Globalisering ≠ vooruitgang

Opinie

Het grote raadsel van onze tijd

Globalisering ≠ vooruitgang

Globalisering ≠ vooruitgang
Globalisering ≠ vooruitgang

Gedurende de voorbije 25 jaar is de vooruitgang in de wereld op gebied van voeding, onderwijs, gezondheid en drinkbaar water trager verlopen dan in de decennia daarvoor. Dit ondanks het vooruitgangsoptimisme dat ontsproot op de ruïnes van de Berlijnse muur. Jan Vandemoortele, mede-ontwerper van de Millenniumdoelen stelt daar vragen bij.

De periode na de Koude Oorlog leidde tot een economische en financiële globalisering (meer handel, grotere internationale geldstromen, machtige multinationals) en snelle technologische verandering – denk internet en smartphones.

Toch ging dit gepaard met een vertraging in menselijke ontwikkeling. De wereld zal enkel één van de twintig streefcijfers halen die vervat liggen in de millenniumdoelen (MDG’s).

In een vorige bijdrage zagen we dat globale trends op gebied van economische groei, goed bestuur en ontwikkelingshulp hierover geen sluitende uitleg bieden. Waarom halen we de MDG’s niet, ondanks behoorlijke groei, beter bestuur en meer hulp?

Op zoek naar het antwoord

Inequality and the 1% van Danny Dorling (2014)
Le capital au XXIe siècle van Thomas Piketty (2013)
What Money Can’t Buy van Michael Sandel (2013)
The Price of Inequality van Joseph Stiglitz (2012)
The Haves and the Have-Nots van Branco Milanovic (2011)
All for One: Why Inequality Throws us off Balance van het Internationaal Muntfonds (IMF, 2011)
Divided We Stand van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO, 2011)
The Spirit Level van Richard Wilkinson en Kate Pickett (2010)

Het antwoord is te vinden in tal van publicaties die elk jaar verschijnen omtrent de ongelijkheidsproblematiek (zie kader).

Ongelijkheid neemt steeds meer een centrale plaats in als het gaat over het economisch en sociaal beleid.

Universiteiten besteden eveneens steeds meer aandacht aan de ongelijkheidsproblematiek. De London School of Economics heeft het ‘International Inequalities Institute’ opgericht, terwijl de universiteit van Californië (UCLA) het ‘Center for the Study of Inequality’ in het leven heeft geroepen.

Sinds 2012 beschouwt het Wereld Economisch Forum de toenemende ongelijkheid als één van de voornaamste risicofactoren voor de vooruitgang in de wereld.

Het weekblad The Economist schrijft het volgende: ‘De toenemende ongelijkheid is een van de grootste sociale, economische en politieke uitdagingen van onze tijd.’

De auteurs en organisaties die hier worden aangehaald hebben één ding gemeen; een grote bezorgdheid over de toenemende ongelijkheid in onze samenlevingen.

Toenemende ongelijkheid

‘De tendens is onmiskenbaar: de wereld evolueert in de richting van meer inkomensongelijkheid.’

Ongelijkheid is geen eenduidig begrip. Het kan op verschillende manieren gemeten worden, wat tot verwarring, misverstanden en valse voorstellingen kan leiden.

Maar de tendens is onmiskenbaar: de wereld evolueert in de richting van meer inkomensongelijkheid. In haar laatste verslag terzake stelt de OESO het volgende: ‘Vandaag verdienen de rijkste 10 procent van de bevolking in OESO-landen gemiddeld 9,5 keer meer dan de armste 10 procent. In de jaren tachtig van de vorige eeuw was dat zeven keer’.

Een ander frappant voorbeeld betreft de verdubbeling van de kloof tussen het inkomen van de CEO’s van de top honderd bedrijven genoteerd op de Londense beurs en het gemiddelde loon van hun werknemers. In 2000 verdienden die 100 bedrijfsleiders bijna 50 keer meer dan hun gemiddelde werknemer; in 2014 was het 120 keer meer.

