“‘Geen vlucht vooruit voor opvolger F-16’
Tomas Baum van het Vlaams Vredesinstituut pleit voor een open debat over de mogelijke aankoop van nieuwe gevechtsvliegtuigen als opvolger voor de F-16. Hij waarschuwt voor ondoordachte beslissingen.
De kiezer heeft op 25 mei gesproken. De kaarten zijn geschud. En nu wordt er gepokerd aan de onderhandelingstafels. Op de federale onderhandelingstafel zullen vooral sociaal-economische en misschien ook communautaire pokerchips over en weer schuiven. Die hebben althans de campagne gekruid. Maar mogelijk komt er ook een miljardenjoker op tafel: het al dan niet vervangen van de Belgische F-16 gevechtsvliegtuigen.
Die zullen midden de jaren 2020 aan het einde van hun Latijn zijn en een beslissing dringt zich tijdens de komende regeerperiode op: vervangen we onze ‘straaljagers’ en zo ja, welke vervangers kopen we?
Bij vervanging gaat het al gauw om een uitgave van tussen de 4 en 6 miljard euro belastinggeld en nadien volgen aanzienlijke operationele kosten. Je zou verwachten dat het publieke en politieke debat daarover op volle toeren draait. Niets is minder waar.
Promobrochure
Een eerste belangrijke dimensie bij de beslissing over het al dan niet vervangen van de Belgische F-16’s is de visie op de Belgische Defensie: welk leger willen we, hoe verhoudt ons land zich tot de hedendaagse veiligheidscontext, en hoe past Defensie in Europese en internationale allianties? In ons land is de visie op defensie vooral de visie van Defensie.
Daarnaast ventileren ook de minister van Landsverdediging, een aantal vredesorganisaties en een handvol academici hun mening. Dat is waardevol, maar niet genoeg. Zelfs na lang zoeken blijven gedegen, onderbouwde publieke documenten over het strategische belang van de opvolger van de F-16 onvindbaar.
Defensie ‘is er mee bezig’ en schreef verschillende constructeurs aan, maar de documenten zijn geheim.
Hetzelfde geldt voor een langetermijnvisie op de taak van de Belgische Defensie. Eén beleidsbrief en een speech van de bevoegde minister, een promobrochure over de waarde van Defensie en een aantal opiniestukken; daar moeten we het zowat mee doen. Defensie ‘is er mee bezig’ en schreef verschillende constructeurs aan, maar de documenten zijn geheim.
Tot zover het maatschappelijk debat over ons leger en over het al dan niet aankopen van nieuwe gevechtsvliegtuigen. Gelukkig heeft MO* er nog een dossier aan gewijd.
Kant en klaar
De tweede belangrijke dimensie aan het dossier is de economische impact. Dat zo’n grote defensie-aankoop goed zou zijn voor onze binnenlandse economie (en dus jobs creëert) is een populair argument in de discussie. In Europese context spreekt men daarbij niet langer van ‘compensaties’, maar van ‘industriële participatie’. Ook hier is bitter weinig informatie beschikbaar, al zeker niet over het specifieke dossier van de vervanging van de F-16.
Internationaal is wel onderzoek over ‘offsets’ beschikbaar, maar dat is niet eenduidig en niet zomaar toepasbaar op de Belgische case. Alvast de vergelijking met de compensaties bij de aankoop van de F-16 in de jaren 1970 en ’80 gaat niet op. Los van het feit dat de inschattingen van die return erg uiteenlopen, waren we er toen van bij de ontwikkeling van de F-16 bij en participeerden Belgische ondernemingen dus volop in de productie.
Nu zouden we enkel kant en klare vliegtuigen kopen en zouden compensaties dus veeleer indirect zijn. Het bedrijfsleven wil opportuniteiten aangrijpen. Dat is begrijpelijk en verdedigbaar, maar het is geen objectieve afweging vanuit het algemeen belang. En dan zwijgen we nog over de communautaire saus die vaak over compensatieakkoorden wordt gegoten.
Leven of dood
Moeten we nu voor of tegen de aankoop van nieuwe gevechtsvliegtuigen zijn? En indien voor, welk type moeten we dan kiezen? Ik moet u het antwoord voorlopig schuldig blijven. En eigenlijk moet iedereen u het antwoord schuldig blijven want dit dossier is nog niet rijp voor beslissingen.
Er zijn nog heel veel vragen te beantwoorden, van strategische visie tot economische impact.
Er zijn nog heel veel vragen te beantwoorden, van strategische visie tot economische impact. En die antwoorden mogen niet besloten blijven bij Defensie of bij belangenorganisaties: ze moeten een echt politiek en maatschappelijk debat mogelijk maken.
Dat is nodig om twee redenen. Ten eerste gaat het om defensie, een essentieel aspect voor onze veiligheid en voor de positie van ons land op het internationale toneel. De rol die we toebedelen aan geweld en militaire interventie is in laatste instantie een kwestie van leven of dood.
Ten tweede praten we over miljarden. In tijden van bugettaire krapte moeten we goed nadenken wat we met zo’n pak overheidsmiddelen doen. Misschien moeten we die gebruiken om gevechtsvliegtuigen te kopen, maar misschien worden die zowel vanuit het oogpunt van defensie, als vanuit economisch perspectief beter voor iets anders gebruikt.
Alleen een debat met alle kaarten op tafel kan het ons leren. Het is nu vooral belangrijk dat de politieke partijen die federaal (zullen) onderhandelen, dáár hun koers op richten en niet de vlucht vooruit nemen met een ondoordachte beslissing.
Tomas Baum is directeur van het Vlaams Vredesinstituut, een onafhankelijk instituut voor vredesonderzoek bij het Vlaams Parlement.