Een gezond wantrouwen in de media is legitiem

Ludo De Brabander

23 december 2016
Opinie

Een gezond wantrouwen in de media is legitiem

Een gezond wantrouwen in de media is legitiem
Een gezond wantrouwen in de media is legitiem

‘Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat de waarheid in tijden van oorlog altijd het eerste slachtoffer is’, zegt Ludo De Babander, woordvoerder van Vrede vzw. Maar het is al te gemakkelijk om de pijlen enkel op de “alternatieve” media te richten. Ook de mainstream media zijn uitermate vatbaar voor manipulatie.

Vorige week schreef Pieter Stockmans een lang stuk over de media en de berichtgeving over Syrië. Daarin aanvaardt hij weliswaar dat er kritiek kan geleverd worden op de berichtgeving vanwege “MSM” (mainstream media), maar richt hij toch vooral zijn pijlen op “alternatieve media” die zelf ‘in hun reacties daarop één voor één leugens en desinformatie verspreiden’.

Hij spreekt over een propaganda-oorlog en schrijft: ‘Omdat het Westen de Syrische oppositie steunt, verspreidt radicaal links mee het narratief van Assad en Rusland’. Hij geeft kritiek op journalisten als Robert Fisk en Patrick Cockburn (beiden schrijven voor The Independent) omdat ze weliswaar de media beschuldigen van het gebruik van gekleurde bronnen uit rebellengebied, maar met geen woord reppen over de gekleurde bronnen van in regeringsgebied.

Een artikel van Robert Fisk dat kritisch is voor de media wordt volgens Stockmans massaal gedeeld door zowel radicaal links als extreemrechts. Hij komt tot de ‘vreemde vaststelling: haat voor de VS en haat voor de islam verenigen radicaal links en extreemrechts achter Assad en Rusland’. Hij spreekt van een ‘doelgericht aanval op het vertrouwen van de burger in media en journalisten’.

Link

Lees hier het opiniestuk van Pieter Stockmans.

Het is niet abnormaal dat er zoveel discussies zijn over welk narratief het dichtst bij de waarheid aanleunt in deze gruwelijke oorlog.

Het is niet abnormaal dat er zoveel discussies zijn over welk narratief het dichtst bij de waarheid aanleunt in deze gruwelijke oorlog. Daar zijn minstens twee belangrijke redenen voor. De eerste heeft te maken met de kwetsbaarheid van informatie in tijden van oorlog. Informatie kan immers een belangrijk wapen zijn en doorslaggevend zijn voor de steun van de publieke opinie voor bijvoorbeeld een militair optreden of het opleggen van sancties.

Als informatie voor politieke doeleinden wordt ingezet dan spreken we over propaganda. In elke oorlog is er propaganda. Elk kamp bedient er zich van. Die kwetsbaarheid is des te groter als de omstandigheden het ontzettend moeilijk maken om aan verslaggeving te doen. In en rond Aleppo zijn de risico’s erg groot om aan journalistiek te doen en dus zijn we afhankelijk van wat er via de sociale media wordt gepost en zijn we vatbaar voor de manipulaties die er mee gepaard kunnen gaan.

Een tweede reden waarom het zo moeilijk is om een juist beeld te krijgen van de oorlog is een gevolg van de complexiteit van dit conflict. In de Syrische oorlog zijn er danig veel lokale, regionale en internationale spelers met tegenstrijdige belangen of doelstellingen actief dat we door de bomen het bos niet meer zien. Ik kom daar straks op terug.

Karikatuur van alternatieve media

Stockmans maakt een aantal terechte bedenkingen. Er wordt inderdaad veel onzin verspreid, maar dat is natuurlijk niet iets waar de alternatieve media een monopolie op hebben. Ik vind dat hij een karikatuur maakt van de alternatieve media en kritische houding van journalisten over de oorlogsverslaggeving van MSM. Hij scheert alles wat makkelijk over één kam, en maakt er een zwart-wit verhaal van. Zoals MSM niet homogeen zijn, is dat evenmin het geval voor alternatieve media.

Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat de waarheid in tijden van oorlog altijd het eerste slachtoffer is.

Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat de waarheid in tijden van oorlog altijd het eerste slachtoffer is. En dat de zogenaamde MSM daar zeker ook heel vatbaar zijn voor manipulatie of zelf drijfveren hebben om propaganda een kanaal te geven.

De voorbeelden van mediamanipulatie om ten oorlog te trekken zijn legio. Doorgaans wordt in oorlogstijd of bij grote spanningen de tegenstander als erg gruwelijk voorgesteld terwijl het eigen kamp als de verdediger van nobele doelen wordt gepresenteerd. Dat hoef ik Stockmans niet te vertellen, vermoed ik.

