“‘Free Nelson Mandela’
Een persoonlijk afscheid van Mandela met een omweg langs de dichter Sandile Dikeni. ‘Zal je bij me blijven / als ik geen halleluja's meer heb / voor jouw naam’, schreef Dikeni meer dan een decennium geleden. Daarmee verwees hij niet naar Mandela, maar naar de naamloze doden van de strijd tegen apartheid. Mandela zelf is al bij leven de meest betreurde dode van het jaar.
Dit artikel maakt deel uit van het Nelson Mandela (1918 — 20 13). Lees en bekijk ook:
‘Er komt geen gemoedsrust / zolang we onszelf vergeten / de monsterlijke ramp / van een stervende trots / zal de geest zijn die rondspookt / in ons bestaan.’ De Zuid-Afrikaanse dichter Sandile Dikeni schreef deze regels als ‘angry young poet’ in de jaren tachtig. Het was een schreeuw vanuit de verdrukte zwarte meerderheid om op de eerste plaats te vechten voor zelfwaarde, om te voorkomen dat de strijd voor gelijkheid en democratie zou stuklopen op nihilisme of mentale overgave.
De gehavende trots van de Zuid-Afrikanen werd gezalfd en geheeld op 11 februari 1990, toen Nelson Mandela als een vrij man de gevangenis verliet waar hij 27 jaar lang als terrorist en staatsvijand nummer één opgesloten had gezeten. Na de Blijde Intrede van Mandela in het land dat hij voortaan met recht en rede zijn eigen land mocht noemen, volgden jaren vol spanning, dreigend (blank) geweld en tenslotte een nooit geziene, democratische ontlading op 27 april 1994, toen de eerste vrije, democratische en niet-racistische verkiezingen gehouden werden en Nelson Mandela president werd van de regenboognatie.
Ik sprak een jaar later met Sandile Dikeni in Johannesburg. De dichter en journalist leefde en schreef toen in een ander land dan de apartheidsstaat die hij daarvoor bekritiseerde, in een Zuid-Afrika waar alles kantelde en tegelijk niets veranderde. Zijn oproep om ‘onszelf niet te vergeten’ had de verrassende vorm gekregen van een teruggrijpen naar de identiteiten die door de apartheid geïnstrumentaliseerd waren om ongelijkheid en uitsluiting te verantwoorden, en die daardoor als een verwrongen constructie verworpen waren door de bevrijdingsstrijd. Dikeni had het er moeilijk mee. ‘De etnische identiteiten waarnaar vandaag zo gretig wordt teruggegrepen, zijn geen valabele sporen naar de toekomst’, zei hij . ‘Ze versterken alleen maar de bestaande vooroordelen. Zulu’s zijn dan agressief, Xhosa’s onbetrouwbaar en Ndebele weerspannig. Wie heeft daar nu wat aan? Laten we de realiteit onder ogen zien: Zuid-Afrikanen zijn fundamenteel schizofreen en leven in twee of meer culturele werelden tegelijk. Dat is ons culturele landschap. We moeten die grote diversiteit behouden, in taal, in cultuur, in visie.’
Een vale regenboog
In 2004, tien jaar na de dag waarop Mandela geconsacreerd werd als Redder des Vaderlands, vroeg ik Sandile Dikeni om zijn evaluatie van de eerste tien jaar regenboognatie. En Kim Berman, een bekende Zuid-Afrikaanse kunstenares, mocht voor de litho zorgen die we naast Sandiles essay in MO* zouden publiceren. Bermans litho droeg de veelzeggende titel Mourning our Future. Break the Silence.
Dikeni was minder somber. Toch stelde hij, in verband met de beroemde Waarheids- en Verzoeningscommissie: ‘Slachtoffers van apartheid daagden massaal op om te spreken over hun pijn en om een antwoord te krijgen op hun vragen over de vele vermisten. Hoe verscheurend het ook was, toch vergaven velen degenen die gemoord en verminkt hadden. Dat contrasteerde schril met de houding van blanke slachtoffers die de manschappen van de bevrijdingsbeweging vaak weigerden te vergeven. Blanke daders weigerden zelfs dikwijls op te dagen. De moordenaars van Steve Biko dienden geen aanvraag in voor amnestie en P.W. Botha, een van de voorgangers van F.W. De Klerk, toonde de hele commissie én Tutu letterlijk de middenvinger. Er is hierover geen internationale storm van protest opgestoken, ook niet vanuit de westerse landen die wel eens een lovend woordje voor de Waarheidscommissie overhadden maar het proces nooit zouden toepassen in hun eigen achtertuin.’
Sandile Dikeni eindigde zijn tekst met: ‘Tien jaar na 27 april 1994 hebben we een stabiele, niet-raciale democratie met een grondwet die de wereld ons benijdt. We hebben echter geen economie verworven die overeenkomt met al dat moois. Ik heb geleerd dat een vooruitstrevende grondwet, een kleurrijke vlag, een vredevolle en vergevingsgezinde zwarte bevolking in een stabiele en democratische natie niet per se voldoende zijn om economische groei te realiseren in een wereld die nog steeds geregeerd wordt door blanke westerse belangen.’
Onbekende en bekende doden
We vierden de tiende verjaardag van een vrij en democratisch, maar allesbehalve gelijk en rechtvaardig Zuid-Afrika samen in Turnhout, in een volle filmzaal, met de ontroerend mooie film Amandla! A Revolution in Four Part Harmony. Helemaal vooraan in die film zit een scène waarin een anonieme dode, zoals er elke ochtend gevonden werden in de apartheidsstaat, in de stoffige achterlanden begraven wordt. De begrafenis wordt een demonstratie van verzet en geloof en hoop en liefde. En een indrukwekkende Vusi Mahlesela zingt op de achtergrond een van de meest indringende liederen uit het rijke repertoire van Zuid-Afrikaanse verzetsmuziek:
‘This is the unknown grave / The one who died maintaining his mind / His will being so strong and musically inclined / His sad melodies coming out like smoke from the woodfire / Confessing who died last night / who died this morning / And why / Look down into the grave and do not weep…’ Twee jaar later interviewde ik Mahlasela. ‘Ik ben het product van een zeer pijnlijke geschiedenis’, zei hij. ‘Toch slaagden we er tijdens al die jaren van verdrukking in ons te kleden in hoop. We namen onze pijn en ons lijden, zetten ze op muziek en zongen ons een weg naar de toekomst. We vochten voor onze vrijheid door te strijden op straat, door te onderhandelen, maar ook met muziek, literatuur, theater, kunst. Wij hadden, ondanks de duistere tijden waarin we leefden, geen schrik van poëzie of schoonheid -zoals Bertolt Brecht ooit schreef. Poëzie was een perfect medium om onze hoop en onze angsten te verwoorden en door te geven. Ook de democratie die we nu al meer dan twaalf jaar mogen beleven, is een breekbaar goed. Daar moeten we dus zorgzaam mee omgaan en de liederen die ik nu maak, wikkel ik als doeken om die fragiele democratie.’
Over de anonieme doden waarover Mahlasela zong in When you come back, schreef Sandile Dikeni zijn magistrale gedicht Stay with me, dat net als zijn debuutbundel Guava Juice verfilmd werd tot een speelfilm. Het gedicht eindigt in deze klaterende beschouwing: ‘Ze zeggen / dat het niet van brood alleen is dat wij leven / Ik weet het / Het is op poëzie alleen dat we overleefd hebben – / met poëzie die op onze tongen danste / veegden we het bloed van onze monden / charmeerden we onze folteraars / hingen we vrijheidsbelletjes aan onze kluisters / maakten we muziek van de sirenes / maakten we huizen van onze cellen / hertekenden we ijzeren golfplaten tot parlementen / bliezen we ons woedende verleden op / dynamiteerden we onze martelaren uit onze hoofden / en maakten we schrijnen van hun graven / weefden we vergiffenis op onze T-shirts / en met de laatste overblijvende druppels bloed / probeerden we vrede te schilderen op kwade donkere wolken / we legden onze eenzaamheid het zwijgen op / we paarden onze bescheidenheid aan onze woede / met hamers en sikkels / we kerfden hoop diep in onze harten / we zwommen, we dansten en we speelden waterspelletjes in onze tranen / en nu, / nu wuiven we met vlaggen zo kleurrijk / kleurrijker vaak dan onze toekomst / maar blijf bij mij.’
Blijf bij ons
Blijf bij ons. Dat lijkt vandaag de collectieve verzuchting van Zuid-Afrika en iedereen die meeleeft met elke moeizame adem van de minst anonieme Zuid-Afrikaan van de voorbije eeuw. Nelson Mandela is al bij leven de meest bekende en betreurde dode van het jaar. Hij wordt vandaag nog schaamtelozer dan toen hij president was gerecupereerd door de hele wereld, inclusief al wie zich geen bal aantrok van apartheid en zich al helemaal niet vuil gemaakt heeft aan de strijd van de jaren voor 1990.
Daardoor dreigen de echte strijders van toen en nu dubbel verweesd achter te blijven: zonder Mandela, en zonder de Mandela die aan hun kant stond. Vandaag geldt nog evenzeer als in de jaren tachtig: Free Nelson Mandela! Laat de man vrij om zijn eigen geschiedenis te zijn in plaats van tot een icoon gemaakt te worden van “verdraagzaamheid” in plaats van rechtvaardigheid. En ook: Free Nelson Mandela, laat de man los, sta op eigen benen en neem zelf verantwoordelijkheid voor het heden en de toekomst.
‘Wij zijn velen en nog veel meer, en onze collectieve naam is groter dan die van Nelson Mandela’, schreef Sandile Dikeni, in een heldhaftige poging zich te verzetten tegen de heiligverklaring van een groot man, maar een mens. Hij zou daar vandaag aan kunnen toevoegen: En wij leven!
Dikeni zelf ontsnapte in de jaren negentig op een haar na aan de dood bij een zwaar verkeersongeval. Hij verloor een tijd lang zijn poëtische en zijn politieke stem, een beetje zoals Zuid-Afrika frontaal in botsing kwam met de neoliberale diktaten van de jaren negentig en daardoor zijn revolutionaire stem verloor. Maar als de langzame doodstrijd van Nelson Mandela in Zuid-Afrika iets wakker roept, dan is het net zijn voertuiging dat een mens nooit een individu is. En dat is de manier waarop Madiba bij ons zal blijven: als het volk dat niet opgeeft en doorgaat met vechten voor gelijkheid, rechtvaardigheid en geluk.
‘Zal je echt bij me blijven / als ik opsta / en zing voor de wereld / over zijn onmetelijke pracht / over zijn grootsheid / over zijn vermogen zichzelf op zijn kop te zetten / terwijl zijn inwoners blijven geloven / in zijn bestendigheid.’