“‘De tirannie van de vrije markt’
Jan Vandemoortele, doctor in de ontwikkelingseconomie, vraagt zich af waar het blinde geloof in de vrije markt vandaan komt, wat Adam Smith écht bedoelde met de 'onzichtbare hand' en of 'de tirannie van de theorie van de vrije markt' ooit kan overkomen worden. 'Tolereren we een allesomvattend marktsysteem dat de misleidende naam 'vrije markt' draagt wanneer het in feite gaat om het bestendigen van de welvaart van een klein aantal mensen?'
In zijn boek Kapitaal in de 21ste eeuw (2014) becijfert de Franse econoom Thomas Piketty hoe we terug evolueren naar het tijdperk van La Belle Époque; een tijd van groteske ongelijkheid.
Tal van onderzoek toont aan dat een toenemende concentratie van inkomens en rijkdom een bedreiging vormt voor de welvaart en de democratie. Toch wordt er weinig of niets ondernomen om paal en perk te stellen aan de groeiende ongelijkheid. Waarom niet?
Het antwoord ligt in het blind geloof in een theorie; die van de vrije markt. Die theorie, wijd verspreid, beweert dat de vrije markt tot de meest efficiënte resultaten leidt. Bovendien wordt de vrije markt als zelfregulerend beschouwd, waardoor regelgeving overbodig wordt. Meer nog: het is zelfs belemmerend voor de particuliere sector.
Een geloof in die theorie is blind, omdat ze niet helemaal strookt met de werkelijkheid. In feite klopt ze zelfs helemaal niet.
Oogkleppen op
‘Regeringsleiders betreuren verbaal de grote ongelijkheid, maar zijn medeplichtig aan het vergroten van de kloof.’
In hun streven naar zekerheid, zetten de aanhangers van die theorie oogkleppen op die vaak foutieve veronderstellingen inhouden omtrent de complexiteit van de werkelijkheid en de drijfveren van de mens.
De financiële crisis van 2008 was een enorme opdonder voor de theorie, maar de aanhangers hebben de crisis vakkundig geherdefinieerd als zijnde het resultaat van overvloedige overheidsuitgaven. Vandaar dat we elke dag horen dat er geen middelen meer zijn en dat er bespaard moet worden.
Daarenboven wordt vaak beweerd dat de arbeidsmarkt meer flexibiliteit behoeft. Maar het Internationaal Muntfonds kan geen bewijzen vinden voor de theorie die zegt dat het dereguleren van de arbeidsmarkt leidt tot hogere economische groei en meer banen.
Lees ook: De grote keuzes achter de tax shift
De theorie verspreidt ook de mythe dat er slechts meer banen zullen komen als de rijken minder belast worden en meer fiscale voordelen krijgen. De tax shift kan dus niet op hun schouders vallen. Maar hadden ze evenveel jobs gecreëerd als ze rijker zijn geworden de voorbije dertig jaar, dan zou elke werkzoekende vandaag uit een hele reeks jobs kunnen kiezen.
De tirannie van de theorie van de vrije markt bestaat erin dat regeringsleiders verbaal de grote ongelijkheid betreuren, terwijl ze medeplichtig zijn aan acties die de kloof steeds vergroten.
De toezichthouders hebben zich laten gevangen nemen door degenen die toezicht behoeven – denk onder andere aan de grote bankiers. In zijn boek De Utopie van de Vrije Markt (2010) verwoordt de Nederlandse filosoof Hans Achterhuis het als volgt: ‘Sinds de jaren 1980 lijken wij van de ene naar de andere neoliberale maatregel te zijn gestruikeld. Politici verdedigen naar eigen zeggen alleen een pragmatisch en realistisch beleid, waarin de markt de meeste maatschappelijke problemen moet oplossen.’
Meer dan eigenbelang
‘Uit ervaring weet iedereen dat eigenbelang niet de enige drijfveer is van ons handelen.’
Volgens de theorie staat eigenbelang centraal in de werking van de vrije markt. Een beschrijving van het marktsysteem verwijst steevast naar eigenbelang en veelal wordt daarbij ook de ‘onzichtbare hand’ aangehaald.
Paul De Grauwe, in zijn boek De Limieten van de Vrije Markt (2014), omschrijft het als volgt. Er is ‘als het ware een ‘onzichtbare hand’ aanwezig is die ervoor zorgt dat het streven naar eigenbelang […] vanzelf in de richting van het algemeen belang wordt geduwd.’ Maar is dat wel zo?
Uit ervaring weet iedereen dat eigenbelang niet de enige drijfveer is van ons handelen, verre van. Zonder te negeren dat het er deel van uitmaakt, is het gewoonweg fout om te stellen dat bijna alle menselijke handelingen er door gedreven worden; zoals het neoliberale verhaal ons voorspiegelt. Zo’n maatschappijvisie reduceert de mens tot homo economicus, die uitsluitend gedreven zou zijn door eigenbelang.
Zo’n simplistisch mensbeeld klopt niet met de werkelijkheid. Moest het kloppen, zou niemand Fairtrade steunen, zou Wikipedia niet bestaan en zou geen vrijwilligerswerk worden gepresteerd.
De neoliberale marktheorie heeft geen verklaring voor het bestaan van Fairtrade, Wikipedia en de vele vormen van vrijwilligerswerk. Maar Adam Smith heeft dat wel. Jawel, hij die de metafoor van de ‘onzichtbare hand’, waar de neoliberalen zo gretig gebruik van maken, de wereld instuurde. Voor diegenen die zijn werk niet hebben gelezen – wat veelal gelt voor de aanhangers van de theorie van de vrije markt – volgt hier een korte spoedcursus.
