Mathieu Verstichel
Europees hulpmechanisme ontbeert voldoende slagkracht
“‘De migratiecrisis in Griekenland en de coronapandemie: kansen voor een aangepast Europees humanitair beleid?’
Een uitbraak van het COVID-19 virus in de overbevolkte Griekse vluchtelingenkampen kan een humanitaire ramp betekenen, schrijft student Mathieu Verstichel. Maar zowel de pandemie als de huidige migrantencrisis kunnen voor de EU dienen als trigger om het humanitair beleid verder uit te bouwen.
Chris Morrow / Wikimedia (CC BY-SA 430)
‘This is Europe’s moment’, zei EU commissaris Ursula von der Leyen vorige week. Aan ambitie geen gebrek. Europa gaat een zoveelste onzekere periode tegemoet. Samen met de huidige migratiecrisis in Griekenland lijkt de coronacrisis zich echter wel aan te dienen als een opportuniteit om een vernieuwde humanitaire koers uit te varen. Dat zal nodig zijn, want de EU toonde zich andermaal geen “unie” op het moment dat solidariteit veel leed had kunnen besparen. Het is tijd voor een systeem dat niet steunt op vrijwillige bijdragen van lidstaten, maar één dat zich voldoende wapent tegen nieuwe crisissen door een afgesproken inbreng. Dat is in het belang van elke lidstaat.
Veel EU-lidstaten besloten begin maart om een quasi-lockdown in te voeren. De door corona veroorzaakte schulden en het terug op gang brengen van de economie zal veel geld zal kosten. Héél veel geld. Een eerste gedachte hierbij zou kunnen zijn dat lidstaten hierdoor nog maar weinig geneigd zullen zijn om geld uit te geven aan humanitaire doeleinden. Toch lijkt het omgekeerde waarschijnlijker, omdat de humanitaire context juist zo ontzettend Europees oogt.
Vooral in landen als Italië en Spanje werd in televisiejournaals heel zichtbaar hoe mensen dringend nood hadden aan acute medische hulp. Daarbij denken we in de eerste plaats aan geschikte mondmaskers, beademingstoestellen en een voldoende aantal bedden op intensieve zorgen. Voorzitter van de Europese Commissie, Ursula von der Leyen, kondigde vorige week aan dat het herstelplan “Next Generation EU” een budget van 750 miljard euro wil vrijmaken om de crisis te lijf te gaan. Een groot deel van dat budget zou aangewend worden om de gezondheidszorg te versterken. Daarnaast zou een iets kleiner deel van het herstelplan rechtstreeks doorstromen naar het humanitaire beleidsorgaan.
Niet enkel COVID-19 is reden voor meer humanitaire aandacht binnen de Europese Unie. Ook migratie- en vluchtelingencrisissen situeren zich al langer niet meer uitsluitend buiten de Europese grenzen. Dat werd nogmaals duidelijk toen eind februari duizenden migranten de Turks-Griekse grens overstaken die de Turkse President Erdogan had opengezet om druk te zetten op de EU, uit onvrede voor de geringe ontvangen financiële steun voor het opvangen van Syrische vluchtelingen.
Als reactie op deze migrantencrisis besloot de EU op 3 maart, net voor de massale verspreiding van het COVID-19 virus in Europa, om Griekenland te hulp te schieten met 700 miljoen euro. Dat bedrag zou in de eerste plaats gebruikt worden voor het faciliteren van noodopvang en infrastructuur. Concreet gaat het hierbij om het voorzien van onderdak, voedsel en medische zorgen voor meer dan 40.000 vluchtelingen.
Te weinig en te laat
De timing van de virusuitbraak was allerminst bevorderlijk voor de precaire situatie die voortvloeide uit de migrantencrisis. Griekenland diende daarom een bijkomende aanvraag in bij het EU-hulpmechanisme van de Europese Civiele Bescherming – dat bevoegd is voor noodhulp op Europees grondgebied — voor meer noodinfrastructuur, medische en hygiënische faciliteiten.
Aangezien social distancing quasi onmogelijk te handhaven is in volgepakte kampen zou een uitbraak van het virus een humanitaire ramp kunnen betekenen.
Oostenrijk besloot uiteindelijk op 20 april om 181 wooncontainers te sturen naar de kampen in Griekenland. Een maand later volgden Nederland, Frankrijk, Tsjechië en Denemarken het Oostenrijkse voorbeeld. In totaal leverden 17 lidstaten hulpgoederen aan Griekenland.
