‘Met de 0,7 procentkruimels kunnen we nergens taarten bakken. Leve het ministerie van Globale Zaken’

Thomas Vervisch

09 februari 2021
Opinie

De enige grenzen die er nog toe doen, zijn die van onze planeet

‘Met de 0,7 procentkruimels kunnen we nergens taarten bakken. Leve het ministerie van Globale Zaken’

‘Met de 0,7 procentkruimels kunnen we nergens taarten bakken. Leve het ministerie van Globale Zaken’
‘Met de 0,7 procentkruimels kunnen we nergens taarten bakken. Leve het ministerie van Globale Zaken’

Thomas Vervisch (UGent) vindt het jammer dat men bij het verdelen van de ministerposten een opportuniteit liet liggen. Het vervangen van het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking door een ministerie van Globale Zaken zou een goed signaal zijn dat ons land zich loswrikt uit een neokoloniale kramp.

Rhett Maxwell / Flickr (CC BY 2.0)

De Wiskundige Edward Lorenz bedacht de metafoor van het vlindereffect om het belang van kleine veranderingen inzichtelijk te maken: of hoe een vlinderslag in Brazilië kan bijdragen tot een Tornado in Texas. De vergelijking met vandaag is snel gemaakt: “patiënt zero” is de vlinder die in nog geen half jaar tijd meer dan 1.000.000 slachtoffers maakte. Op onze planeet is alles met alles verbonden.

Rhett Maxwell / Flickr (CC BY 2.0)

Thomas Vervisch (UGent) vindt het jammer dat men bij het verdelen van de ministerposten een opportuniteit liet liggen: het vervangen van het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking door een ministerie van Globale Zaken. Dat zou een goed signaal zijn dat ons land zich loswrikt uit een neokoloniale kramp en een globale bril op zet.

COVID-19 is een sprekend voorbeeld van de enige grenzen die er nog echt toe doen: die van onze planeet. Maar globalisering is al een tijdje bezig. Als we maar ver genoeg terugkijken zijn globalisering en migratie wezenlijke onderdelen van onze evolutionaire geschiedenis. We zijn allemaal afstammelingen van een groepje mensen die vanuit Afrika vertrokken op zoek naar een beter leven.

Op onze planeet is alles met alles verbonden.

Wat is het verschil met nu? Wel, ondertussen zijn er grenzen getrokken, en die kregen een magische status. Aan welke kant van de grens je woont, maakt dikwijls een wereld van verschil. Niet voor COVID-19. Het virus kent geen grenzen.

Lorenz bedacht de metafoor van het vlindereffect om het belang van kleine veranderingen inzichtelijk te maken: of hoe een vlinderslag in Brazilië kan bijdragen tot een Tornado in Texas. De vergelijking met vandaag is snel gemaakt: ‘patient zero’ is de vlinder die in nog geen half jaar tijd meer dan 1.000.000 slachtoffers maakte. Op onze planeet is alles met alles verbonden.

Lang leve de revolutie!

Maar onze aardbol is al langer een vlindertuin. COVID is het recentste voorbeeld. Het klimaat is een tweede, de financiële crisis in 2008 een derde. 9/11 was de spreekwoordelijke vlinder die de war on terror in gang zette.

En ook hier kunnen we ver teruggaan: globalisering begint met intermenselijke afhankelijkheid, en die ontstond op grotere schaal met de Neolithische revolutie. 12.000 jaar geleden werden we allen boer en boerin, leefden we sedentair, ontwikkelden steden zich, en trad specialisatie op. Bijgevolg: men had elkaar nog meer dan vroeger nodig om te (over)leven.

We nemen een “ontwikkelingsland”, doen er een druppeltje democratie bij, een snuifje mensenrechten en een soeplepel vrije markt, even goed schudden, en ziedaar: een nieuwe maatschappij.

Het was wachten tot de achttiende eeuw voor een tweede belangrijke revolutie. De productie en consumptie van goederen nam een exponentiële vlucht en daar kwamen vooral mensen en grondstoffen bij kijken: zonder kolonisatie en slavernij geen Industriële Revolutie. Beiden zorgden ervoor dat “Het Westen” die ongelofelijke sprong voorwaarts kon maken, maar dit ten koste van “De Rest”.

Sindsdien is er veel en niet veel veranderd. In de vorige eeuw zorgde een derde revolutie ervoor dat onze industriële in een digitale samenleving transformeerde. Maar de grondstoffen voor deze digitale economie komen nog altijd voor een groot stuk uit onze ex-kolonies.

