De financiering van het Wereldfonds voor AIDS, TB en malaria sputtert

Kristof Decoster

08 oktober 2010
Opinie

De financiering van het Wereldfonds voor AIDS, TB en malaria sputtert

Terwijl het land op apegapen ligt, vond begin deze week een driejaarlijkse aanvullende financieringsronde plaats in New York van het Wereldfonds voor AIDS, TB en malaria.

Het fonds is een financieringsmechanisme om programma’s te steunen die preventie, behandeling en zorg aanbieden voor de drie infectieziekten, en waarvoor vanuit ontwikkelingslanden zelf het initiatief wordt genomen, in samenspraak met het lokale middenveld. Donoren zegden in totaal 11.7 miljard dollar toe voor de volgende drie jaar (2011-2013). De 3 scenario’s die het Wereldfonds zelf had vooropgesteld hadden het over een minimum van 13 miljard, om de bestaande programma’s te kunnen handhaven, een tussenscenario, en het maximale scenario begroot op 20 miljard. Bij dit laatste scenario zou voldaan kunnen worden aan de toegenomen vraag vanuit ontwikkelingslanden om preventie- en behandelingsprogramma’s op te zetten. Nogal technocratisch allemaal, zul je zeggen, maar laat me het dan maar minder omfloerst uitdrukken: amper een paar weken na de MDG-opvolgingsconferentie lieten de donoren het opnieuw feestelijk afweten.
 