Het wantrouwen voor MSM is gezien de vele voorvallen legitiem. Daarom begrijp ik ook niet waarom hij critici van de dominantie mechanismen van media in conflicten bijna wegzet als aanhangers van Assad.

Leugens en manipulaties

Leugens, manipulaties zijn bijna in alle grote militaire interventies van de afgelopen decennia bepalend geweest om een oorlog te starten. In de aanloop en tijdens de NAVO-oorlog tegen Servië in 1999 beweerden verschillende Europese leiders dat het Servische leger zich schuldig maakte aan grootschalige etnische zuiveringen en slachtpartijen. De Duitse minister van Defensie, Rudolf Scharping sprak van een concentratiekamp in de Kosovaarse hoofdstad Pristina. Achteraf bleek daar niets van waar te zijn.

Er werd gesproken over 10.000 doden en massagraven en de Duitse minister van Buitenlandse Zaken vergeleek het gedrag van de Serviërs zelfs met de Nazi-praktijken in Auschwitz.

Het gaat hier om slechts een kleine greep van verdraaide of leugenachtige beweringen waar verschillende van de toenmalige politieke protagonisten (Clinton, Blair, Kouchner, Holbrooke, Walker,…) zich van bedienden. Er werd duidelijk op een oorlog aangestuurd en het was belangrijk om de publieke opinie te overtuigen.

Er was daarenboven geen VN-mandaat voor de oorlog die daarop effectief uitbrak, wat het belang van overtuigende argumenten extra moest onderstrepen. De media stelden zich erg volgzaam en zelfs militant op. Net als nu met Syrië, werden critici de mond gesnoerd en al eens verweten aanhanger te zijn van de brutale dictator Milosevic.

De getuigenis over de moord op couveusebabies door Iraakse soldaten bleek compleet verzonnen te zijn.

Propaganda en de bij wijlen ronduit oorlogszuchtige houding van bepaalde media waren ook doorslaggevend voor het uitbreken van de twee internationale Golfoorlogen tegen Irak. Een getuigenis van een verpleegster over de moord op couveusebabies door Iraakse soldaten na de inval in Koeweit in de zomer van 1990 werd door miljoenen Amerikanen bekeken.

President Bush diepte het voorval vervolgens geregeld op in zijn toespraken die de publieke opinie uiteindelijk moesten overtuigen van de op stapel staande oorlog. De getuigenis bleek echter compleet verzonnen te zijn. De vrouw in kwestie was de dochter van de Koeweitse ambassadeur in de VS en was toen helemaal niet in Koeweit. Maar de media pikten het verhaal gretig op.

Sommige journalisten deden er nog een schepje bovenop en schaarden zich volledig achter het narratief van Saddam Hoessein als de “nieuwe Hitler”.

Dat het ook wel eens om platte economische belangen kon gaan, vormde amper een discussie.

De aanloop naar de Golfoorlog van 2003 vormde een van de belangrijkste voorbeelden van moedwillige manipulatie door regeringsbronnen waarin de media zich compleet lieten vangen om zich vervolgens te vergalopperen in oorlogsretoriek. Heel wat Angelsaksische media slikten alles van hun regeringsleiders: het verhaal van de massavernietigingswapens, de band tussen al Qaida en het Iraakse regime of Blairs voortdurende beweringen dat het er om ging de Irakezen te verlossen van een dictator. Dat het ook wel eens om platte economische belangen kon gaan, vormde amper een discussie.

De oorlog in Libië werd dan weer voorgesteld als noodzakelijk om de Libische bevolking te beschermen tegen de mogelijke genocidale praktijken van hun leider, ook al waren daar weinig aanwijzingen toe. Ook hier werden overdrijvingen niet geschuwd en was het aantal kritische stemmen nagenoeg nihil.

In het Belgische parlement was er geen enkele tegenstem. De vredesbeweging die zich tegen de oorlog verzette, kreeg het verwijt een dictator zijn gang te laten gaan. Maar dat alle landen die met de NAVO ten strijde trokken massaal wapens leverden aan datzelfde dictatoriale regime, met inbegrip van België, werd met veel minder gretigheid aan de grote klok gehangen.

In oorlogstijd zijn de mediakanalen er voor de machthebbers.

De essentie is telkens dat de voorkeur voor het oorlogsnarratief van de betrokken politieke leiders veel media er toe heeft aangezet om informatie die daar niet in past, te weren. In oorlogstijd zijn de mediakanalen er voor de machthebbers. Er is veel minder plaats voor de “radicaal linkse” vredesstem.

Koude oorlog 2.0

Terug naar Syrië. Zijn er alternatieve media die overdrijven, liegen, of verzwijgen? Uiteraard zijn die er. Zeker met de opkomst van de sociale media kan het de spuigaten uitlopen. Maar dat is zeker niet de regel.

Er zijn genoeg ernstige alternatieve, niet-commerciële media, die hun rol proberen te spelen door eerst en vooral met een gezond wantrouwen naar de mediaframing te kijken die rond de oorlog in Syrië hangt. En daar kunnen we – opnieuw – vaststellen dat in veel MSM (ik gebruik dat woord niet graag, omdat het homogeniteit veronderstelt die er niet is) bepaalde nieuwskaders worden gehuldigd die een reflectie zijn van de dominante westerse visie op de geopolitieke context waarin het Syrische conflict zich bevindt. Vergeet niet dat we naar dit conflict kijken in een Koude Oorlog 2.0 kader.

Of het nu de oorlog in Oekraïne of in Syrië is, er bestaat de neiging om in een zwart/wit kader te vervallen.

Of het nu de oorlog in Oekraïne of in Syrië is, er bestaat de neiging om in een zwart/wit kader te vervallen en dergelijke situaties te gebruiken voor andere doeleinden, zoals de voortdurende opvallende pogingen om er de militarisering van de EU mee door te zetten.

‘We hebben een sterke gemeenschappelijke defensie nodig om in de instabiele periferie op te treden’, zoals dat dan klinkt in de nieuwe Europese veiligheidsstrategie. Hoewel de EU-lidstaten na de VS de grootste wapenleveranciers zijn van de regio. Wapens die onder meer in Syrië terechtkomen en er het conflict voeden.

Het heeft weinig zin om Syrië te bekijken als een goedkope spaghettiwestern. In Syrië kan de trofee van slechterik heel makkelijk naar Rusland en het Syrische regime gaan. En ik ben het er dus mee eens dat hun optreden disproportioneel en onnodig brutaal en gewelddadig is. Het Syrische regime is ook erg problematisch in termen van mensenrechten. De gevangenissen puilen uit van gefolterde politieke gevangenen.

Maar tegelijk is het een belangrijke vraag in de analyse (en die komt veel minder aan bod in de “MSM”) of de Syrische oorlog een dergelijke escalatie zou hebben gekend zonder de “regime change”-politiek van verschillende buitenlandse spelers. Ik denk dat het belangrijk is om in de huidige oorlogscontext te benadrukken dat de VS al sinds 2003 naar een ander regime in Syrië streven, wat in de daaropvolgende jaren alsmaar duidelijker zou worden door onder meer oppositiegroepen te financieren.

Hollande kan krokodillentranen plegen, maar zijn wapens zijn wel via de omweg langs zogenaamde gematigde rebellengroepen bij extremisten beland.

Hollande kan krokodillentranen plegen, maar zijn wapens - na het opheffen van het Europees wapenembargo tegen Syrië in 2013 na Frans aandringen - zijn wel via de omweg langs zogenaamde gematigde rebellengroepen bij extremisten beland. En daar zit het onevenwicht en de propaganda: we benadrukken het problematisch karakter van het regime en zijn bondgenoten, en schuiven de eigen verantwoordelijkheden in de escalatie naar de achtergrond.

Een betrouwbare reconstructie maken van de Syrische oorlog is geen sinecure. De Syrische crisis begon als een volksopstand tegen een autoritair regime in de context van de bredere Arabische omwenteling. De opstand was in belangrijke mate het resultaat van sociale, politieke en economische onvrede bij de lagere sociale klassen, vooral op het platteland dat ook nog eens geteisterd werd door opeenvolgende droogtes.

Hoewel er ook een islamitische ondertoon aanwezig was, was dat zeker niet de belangrijkste reden voor de mutatie ervan naar een oorlog. Het is vooral de harde repressie van politiediensten en regeringstroepen die aanvankelijk de katalysator vormde. Als blijkt dat Damascus te laat of alleen maar met cosmetische hervormingen reageert en de arrestaties aanhouden, militariseert het verzet.

Op korte tijd komen de internationale spelers op het terrein. Turkije opteert openlijk voor een regimeverandering en verleent militaire steun aan het pas opgerichte Vrije Syrische Leger en biedt onderdak aan de oppositie.