En de slaven? Die zijn ingeruild voor lage loonarbeiders die bedrijven in staat stellen om riante winsten te boeken, terwijl wij voor een zacht prijsje onze consumptie op peil kunnen houden. Alleen hangt er dus sinds de industriële revolutie een globaal prijskaartje aan vast dat niet helemaal eerlijk is berekend.

Voetnoot in de geschiedenis?

Maar hoe moet dat met onze Minister van Ontwikkelingssamenwerking? Het voordeel van een breder historisch kader is dat we het één en ander in perspectief kunnen plaatsen. Het is waarschijnlijk dat ontwikkelingssamenwerking in de nabije toekomst wordt weggezet als een voetnoot in de geschiedenis, misschien zelfs als een laatste fase van de koloniale periode. Ze vindt haar oorsprong in die koloniale beschavingsmissie en is tot op de dag van vandaag doordrongen van het idee van de maakbaarheid van mens en maatschappij.

In die zin was en is het nog altijd de ideale speeltuin van onze Verlichtingsidealen: we nemen een “ontwikkelingsland”, we doen er een druppeltje democratie bij, een snuifje mensenrechten en een soeplepel vrije markt, even goed schudden, en ziedaar: een nieuwe maatschappij. Ondertussen weten we beter: mens en maatschappij zijn minder maakbaar dan we dachten. Wat niet wil zeggen dat de Verlichtingsidealen op zich niet deugen. We hebben graag meer democratie, maar de manier waarop die tot stand komt, is niet evident.

Maar hoe moet het dan wel? Er zijn al verschillende pistes geopperd: van het afschaffen van de Europese commissaris voor Ontwikkeling tot het terugbetalen van onze historische schuld: zogenaamde reparaties. Anderen spreken over internationale rechtvaardigheid of solidariteit en ook de sdg’s, de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen, zijn een debat waard. Graag voeg ik een concrete suggestie toe: een Ministerie van Globale Zaken.

Het Ministerie van Globale Zaken

Meteen wil ik een efficiëntiewinst boeken: de Minister van Globale Zaken houdt zich niet bezig met de 231 indicatoren die moeten leiden tot de Belgische bijdrage aan de 17 sdg’s. Mijn suggestie is om deze technocratie te vervangen door één ethisch principe: het schadebeginsel zoals het werd neergepend door John Stuart Mill in 1859. Mill gebruikte dit principe om de individuele vrijheid te vrijwaren: de staat mag onze vrijheid slechts inperken als we die vrijheid misbruiken om anderen te schaden.

Als je dit beginsel vertaalt naar onze planetaire grenzen, dan schaadt onze vrijheid veel meer dan we denken. Minstens sinds de Industriële Revolutie hangt er aan onze vooruitgang een globaal prijskaartje dat niet gelijk is verdeeld. Veel meer dan we beseffen, is ons brood wel degelijk de dood van een ander. De ongelijke verdeling van de coronavaccins maakt dat nog maar eens pijnlijk duidelijk.

In eerste instantie moeten we dus naar onszelf kijken. Maar het Belgische ontwikkelingsbeleid – van overheid en middenveld – werkt ook nog altijd te veel vanuit een hulpreflex: een geldtransfer van Noord naar Zuid om onze historische schuld af te lossen: de befaamde 0,7 procent van ons Bruto Nationaal Inkomen (BNI) dat sinds de jaren zeventig een streefcijfer is. Die 0,7 procent zijn echter de spreekwoordelijke kruimels waarmee we overal ter wereld hopen taarten te bakken.

Een gedachte-experiment

Maar stel nu dat we een gedachte-experiment opzetten: wat als we ontwikkelingssamenwerking afschaffen?

We moeten beseffen dat we met de 0,7 procent kruimels nergens taarten kunnen bakken.

Zo radicaal of nieuw is dat trouwens niet: de huidige post-development- en dekoloniseringsbewegingen sluiten aan bij auteurs zoals Freire, Illich en Escobar in de jaren tachtig en negentig. Het boek Pluriverse: A Post-Development Dictionary is een mooie bloemlezing van de hedendaagse reflecties.

Olivia Rutazibwa pleit bijvoorbeeld voor een ‘ethische terugtrekking”’van het Westen: we doen goed door misschien minder te doen. Dit sluit aan bij het ‘Do-No-Harm’-debat dat ontstond na een aantal desastreuze tussenkomsten: vooraleer we goed doen, zorgen we best eerst dat we het niet erger maken.

De globale toets en het paard van Troje

Maar wat kunnen we dan wel doen? Als we ontwikkelingssamenwerking afschaffen, wat doen we dan met het werkloze ministerie? