Het debat over cultural appropriation verdient nuance en respect
“‘Waarom de ene culturele toe-eigening de andere niet is’
© Infrogmation (CC BY 2.0)
© Infrogmation (CC BY 2.0)
Laat ons het debat over 'cultural appropriation' blijven voeren, vraagt Orlando Verde, maar dan met respect voor elkaar en oprechte pogingen om elkaar te begrijpen. Want het is een terugkerende discussie waar we maar geen vooruitgang op lijken te boeken.
Sommige debatten worden op anarchistische wijze gevoerd. Het zijn debatten die getypeerd worden door ongenuanceerde stellingen, gebrek aan respect en door elkaar geschudde vaststellingen. Het debat over cultural appropriation is daar een voorbeeld van. Het is een terugkerende discussie waar we maar geen vooruitgang op lijken te boeken. Een debat getypeerd door het verkeerde gebruik van terminologie en de (soms bijna letterlijke) herhaling van argumenten, antwoorden en fouten.
De aanleiding is vaak ook eigenaardig. Deze keer werd MO*-columniste Sabrine Ingabire getriggerd door een bevriende witte rapper die R&B “geen volwaardig muziekgenre” vindt. Eerder ging het over het dragen van een Chinese jurk als prom dress in Salt Lake City, over het logo van AA Gent, het kapsel van Kim Kardashian en de chille omgang van Coldplay en Beyoncé met het culturele erfgoed van India. Gelukkig debatteren we ook wanneer luxemerken en multinationals zich laten ‘inspireren’ door culturele kenmerken van volkeren die grotendeels in de armoede blijven en geen cent van de winst zien.
Morele verantwoordelijkheid?
Ook eigenaardig is dat we het debat soms niet voeren: elke dag zouden we een goed voorbeeld kunnen bedenken, maar de grootste uitdaging van het activisme heet inconsequentie en valt vaak buiten de controle van de activist.
Dat maakt een strijd in ieder geval niet minder legitiem. In hun ongenoegen trachten de criticasters elke aanklacht over cultural appropriation op een bijna systematische manier in diskrediet te brengen. Het begrip, de auteur, alles moet eraan. Er wordt geen poging gedaan om zich te informeren, om te begrijpen wat er met iets werd bedoeld, om te achterhalen waar iemand werkelijk een probleem mee heeft. Er wordt niet zelden een karikatuur gemaakt van wie anders denkt.
Ondanks Ingabires vele terechte zorgen is een karikatuur maken van “goedbedoelende witte mensen” bijna een vrijgeleide voor woeste comments.
Ingabire maakte zich daar zelf schuldig aan. Ondanks haar vele terechte zorgen: een karikatuur maken van “goedbedoelende witte mensen” is bijna een vrijgeleide voor woeste comments. Het door elkaar halen van argumenten en problemen helpt ook niet. Dat sommige mensen de multiculturele samenleving willen reduceren tot een exotisch randfenomeen dat kleur geeft aan hun grijs bestaan, is reëel en problematisch. Maar “dat niet iedereen aanspraak kan maken op alles wat die leuk vindt” lost dat geenszins op.
(Commerciële) hypocrisie in de omgang met zwarte of witte rappers impliceert geen inperking van het recht van mensen — van welke huidskleur ook — om hip hop te maken. Het idee van “morele verantwoordelijkheid” heeft Ingabire ook vreemd geformuleerd: het probleem ligt niet bij wat men zelf doet (‘Natuurlijk mag je als witte persoon…’) maar aan wat anderen (zoals bijvoorbeeld “zwarte vrouwen met cornrows”) meemaken wanneer ze hetzelfde doen. Je mag in dat geval gerust stilstaan bij je privileges en daar iets aan doen, maar uiteindelijk draag je geen (morele) verantwoordelijkheid voor leed dat je niet veroorzaakt hebt.
Hoe meer, hoe liever?
In plaats van inhoudelijk te reageren op wat er geschreven staat, wordt de hele discussie niet zelden absurd verklaard. Dat is wat Othman El Hammouchi deed enkele maanden geleden, toen het debat getriggerd werd door dat jurkje in Salt Lake City. ‘Buiten-Europese volkeren’, schreef hij toen, ‘hebben veel meer overgenomen van de westerse cultuur dan omgekeerd, van industrie en het schoolstelsel, tot het Romeinse alfabet en klassieke muziek.’
Die omkering van de toe-eigening is een frequent antwoord: het idee dat de contexten die we graag als slachtoffers zien van appropriation, eigenlijk vooral zelf daders zijn. Dat die contexten de “westerse cultuur” gewoon hebben “overgenomen”. Uit bewondering, uiteraard.