Ook Qatar en Saudi-Arabië verschijnen op het toneel en verlenen steun aan islamistische groeperingen waarvan sommige een extreem gedachtegoed aanhangen. Beide autoritaire staten dragen er toe bij dat het conflict een sektarisch karakter krijgt. Saudi-Arabië ziet zijn kans om Iran te verzwakken door de bondgenoot in Damascus ten val te proberen brengen.

Er zijn natuurlijk heel wat factoren (gastransport, enige Russische toevluchtsoord van een olierijke regio, de rol van Israël, regionale rivaliteiten, sektarisme,…) die kunnen verklaren waarom een groeiend aantal internationale spelers zich in het Syrische conflict mengen dat het karakter heeft gekregen van een zogenaamde proxy-oorlog.

Vast staat dat extremistische milities een belangrijke, zoniet dominante kracht zijn geworden bij de opstandelingen, dat ze worden bewapend en gefinancierd door regionale en internationale machten uit het buitenland, erg gefragmenteerd is en elkaar in voortdurend wisselende coalities bevecht. Ook verschijnen er telkens nieuwe groepen op het toneel. Van de oorspronkelijke revolutionaire niet-gewelddadige massabetogingen blijft heel gauw niet veel meer over.

Het regime slaat op haar beurt steeds harder terug. Het doet daarvoor beroep op buitenlandse militaire steun van Iran en Hizbollah, een belangrijke Libanese sjiitische militie. De wapens dicteren de verdere loop van het Syrische conflict.

Actie-reactieprocessen

Als midden 2015 het Syrische leger in moeilijkheden komt, verschijnt Rusland op het toneel. Moskou begint de door de Golfstaten, Turkije en een aantal westerse landen bewapende milities te bombarderen. Het is actie en reactie. Het protest op deze bombardementen krijgt erg veel aandacht, maar de politiek van regimeverandering en de daaruit volgende militaire steun krijgt die veel minder.

Nochtans is de escalatie van de oorlog in Syrië toe te schrijven aan actie-reactieprocessen. De meeste strijdende partijen en internationale spelers lijken te blijven gaan voor een militaire confrontatie in plaats van ernstige onderhandelingen en een politiek proces. Daar is nochtans een basis voor.

Op 30 oktober 2015 kwam de Internationale Steungroep voor Syrië (ISSG bestaande uit China, Duitsland, Egypte, de Europese Unie, Frankrijk, Iran, Irak, Italië, Jordanië, Libanon, Oman, Qatar, Rusland, Saudi-Arabië, Turkije, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Arabische Emiraten en de Verenigde Staten) in Wenen alvast tot een gezamenlijke finale verklaring met negen punten, waarin onder meer gesteld werd dat ‘de eenheid, onafhankelijkheid, de territoriale integriteit en het seculier karakter van Syrië fundamenteel zijn’.

Maar op het terrein gebeurde er weinig en veranderden de verschillende doelstellingen geregeld en de manier om die te bereiken heel regelmatig. Aanhoudende wapenleveringen en andere steun moedigden de gewapende opposanten aan om de oorlog verder te zetten. Extremisten (IS en al-Qaida) kozen uiteraard voor de militaire strijd en sleurden ook andere extremistische milities met zich mee met wie ze geallieerd waren.

Er zijn verschillende opstokers van het geweld en zelden zijn ze begaan met het lot van de Syrische burgers en de toekomst van het land.

Ook van de kant van het regime geloofde men opnieuw in een militaire overwinning, zeker met de groeiende steun van Rusland, Iran, Hezbollah en andere milities, zoals Afghaanse (sjiitische) Hazara of Iraakse groepen.

De VS zag zich gedwongen om meer te focussen op de strijd tegen de Islamitische Staat. Washington verleende daarop luchtsteun aan Koerdische milities (de Volksdefensietroepen, YPG), hoewel verwant aan een organisatie die op de Amerikaanse en Europese terreurlijst staat: de Turks-Koerdische afscheidingsbeweging PKK.

Dat wekt dan weer de wrevel op van Turkije die onder het mom van de oorlog tegen de Islamitische staat de Koerden de pas wil afsnijden uit vrees voor een autonome Koerdische entiteit onder controle van de PKK.

Om een lang verhaal kort te maken: er zijn verschillende opstokers van het geweld en zelden zijn ze begaan met het lot van de Syrische burgers en de toekomst van het land. De escalatie is niet zomaar een verhaal van de ‘goede’ tegen de ‘slechte’ maar het gevolg van een ingewikkeld actie-reactie-proces omgeven door contradictorische belangen. En dat is wat niet erg goed past in het gezaghebbende “news-frame”.

