overgebracht op alle belanghebbenden.

Leiders die inspireren tot verandering doen dat met de communicatiemiddelen die voorhanden zijn. Terwijl het digitale tijdperk sociale systemen verstoort en transformaties stimuleert op een ongeëvenaarde schaal en aan een ongezien tempo blijven de sdg’s vrij stil over het onderwerp.

Vandaag bepalen digitale technologieën wat we lezen en consumeren, hoe we stemmen en hoe we omgaan met elkaar en de wereld om ons heen. Er duiken veel risico’s en onzekerheden op, waaronder bedreigingen voor individuele rechten, sociale rechtvaardigheid en democratie, allemaal versterkt door ‘de digitale kloof’ — de verschillende snelheid van internetpenetratie en toegang tot digitale technologieën over de hele wereld.

Geen van de sdg’s kan worden bereikt tenzij mensen in staat zijn hun dromen, zorgen en behoeften te communiceren — lokaal, nationaal, regionaal, wereldwijd. Het is tijd voor een nieuwe doelstelling: sdg 18 of communicatie voor iedereen.

Communicatie voor sociale verandering moet in het tijdperk van COVID-19 ook rekening houden met de uitdaging van verkeerde informatie bij het initiëren van communicatiestrategieën. Daarom zijn de communicatiestrategieën van de Wereldbank, UNICEF of WHO niet alomvattend genoeg.

Ten eerste hebben zij geen rekening gehouden met de uitdagingen die volgen uit een infodemie en de massale productie van nepnieuws bij de aanpak van de pandemie. De tweede tekortkoming is dat de strategieën weinig wetenschappelijke communicatie bevatten om het publiek bewust te maken van de manier waarop gezondheidsdeskundigen beslissingen nemen en het publiek adviseren over haar veiligheid.

Om al deze redenen moeten de Verenigde Naties en de rest van de internationale gemeenschap realistisch zijn en de 2030-agenda voor ontwikkeling herzien door de tijdlijn te verschuiven van 2030 naar 2050. Sommige regionale organisaties, zoals de Afrikaanse Unie, hebben de datum voor de verwezenlijking van hun ontwikkelingsdoelstellingen al vastgesteld op 2063.

De sdg’s moeten prioriteit krijgen met sdg1 (het uitbannen van extreme armoede) als belangrijkste doelstelling voor de komende tien jaar. Het uitbannen van extreme armoede zal waarschijnlijk gevolgen hebben voor andere sdg’s, met name sdg’s 2,3,4,5 en 6.

De inspanningen om extreme armoede uit te roeien mogen niet gebaseerd zijn op slogans, maar moeten door regeringen, financieringsinstellingen, donoren en filantropen worden gezien als de beste kans om de mensheid te redden. De intellectuele fouten en beleidsvoorschriften die aan lage- en middeninkomenslanden worden opgelegd en die hen verder in de afgrond van onderontwikkeling storten, moeten vermeden worden.

Door het tijdschema voor de verwezenlijking van de sdg’s op 2050 te stellen, zal er voldoende tijd zijn om de tot dusver geboekte vooruitgang opnieuw te evalueren, de doelstellingen aan te vullen en het verloren terrein door de verwoestende impact van COVID-19 terug te winnen. Het zal de wereldgemeenschap ook voldoende tijd geven een strategie uit te stippelen over hoe moet worden omgegaan met de mogelijke verdere opkomst van rechtse, populistische en nationalistische regeringen die beperkingen kunnen opleggen aan de sdg’s door hun minachting voor multilateralisme.

Daarnaast moeten er ook van tevoren plannen worden gemaakt om de schade te beperken: de schade van eventuele volgende rampen, die de verwezenlijking van de sdg’s zouden kunnen schaden.

Deze tekst is gebaseerd op delen uit The Palgrave Handbook of International Communication and Sustainable Development van Muhammad Jameel Yusha’u en Jan Servaes (Palgrave MacMillan, 2021).