De ongelijkheid stijgt ook in ontwikkelingslanden. Sommigen beweren dat de ongelijkheidsproblematiek niet eenduidig is omdat enkele Latijns-Amerikaanse landen minder ongelijk zijn geworden. Maar die landen kunnen zich het etiket van billijke samenleving nog niet toeëigenen, verre van zelfs. We steven wel degelijk af naar een meer ongelijke wereld.

Asia Society (CC BY-NC-ND 2.0)

Joseph Stiglitz: ‘We betalen een hoge prijs voor onze ongelijkheid – een economisch systeem dat minder stabiel en minder efficiënt is, met tragere groei.’

Asia Society (CC BY-NC-ND 2.0)

Grote ongelijkheid = Slechte ongelijkheid

‘We betalen een hoge prijs voor onze ongelijkheid – een economisch systeem dat minder stabiel en minder efficiënt is, met tragere groei.’

Op zich is ongelijkheid niet problematisch, want het creëert prikkels om harder te werken en risicovolle projecten te starten. De neoliberale opvatting is echter dat ongelijkheid altijd goed is en dat te weinig ervan zal leiden tot tragere groei en minder banen.

Maar deze stelling is niet langer houdbaar. Uit recente gegevens blijkt dat te veel ongelijkheid tot tragere groei en minder banen leidt. Joseph Stiglitz beschrijft het als volgt: ‘We betalen een hoge prijs voor onze ongelijkheid – een economisch systeem dat minder stabiel en minder efficiënt is, met tragere groei.’

Het IMF vindt dat de economische groei hoger ligt in minder ongelijke landen. Robert Shiller, eveneens een Amerikaans econoom en nobelprijswinnaar, stelt het heel duidelijk: ‘Het belangrijkste probleem waarmee we geconfronteerd worden vandaag is de toenemende ongelijkheid.’

Terwijl goede ongelijkheid zorgt voor de nodige prikkels, biedt slechte ongelijkheid de middelen om verworven posities te bestendigen. Met andere woorden, te veel gelijkheid stompt de prikkels af, terwijl te veel ongelijkheid sociale mobiliteit beknot. Studies bevestigen dat het inkomen van de ouders en dat van hun kinderen het sterkst gecorreleerd is in de ongelijkste landen. In de vaktaal der economen zegt men dat de ‘Kuznets curve’ onttroond werd door de ‘Great Gatsby curve’.

World Economic Forum (CC BY-NC-SA 2.0)

Robert Shiller stelt het duidelijk: ‘Het belangrijkste probleem waarmee we geconfronteerd worden vandaag is de toenemende ongelijkheid.’

World Economic Forum (CC BY-NC-SA 2.0)

Ideologische scheldpartij

‘Grote ongelijkheid is nefast omdat het de spelregels van de democratie en meritocracie verbreekt.’

Een discussie over ongelijkheid kan makkelijk ontaarden in een ideologische scheldpartij.

Volgens de linkerzijde van het politieke spectrum vloeit de ongelijkheid vooral voort uit de hebzucht der rijken. De rechterzijde doet ongelijkheid dan weer meestal af als afgunst. Ze beweren dat de minderbegoeden jaloers zijn op de rijkdom van hen die slagen in het leven.

Harvard-filosoof Michael Sandel nuanceert dat verhaal: ‘Ware het enige voordeel van rijkdom om jachten en sportwagens te kopen of om luxe vakanties te nemen, dan zou ongelijkheid niet veel uitmaken’, zo schrijft hij. Maar ‘vermits meer en meer dingen te koop zijn – zoals politieke invloed, goede medische zorg, een huis in een veilige buurt, toegang tot elitescholen – wordt de inkomensverdeling belangrijker dan ooit.’

Grote ongelijkheid is nefast omdat het de spelregels van de democratie en meritocracie verbreekt. Het betekent dat burgers niet gelijk behandeld worden; dat ze geen gelijke kansen krijgen.