Dat geldt ook voor de inmiddels vele honderden burgerslachtoffers die gevallen zijn in de door de VS geleide luchtaanvallen (waaraan België deelneemt) tegen de Islamitische Staat in Irak en Syrië. Zo is er opvallend weinig aandacht of debat over de vermeende meer dan 2000 doden (volgens de organisatie Airwars) die ze hebben gemaakt. De jongste weken zien we een sterke stijging van het aantal burgerdoden in Mosoel (Irak) en Raqqa (Syrië).

Het volledige plaatje

Het is de taak van ernstige alternatieve media om het plaatje volledig te geven. Dat is geen pro-Assadopstelling, maar het doorbreken van de selectieve berichtgeving en de bijhorende even selectieve verontwaardiging.

En ja, vanuit die optiek is het belangrijk om te wijzen op de enorme wapenleveringen aan de regio, op de vernietigingen van steden als Mosoel of Ramadi. Die laatste Iraakse stad is afgelopen winter/lente voor 80 procent vernietigd door Amerikaanse luchtbombardementen met een ongekend aantal burgerdoden.

Wie heeft er ooit gehoord van de Amerikaanse luchtaanval op de universiteit van Mosoel in maart van dit jaar, twee dagen voor de aanslagen in Brussel?

Wie heeft er ooit gehoord van de Amerikaanse luchtaanval op de universiteit van Mosoel in maart van dit jaar, twee dagen voor de aanslagen in Brussel? Er vielen daarbij volgens verschillende bronnen vele tientallen burgerdoden onder de studenten, academisch personeel en familieleden. De media-aandacht er voor was erg mager en dus was er ook weinig verontwaardiging.

Zuidelijker in de Golf is er minstens een even brutaal conflict aan de gang in Jemen. Saudische gevechtsvliegtuigen droppen er Britse en Amerikaanse bommen op burgerdoelwitten. Er vielen al duizenden doden. Steden en dorpen zijn vernietigd.

Een Saudische militaire blokkade rond Jemen heeft er toe geleid dat de voedselsituatie in het land uitermate precair is geworden. Afgelopen week luidde de VN de alarmbel omdat 2,2 miljoen kinderen in Jemen extreem ondervoed zijn. Om de tien minuten sterft er een kind. En dat met de militaire en politieke steun van onder meer de VS. Toch lezen of horen we er amper iets over.

Om de tien minuten sterft er een kind in Jemen. En dat met de militaire en politieke steun van onder meer de VS.

Het is niet alleen de taak van de alternatieve media om daar aandacht aan te geven, maar vooral ook de selectieve verontwaardiging die er nu heerst bij de politieke tenoren in het NAVO-kamp bloot te leggen en, waarom niet, te duiden als hypocriet.

In Aleppo is lelijk huisgehouden. Het staat vast dat Russische en Syrische gevechtsvliegtuigen heel wat burgers hebben gedood. Ik denk dat onze media in de laatste weken daar voldoende op hebben gewezen. Maar tegelijk blijft het legitiem om vragen te stellen en berichten na te trekken ook als ze niet in de gezaghebbende framing passen.

Klopt het dat de gewapende groepen in Oost-Aleppo voor een groot deel uit extremisten bestonden? In welke mate gebruikten ze burgers als menselijk schild, controleerden ze de voedselbevoorrading en gebruikten ze die als wapen? Het antwoord op al deze en andere vragen kan ons beeld over Oost-Aleppo beïnvloeden.

We kregen veel beelden te zien van bussen met burgers en strijders die naar het rebellengebied in Idlib werden gevoerd, maar er zijn ook vele duizenden naar West-Aleppo getrokken dat onder controle staat van het regime. Het moet nu toch mogelijk zijn om de mensen daar te interviewen? Toch is dat op het moment dat ik dit schrijf amper gebeurd. Dat alleen al moet een gezond wantrouwen over de informatie die in MSM tot bij ons komt toch voeden?

We moeten daarvoor nu terugvallen op de blog van een Britse priester die mensen aan het woord laat die vertellen hoe ze zich gegijzeld voelden, hoe hulpgoederen aan hoge prijzen werden verkocht en hoe steun uitspreken voor het regime de dood kon betekenen. Wat klopt daarvan? Geen idee, maar als het klopt (en hij spreekt over bijna 100.000 mensen die naar West-Aleppo zijn gevlucht) dan kan dat erg relevant zijn voor onze politieke houding ten aanzien van de betrokken gewapende opposanten.