Aan excuses ontbreekt het niet, uiteraard. Het fonds is nog altijd niet bijster bekend bij de publieke opinie, ondanks uithangborden als Carla Bruni, Bono en Annie Lennox. De druk die van de samenleving en media uitgaat bij dergelijke financieringsrondes is dan ook verwaarloosbaar. En politici weten dat maar al te goed. Obama deed het (net als België overigens) al bij al nog behoorlijk. Zijn administratie zegde 4 miljard US dollar toe, een verhoging met meer dan 1 miljard in vergelijking met de vorige financieringsronde, in 2007. Voor het eerst ging het ook om een toezegging over meerdere jaren, ipv. voor slechts één jaar. Maar ter vergelijking: toch één miljard minder dan wat de tussentijdse verkiezingen van de farce die het US Congres heet, zullen kosten. En twee miljard minder dan de door Amerikaanse ngo’s gevraagde 6 miljard, die ook wel weten dat volgens de Wereldfonds-statuten voor elke Amerikaanse dollar minstens twee dollars van andere donoren moeten opgehoest worden. Met andere woorden, die andere donoren konden zich wat verstoppen achter Amerika. Duitsland, het land waar Voka en co al een tijdje likkebaardend naar kijken, doet het qua toezegging aan het Fonds een stuk minder goed dan Frankrijk. Er kan blijkbaar niet veel meer van af, de fraaie economische groeicijfers ten spijt. Maar misschien kun je daar nog spreken van een Bruni-effect. Wat het knetterrechtse nieuwe Nederlandse kabinet zal doen, laat zich ook raden. En Berlusconi heeft het allicht te druk met foute grappen te maken.
Er is de crisis, natuurlijk, die overheidsbudgetten overal in het Westen onder druk zet, en daaraan gekoppeld het feit dat de G8 landen meer en meer naar de G20 kijken (en dus de nieuwe groeilanden) om ook hun steentje bij te dragen. China, dat tegenwoordig toch op een berg geld zit, toonde zich wel bijzonder krenterig. Slechts 14 miljoen kon er van af voor de volgende drie jaar. Laat ons hopen dat de Chinezen tenminste het fatsoen zullen hebben om niet zelf meer uit de korf van het Wereldfonds te willen eten, iets wat ze de afgelopen jaren maar al te gretig hebben gedaan, vaak ten koste van landen in Sub-Sahara Afrika, die het geld zonder twijfel beter konden gebruiken.
Je hoort ook vaak dat de drie infectieziektes disproportioneel veel globale financiële steun zouden gekregen hebben de afgelopen jaren, ten nadele van andere gezondheidsproblemen in lage inkomens-landen (zoals de strijd tegen kind- en moedersterfte,  verwaarloosde tropische ziektes en ook de toenemende aantallen patiënten met chronische ziektes). Het zou tijd zijn voor ‘more bang for the buck’, kosten-efficiëntie en dies meer. Waarbij genoegzaam vergeten wordt dat het Wereldfonds al vrij kosten-efficiënt werkt, in vergelijking met bv. PEPFAR, Bush’s initiatief ter bestrijding van AIDS. De naakte waarheid is dat deze ‘Grote Drie’ niet zozeer overgefinancierd zijn, maar dat hulp voor gezondheidszorg in het Zuiden domweg ondergefinancierd is. Als je de sommen waarvan sprake legt naast de 20 miljard dollar die elk jaar worden uitgetrokken voor de airconditioning (!) van militaire tenten in Afghanistan en Irak, een statistiek die je letterlijk naar adem doet happen, gaat het bij wijze van spreken om een habbekrats. Maar dan wel een habbekrats die een wereld van verschil maakt in het Zuiden. Extra cynisch is dat de donormotor van het Fonds begint te sputteren, net nu Afrikaanse landen terug de Abuja-norm onderschreven hebben, waarbij ze beloven om 15 % van hun budget aan gezondheidszorg te besteden. Minstens een aantal landen leveren overigens reële inspanningen om die doelstelling te halen.
Natuurlijk moeten er ook meer middelen gaan naar de bestrijding van de kind- en moedersterfte, iets waar Ban Ki Moon’s nieuwe actieplan probeert aan te verhelpen, of om iets te doen aan chronische ziektes als diabetes die meer en meer mensen in het Zuiden treffen. Maar het dreigt een vestzak-broekzak operatie te worden. De 40 miljard dollar die een paar weken geleden voor de volgende vijf jaar beloofd werden voor kinderen en moeders worden bljkbaar voor een deel overgeheveld uit andere hulpbudgetten of zelfs andere gezondheidshulpbudgetten (zoals die voor AIDS). Om dat soort toestanden in de toekomst te vermijden, pleiten sommigen voor een verruiming van het mandaat van het Fonds, zodat het een echt wereldfonds voor gezondheidszorg zou worden. Een vierde scenario dus,  niet gesproken door het Global Fund zelf, maar wel door bv. Jeffrey Sachs en medestanders: eigenlijk zou per jaar 12 miljard moeten gaan naar gezondheidszorg in het Zuiden; 6 miljard voor de (verticale) bestrijding en controle van ziekten, en 6 miljard voor het structureel investeren in basisgezondheidszorg. Met andere woorden, in plaats van 20 miljard voor de drie jaar (het maximale scenario van het Fonds), zou het gaan om 36 miljard.
Voor wie eraan zou twijfelen, het Fonds boekte de afgelopen jaren enorme resultaten:  5.7 miljoen mensenlevens werden gered, door het aanbieden van antiretrovirale middelen aan 2.8 miljoen HIV-patiënten, anti-tb behandeling aan 7 miljoen mensen en het verspreiden van 122 miljoen met insecticide behandelde muskietennetten, om malaria te voorkomen. Ga er maar aan staan.
Ik weet het, dit soort cijfers klinken altijd een beetje abstract, zelfs voor mensen die er elke dag mee bezig zijn. En de verleiding is groot om te zeggen, nu de machts-en economische verhoudingen in de wereld in snel tempo aan het kantelen zijn: laat eerst China en Indië maar eens over de brug komen, waarom moeten wij altijd met geld op de proppen komen, terwijl hier toch ook veel mensen het moeilijk krijgen? En er is de klimaatverandering, voedselveiligheid, … die ook allemaal hopen geld zullen kosten. Al die opwerpingen bevatten een grond van waarheid. Diep binnenin weten we echter dat het geld er is. Alleen, we (of beter gezegd de staat, via belastingen) geraken er niet aan, getuige de aartsmoeilijke weg naar een belasting op financiële transacties. Maar zolang we electoraal blijven accepteren dat sommige mensen geld als slijk verdienen, via ‘legale’ bonussen of ronduit malafide achterpoortjes en belastingparadijzen, is het onze verdomde plicht om mechanismen die een kiem van structurele solidariteit met het Zuiden inhouden, zoals het Fonds, voldoende te financieren.
Nog een laatste overweging. Volgens de cynici onder ons zijn we toch al met teveel op deze aardbol, wat kunnen Afrikanen die wegteren aan Aids ons eigenlijk schelen, moeten ze zich maar niet te pletter copuleren. En toegegeven, voor sommige webfora-bezoekers twijfel ik er niet aan dat Afrikaanse Aidspatiënten op hun humanitaire schaal van Richter zowat even laag staan als Pakistaanse Taliban die verzuipen in modderstromen. Maar de vraag die je je eigenlijk moet stellen, is de volgende: kunnen we aanvaarden dat mensen blijven creperen aan AIDS, als het eigenlijk perfect mogelijk is om die mensen te helpen? Het is het antwoord op dit soort vragen dat zal bepalen in welke samenleving onze kinderen en kleinkinderen zullen opgroeien, veeleer dan de vraag of we wel competitief kunnen blijven met de nieuwe groeieconomieën. Of zoals een Britse band het ooit wrang verwoordde:_

Kunnen we aanvaarden dat mensen blijven creperen aan AIDS, als het eigenlijk perfect mogelijk is om die mensen te helpen?

If you tolerate this, then your children will be next_.
Kristof Decoster is sinds 2007 verbonden aan de ‘Health Policy & Financing Unit” van het Departement Volksgezondheid van het ITG in Antwerpen.