Ondanks de ongetwijfeld goedbedoelde intenties van vele lidstaten luidde de kritiek in zowel de Griekse kampen als in zwaar getroffen landen als Spanje en Italië hetzelfde: te weinig en te laat. Pas op 7 mei werden de eerste mondkapjes geleverd door de Europese Commissie aan lidstaten die daarvoor een aanvraag hadden ingediend. In de Griekse vluchtelingenkampen is de situatie nog steeds erbarmelijk. Aangezien social distancing quasi onmogelijk te handhaven is in volgepakte kampen zou een uitbraak van het virus een humanitaire ramp kunnen betekenen.
Zowel de coronapandemie als de huidige migrantencrisis in Griekenland kunnen voor de EU echter dienen als een trigger om het humanitair beleid verder uit te bouwen en bepaalde onderdelen in de huidige structuren meer op de voorgrond te laten treden. Uiteindelijk valt de Civiele Bescherming weinig te verwijten. Het Europees hulpmechanisme ontbeert voldoende slagkracht om snel en gepast te kunnen optreden tijdens crisissen zoals deze. Het is namelijk te afhankelijk van vrijwillige bijdragen in natura, waaronder medische teams en gespecialiseerd materiaal, van de lidstaten zelf.
rescEU
Dit besef resulteerde vorig jaar al in de oprichting van rescEU dat bedoeld is om materiële reserves aan te leggen voor lidstaten die in noodsituaties verkeren. De opzet daarbij is dat lidstaten reserves kunnen aanwenden wanneer ze zelf over te weinig middelen beschikken en wanneer andere lidstaten zich op dat moment in een soortgelijke noodtoestand bevinden.
De creatie van rescEU lijkt kenbaar te maken dat de EU de aarzelende Civiele Bescherming tot een vitaler onderdeel van de Europese Commissie voor Humanitaire hulp en Civiele bescherming (ECHO) wil laten evolueren. Uit een voorstel van de Europese Commissie blijkt dat de intentie om het budget voor de ECHO te verhogen al aanwezig was twee maand voor de uitbraak van COVID-19 in Europa.
De huidige migratie- en gezondheidscrisis toont aan dat een systeem dat voornamelijk afhankelijk is van vrijwillige bijdragen van lidstaten, tekort schiet.
Hoewel tijdens de voorbije periode van 2014 tot 2020 iets meer dan 7 miljard euro door de Europese Commissie werd toegewezen aan ECHO, stelde de Commissie reeds in januari van dit jaar een budgetsverhoging tot 11 miljard euro voor.
Begin deze maand werd die ambitie verder uitgebreid door de Commissaris voor Crisisbeheer Janez Lenarčič door te verklaren dat hij het humanitair budget voor het “Meerjarig Financieel Kader” van 2021 tot 2027 wil opkrikken tot 14,8 miljard euro, waarvan 5 miljard zou komen uit het herstelplan van “Next Generation EU”. Dat geld zou voornamelijk ingezet worden ter ondersteuning van die Europese reserves, maar er zijn weinig garanties dat dit volstaat om voldoende snel inzetbare reserves voorhanden te hebben bij een volgende crisis.
De huidige migratie- en gezondheidscrisis toont aan dat een systeem dat voornamelijk afhankelijk is van vrijwillige bijdragen van lidstaten, tekort schiet. Daarnaast is er weinig reden om te vermoeden dat Europa in de toekomst gespaard zal blijven van dergelijke crisissen.
Recente evoluties en intenties binnen het humanitair beleidsorgaan blijken hoopvolle signalen. De Civiele Bescherming lijkt zich steeds meer te ontdoen van het imago dat het louter een aanhangsel van ECHO is, omwille van zijn specifieke inzetbaarheid op het Europese grondgebied. Een gedeeltelijke ‘reset’ van het huidige humanitair beleid is in het belang van een Europese Unie die zijn rug wil rechten.
De aanleg van reserves is een stap in de goede richting, maar het mag gerust allemaal nog wat ambitieuzer. Een noodplan met vooraf afgesproken bijdragen van de lidstaten, het zij financieel of materieel, lijkt broodnodig als de EU een humanitaire ramp in de toekomst wil vermijden.
Mathieu Verstichel is 24, heeft een bachelor videojournalistiek en bijna een master Conflict & Development op zak. Hij deed stage bij de buitenlandredactie van VRT en werkte mee aan een project voor Vranckx en de Nomaden.