Maar dat gaat voorbij aan de uitroeiing van “buiten-Europese volkeren”, het opleggen van een alfabet, een taal of een industrieel stelsel aan anderen, of de vele mechanismen die nog altijd bepalen dat “het westen” als de norm wordt beschouwd…
Ook problematisch is het optimisme waarmee men een soort van globale afschaffing van cultureel eigendom wil verklaren. Alsof er geen wetten bestonden over plagiaat. Alsof er geen copyrights en patenten waren. Alsof er geen rechten moesten worden aangekocht als je een theatervoorstelling wil opvoeren, en geen strenge regels dienden te worden gerespecteerd. Maar vooral: alsof de culturele hegemonie symmetrisch was of op zijn minst evenwichtig verdeeld.
Geert Van Istendael schrijft zich in in dat utopische idee van globale vrijheid van kruisbestuiving, een ideaal dat ik voor alle duidelijk deel. ‘Hoe meer hoe liever’, zo verdedigt hij enthousiast de culturele toe-eigening in alle richtingen, maar elke utopie heeft het te doen met een minder eenduidige realiteit.
Louis Vuitton is niet het enige merk dat ideeën gaat stelen bij “exotische culturen” zonder enige vorm van compensatie.
In zijn essay over deze kwesties haalde Joël De Ceulaer de “casus” aan van de Masai, een ‘Afrikaanse stam waarvan de meeste leden in Kenia en Tanzania in armoede leven’. De Ceulaer vermelde dat ‘verschillende internationale modemerken, onder meer Louis Vuitton’ de voorbije jaren gebruik hadden gemaakt ‘van zowel de naam als de geruite stoffen die typisch zijn voor de Masai-cultuur’. ‘Daar worden dan miljoenen mee verdiend’, voegt De Ceulaer toe, ‘waarvan geen cent ten goede komt aan de Masai zelf.’
Louis Vuitton is niet het enige merk dat ideeën gaat stelen bij “exotische culturen” zonder enige vorm van compensatie. ‘Hoe meer hoe liever’, nog altijd? Of zijn er ontsporingen? Welke dan? Hoe gaan we daarmee om?
Preciezere aanklacht
Wanneer wel, wanneer niet: dit is een debat waar veralgemeningen niet werken. Het is een debat waarbij je geval per geval moet bekijken wat er gaande is en daarom zijn alle grote uitspraken schadelijk, zowel pro als contra. En dat is juist de oefening die weinigen willen ondernemen.
Het debat rond cultural appropriation verloopt stroef, onder andere omdat de problemen niet altijd even correct worden verwoord.
Het debat rond cultural appropriation verloopt stroef, onder andere omdat de problemen niet altijd even correct worden verwoord. In het geval van dat Chinese jurkje in Salt Lake City: is het probleem dat een meisje een jurk draagt of het hele plaatje, dat heel de groep een soort Chinese groet doet omdat ze het draagt? Is het probleem niet echter dat men weeral een groep exotiseert, tot een cliché reduceert en er misschien zelfs respectloos mee omgaat?
Dichter bij huis ontstond verontwaardiging toen een paar Halloweenfoto’s opdoken van een verkleedpartij waarin Olga Leyers een vergelijkbaar jurkje droeg, assorti met kapsel en tijdelijke tatoeages. Maar er was meer: haar vriend, Bazart-guitarist Simon Nuytten, droeg ook Oosterse kledij, plus een t-shirt met daarop BAZALT. Met een L. En geschminkte wenkbrauwen enzovoort. Dat hele plaatje vertelt meer over wat wringt dan enkel het dragen van een jurk. Het is meer van de orde van het blackfacing, dat ook niet alleen over schminken gaat, maar ook over een hele geschiedenis van vernedering die daarmee wordt geassocieerd. Niet toevallig was een andere bandlid te zien op hetzelfde feest “verkleed” als Kanye West, zwart geschminkt en met veel bling-bling. De helft van het werk ligt in het zo precies mogelijk aanduiden wat er met een concrete situatie wringt. En dat vereist een inspanning.
public domain (CC0)
Isle of Dogs, de ietwat teleurstellende laatste film van Wes Anderson, is een patstelling van clichés over Japan. Sumoworstelaars, rauwe vis, taiko-drums, ukiyo-e esthetiek, noem maar op. Al snel ontstond het debat of Anderson het recht had om gebruik te maken van die elementen, of de film een voorbeeld was van cultural appropriation. Had Anderson (of Tarantino of Coppola) het recht om een film te laten plaatsvinden in Japan, om zich te laten “inspireren” door de Japanse cultuur? Maar is het niet erger dat “de Japanse cultuur” voor de zoveelste keer “ge-orientaliseerd” wordt? Is dat niet het probleem?
