William Blondeel
“‘Het dekoloniseringsdebat verdient verdieping’
Tom De Herdt brengt een verrassend vrije en provocerende stem binnen in de vloed aan opiniestukken over dekoloniseren. De woordenstrijd die hij oproept rond “dekoloniseren” of “herkoloniseren” laat ik liefst terzijde. Zeker drie concrete stellingen verdienen echter een stevige historische reflectie. Hierbij een aanzet.
Tom De Herdt brengt een verrassend vrije en provocerende stem binnen in de vloed aan opiniestukken over dekoloniseren. De woordenstrijd die hij oproept rond “dekoloniseren” of “herkoloniseren” laat ik liefst terzijde. Zeker drie concrete stellingen verdienen echter een stevige historische reflectie. Hierbij een aanzet.
Het meest essentiële element dat de auteur aanbrengt is het “hybride” karakter van het kolonisatieproces. Hij wil daarmee het beeld dat het publiek debat vandaag overheerst, namelijk dat van de koloniale relatie met een gebetonneerde zonering tussen “actieve ontwerper” en “passieve onderworpenen”, vervangen door dat van een meer genuanceerd weefsel. Dat is ongetwijfeld een verrijking in het lopende debat.
De reflectie die de dekoloniseringsbeweging vraagt over het koloniaal fenomeen kan daar zeker bij winnen. Zij krijgt zo de ruimte voor verdieping op het punt van de interactie tussen kolonisator en gekoloniseerde, zonder dat de essentie van de hiërarchische tweedeling verdwijnt.
Wat De Herdt echter over het hoofd ziet, is de essentiële vraag naar wat er aan hybriditeit te vinden valt in de achterliggende motivatie van het kolonisatiefenomeen. De term hybride verwijst in ons taalgebruik overigens niet enkel naar een vorm van kruising, maar ook naar een vorm van aandrijving. Misschien even nakijken of de term hybride taalkundig verwant kan zijn met het Griekse “hubris”?
De tweede belangrijke gedachte die De Herdt introduceert, betreft de ca. 800 jaar lange positie van Europa als “slachtoffer van de Moorse kolonisatie in Spanje” (711-1492). Het element knaagt aan het beeld dat koloniseren een exclusief westerse neiging is in de relatie met Afrika. Dat pijnpunt komt in het lopende dekoloniseringsdebat niet of nauwelijks aan bod.
Het valt overigens op dat we ook in het standaardwerk van François de Medeiros over de ontwikkeling van de westerse geografische kennis en de wereld van “het imaginaire” met betrekking tot het Afrikaans continent op onze honger blijven inzake de relevantie van het Moorse verhaal in Spanje (L’Occident et l’Afrique (XIIIe-XVe siècle), uitgegeven door Karthala, Parijs, 1985).
Het conquistafenomeen in Spanje moet mijns inziens wel omzichtig benaderd worden. De historiek van de eeuwenoude bewegingen in de Middellandse Zee-ruimte en die van de Europese invasies in verderaf gelegen, ongekende regio’s sinds de 15e eeuw van onze jaartelling, kunnen immers niet zomaar over dezelfde kam geschoren worden.
Wat mij ten slotte in het stuk van De Herdt echt wel tegenvalt, is een bewering over Jean-François Bayart, Franse politoloog met faam. Deze wordt voorgesteld als vertolker van een “consensus bij historici van de kolonisatie” toen hij schreef ‘hoe de Afrikanen actief hebben meegewerkt aan de “mise en dépendance” van hun samenlevingen’.
De stelling Bayart is ondertussen sterk genoeg gedocumenteerd. Maar de bewering van De Herdt is te boud. Je kan vandaag niet kijken naast de scherpe kritiek binnen de Afrikaanse intelligentsia op professor Bayart als icoon van de “hégémonie scientifique, idéologique et néocoloniale des Africanistes de Paris” (Benoît Awazi Mbambi Kungua, drijvende kracht achter het onderzoekscentrum Cerclecad, Canada, Ottawa, in de publicatiereeks Afroscopie, uitgegeven in samenwerking met L’Harmattan, Parijs).
Ook in de Belgisch- Afrikaanse diaspora wordt de stelling Bayart aangevochten, onder meer in het werk van Evariste/Kentey Pini-Pini Nsasay (La mission civilisatrice au Congo. Réduire des espaces de vie en prison et en enfer, Editions AfricAvenir/Exchange & Dialogue, Douala-Berlin-Wien, 2013). Het is opvallend dat tussen de westerse wetenschappers en die stem van de descendanten van de Afrikaanse gekoloniseerden nauwelijks een dialoog tot stand komt. Vooraanstaande historici in onze contreien hebben het over een vrijwel onmogelijk (want dovemans)gesprek, en daar is ongetwijfeld reden toe.
Een deconstructie van de koloniale relatie is echter best een gemeenschappelijk werk.