In zijn boek De Limieten van de markt (2014) beweert Paul De Grauwe dat we in het duister tasten over ‘de effecten van de grote inkomensgelijkheid op het politieke en sociale weefsel’. Nochtans toont Joseph Stiglitz, nobelprijswinnaar voor economie, aan dat grote ongelijkheid de democratie in gevaar brengt. Door de vervloeiïng van politieke en economische macht blijken moderne dynastieën en aristocratieën weer in opkomst.

Vandaar dat er een diep ongenoegen groeit bij de bevolking omtrent de werking van de democratie. David Van Reybrouck zet dit uiteen in zijn boekje Tegen Verkiezingen (2013). Dit ongenoegen overstijgt de discussie of we al dan niet moeten besparen en besnoeien.

Lip Jin Lee (CC BY-NC 2.0)

Grote ongelijkheid is nefast omdat het de spelregels van de democratie en meritocracie verbreekt. Het betekent dat burgers niet gelijk behandeld worden; dat ze geen gelijke kansen krijgen.

Lip Jin Lee (CC BY-NC 2.0)

Schijndebat

‘Nu de schenkingsrechten op onroerende goederen verlaagd worden, krijgen rijke kinderen nog een betere uitgangspositie.’

Link

Bekijk ook de MO*lezing van Richard Wilkinson over ongelijkheid!

Er wordt vaak een schijndebat gevoerd over de ongelijkheidsproblematiek door het onderscheid te maken tussen ‘gelijkheid van kansen’ en ‘gelijkheid van resultaten’.

Volgens de neoliberale theorie is ongelijkheid het resultaat van de marktwerking. Het is dus uit den boze om de ongelijkheid van resultaten te beïnvloeden. Volgens de aanhangers van die theorie is enkel gelijkheid van kansen bediscussieerbaar; die moet ervoor zorgen dat iedereen een soortgelijke uitgangspositie krijgt.

Wat daarbij genegeerd wordt, is dat het uitgangspunt van een kind grotendeels bepaald wordt door de sociale en economische positie van de ouders. Kinderen die in armoede opgroeien starten met een achterstand op vele gebieden. Rijke kinderen in onze contreien krijgen straks nog een betere uitgangspositie, nu de schenkingsrechten op onroerende goederen verlaagd worden. Vandaar dat de bezorgdheid omtrent gelijke kansen niet kan voorbijgaan aan de grote ongelijkheid in inkomens en vermogen.

De bevoorrechten vinden het blijkbaar moeilijk om te aanvaarden dat een ware democratie de samenleving minder hiërarchisch maakt. Vermits de ongelijkheid steeds toeneemt en geld een steeds belangrijkere rol speelt in onze samenleving, wordt de familiale achtergrond meer en meer bepalend voor het success van het individu, eerder dan diens talent en inzet.

Onlangs woedde er een debat in Vlaanderen met betrekking tot het inschrijvingsgeld voor hoger onderwijs. Een van de voorstanders van een verhoging ervan verwoordde zijn steun als volgt: ‘Vrijwel iedereen trekt tegenwoordig naar de universiteit of hogeschool; de vraag stelt zich dan wat uw of mijn universitair diploma nog aan relatieve waarde heeft.’ Zo’n argumenten zijn symptomatisch voor de manier waarop de bevoorrechten het begrip van gelijke kansen herinterpreteren.Truthout.org (CC BY-NC-SA.0)

Over de noodzaak om de toenemende ongelijkheid aan te pakken kan geen twijfel bestaan. Van alle mogelijke doeleinden die we kunnen nastreven, moet de prioriteit uitgaan naar het verminderen van de ongelijkheid.

Dit kan enkel gebeuren door een samenspel van verschillende maatregelen, o.a. door superlonen af te toppen, door BTW op luxegoederen te verhogen, door een vermogensbelasting in te voeren (schenkingsrechten verlagen doet precies het tegenovergestelde), door de inkomensbelastingen terug progressief te maken, door de financiële instellingen beter te reguleren, door de overheidsuitgaven te doen stijgen om gelijke kansen te garanderen, enzovoort.

De obsessie om loonkosten, belastingen en overheidsuitgaven te drukken zal helemaal geen soelaas brengen voor de ongelijkheidsproblematiek, wel integendeel.