Sommige filmcritici vonden het preciezer om te spreken over culturele ongevoeligheid, een veel ernstigere beschuldiging.
Nog dubieuzer was de keuze om Japans sprekende personages te reduceren tot niet ondertiteld gebrabbel (maar vanuit het perspectief van honden viel die artistieke keuze te rechtvaardigen). Erger is dat de Amerikaanse filmmaker een ontploffing in de film steekt, mushroom cloud inbegrepen, zomaar, als punchline van een scene. Sommige filmcritici vonden het preciezer om te spreken over culturele ongevoeligheid, een veel ernstigere beschuldiging.
Uiteindelijk draait het om respect
Ingabire hanteert in haar column een definitie van Maisha Z. Johnson: ‘Cultural appropriation refers to a particular power dynamic in which members of a dominant culture take elements from a culture of people who have been systematically oppressed by that dominant group.’
Johnsons definitie is interessant maar onvolledig, want het gaat niet enkel over de betrokken partijen in een situatie van onderdrukking. Ik kan me als Latijns-Amerikaan namelijk ook schuldig maken aan cultural appropriation van volkeren die ik nooit onderdrukt heb. Tot het debat tot een consensus leidt, zullen we moeten leren leven met de complexiteit van aanvullende definities en meervoudige referenties.
Als de waarde die jij toekent aan een object of een praktijk belangrijker is dan de waarde die dat object of die praktijk met zich meedraagt vanwege de oorsprong ervan, dan ben je niet correct bezig.
Zo gaf de Nederlandse Simone Zeefuik onlangs een lezing in het Antwerpse FotoMuseum over het zwarte lichaam in de visuele cultuur. Voorspelbaar genoeg kwam er snel een vraag over het verschil tussen cultural appreciation en cultural appropriation. Zeefuiks antwoord was onwaarschijnlijk helder en hopelijk doe ik er geen oneer aan met een parafrase. Ze gaf het voorbeeld van een sieraad dat door een bepaalde cultuur gebruikt wordt tijdens rouwprocessen. Vind je dat sieraad mooi en beslis je het te dragen voor een fuif? Dan ben je niet correct bezig. Met andere woorden: als de (vaak louter hedonistische of humoristische) waarde die jij toekent aan een object of een praktijk belangrijker is dan de waarde die dat object of die praktijk met zich meedraagt vanwege de oorsprong ervan (en te vaak doen mensen niet eens de moeite om te weten wat die oorspronkelijke waarde juist is), ben je niet correct bezig.
Iedereen zal dit op een individuele manier nuanceren, uitbreiden of dom vinden, maar uiteindelijk gaat het om respect. Uiteraard maken machtsverhoudingen gebrek aan respect zichtbaarder, pijnlijker, erger. Add insult to injury, heet dat in het Engels. Daarom is de ene toe-eigening de andere niet. Maar respect blijft de beste manier om respect te eisen. En misschien is daarom het artikel van Ingabire problematisch: omdat het over respect gaat en zelf geen voorbeeld van respect is.
Sommigen zijn daar bang van – daar gaat culturele angst over – maar als Latijns-Amerikaan, als product van een mestieze context, kan ik alleen maar toejuichen dat invloeden worden gemengd, gesampled, geremixed en gecoverd, noem het zoals je wilt. Dat anderen onze manier van dansen, van kleden, van leven beïnvloeden. Dat is ook de enige manier waarop nieuwe identiteiten wereldwijd zullen ontstaan, als resultaat van de volksverhuizingen en globaliseringen van onze tijd.
Maar zolang dat proces op een onevenwichtige manier verloopt, zolang er protectionisme blijft bestaan voor wat er op onze radio’s wordt gedraaid en wat er op onze schermen te zien valt, moeten we ons zorgen blijven maken over de vele ongezonde kantjes van onze culturele kruisbestuiving. Zolang sommigen op een discutabele manier blijven profiteren van wat anderen ooit bedachten, moeten we blijven bewaken dat er beterschap in komt.
Laat ons het debat blijven voeren, maar dan alsjeblieft met respect voor elkaar, zonder karikaturen en beledigingen, met oprechte pogingen om elkaar te begrijpen. Zonder anarchie. Het debat verdient nuance.
Orlando Verde is stafmedewerker bij KifKif