‘Volgens Smith maakt soberheid deel uit van eigenbelang, zodat hij het onnodig achtte om rijkdom en weelde direct te beteugelen.’
Stuart Rankin (CC BY-NC 2.0)
Spoedcursus Adam Smith
‘Het eerste boek van Smith is van belang om de ‘onzichtbare hand’ te vatten.’
In zijn boek An Inquiry into the nature and causes of the Wealth of Nations (1776) stelde Adam Smith dat de vrije markt een beschavende invloed zou hebben op de samenleving.
Als iedereen zijn of haar eigenbelang zou nastreven in de vrije markt zou dit bijdragen tot onze collectieve welvaart. De ‘onzichtbare hand’ zou voor harmonie en evenwicht zorgen, aldus Smith.
Wat de aanhangers van het neoliberalisme weglaten, is dat hij zich eerst toelegde op de moraalfilosofie en er een belangrijk boek over schreef met de titel The Theory of Moral Sentiments (1759). Als prominent lid van de Schotse Verlichting was hij ervan overtuigd dat alle mensen fundamentele morele waarden en deugden bezitten.
Hij beschreef die met de term sympathy – wat we vandaag empathie noemen; de zorg voor anderen.
Hij vond het zo normaal dat mensen het voor elkaar opnemen dat hij ze beschouwde als ‘onze welwillende instincten’. Zijn eerste boek is van belang om zijn stelling in Wealth of Nations op correcte wijze te vatten.
Zijn betoog over de verdiensten van de vrije markt rust immers op het idee dat mensen zich niet enkel competitief zullen gedragen in de vrije markt maar eveneens deugdzaam; met welwillendheid en empathie, zelfbeheersing en gematigdheid, respect, eerlijkheid en integriteit. Volgens Smith zouden die morele sentimenten de hebzucht beteugelen.
‘Zorg dragen voor anderen en weinig voor zichzelf; ons egoïsme beteugelen en onze welwillende genegenheid beoefenen, die vormen de volmaaktheid van de menselijke natuur’, zo schreef Smith. Hij beweerde nooit dat making money de essentie vormt van het menselijk gedrag. Zijn zienswijze staat dus ver verwijderd van het populaire neoliberalisme vandaag.
4x4’s
‘Smith zou nooit gedacht hebben dat er vandaag zoveel luxueuze 4x4’s zouden rondrijden op de verharde Vlaamse wegen.’
Volgens Smith maakt soberheid deel uit van eigenbelang, zodat hij het onnodig achtte om rijkdom en weelde direct te beteugelen. Hij zou nooit gedacht hebben, bijvoorbeeld, dat er vandaag zoveel luxueuze 4x4’s zouden rondrijden op de verharde Vlaamse wegen.
Is Adam Smith van gedachten veranderd? Schreef hij Wealth of Nations om afstand te doen van zijn standpunt in Moral Sentiments? Dit wordt vaak voorgesteld als het ‘probleem van Adam Smith’; namelijk de tegenstrijdigheid tussen zijn argument over onze welwillende instincten (in zijn eerste boek) en ons nastreven van eigenbelang in de vrije markt (in zijn tweede boek).
Maar Adam Smith nam nooit afstand van zijn ideeën vervat in Moral Sentiments. In 1790, kort voor zijn dood, kwam nog een zesde en herwerkte editie uit van Moral Sentiments; zodat zijn eerste boek tevens zijn laatste werk is.
Adam Smith heeft zijn standpunt in verband met de morele sentimenten nooit verlaten. Daarin wordt Smith nu gesteund door recente bevindingen die aantonen dat mensen een sterk aangeboren gevoel hebben voor rechtvaardigheid en billijkheid; iets wat de aanhangers van de theorie van de vrije markt bewust negeren. Het is echter wel zo dat de vrije markt, indien die niet onderworpen aan voldoende regelgeving, onze morele waarden en empathie kan aantasten.
Terloops dit nog: de ‘onzichtbare hand’ wordt welgeteld één keer vermeld in de negenhonderd bladzijden van Wealth of Nations. Nochtans wordt het duizenden keren per jaar geciteerd. Inderdaad, de woorden en ideeën van Adam Smith worden vaak misbruikt om ideologische standpunten aan te kaarten.
Marktisme
‘Uiteindelijk gaat het niet om de vraag of we voor of tegen het marktsysteem zijn, maar welk soort marktsysteem we willen.’
Beleidskeuzes die gebaseerd zijn op een blind geloof in de theorie van de vrije markt leiden tot groteske ongelijkheid en tot ‘marktisme’, waarbij het marktsysteem gestaag binnensluipt in delen van onze samenleving waar het voordien nooit een rol speelde – bijvoorbeeld de gezondheidszorg, ons onderwijs, het sociaal opvangnet en cultuurbeleid.
Uiteindelijk gaat het niet om de vraag of we voor of tegen het marktsysteem zijn, maar welk soort marktsysteem we willen.
Willen we een eerlijk en goed functionerend marktsysteem dat inclusief is en beperkt blijft tot economische transacties? Of tolereren we een marksysteem dat allesomvattend is en de misleidende naam ‘vrije markt’ draagt wanneer het in feite gaat om het bestendigen van de welvaart van een klein aantal mensen?
De toekomst zal uitwijzen of we de tirannie van de theorie van de vrije markt kunnen overkomen. Makkelijk wordt het beslist niet; niet zozeer omwille van gevestigde belangen maar omwille van bestaande theorieën. In de jaren dertig van de vorige eeuw was John Maynard Keynes er zich al van bewust hoe moeilijk het is om iemand van idee te doen veranderen: ‘De moeilijkheid ligt niet in het aanvaarden van nieuwe ideeën, wel in het loslaten van de oude’.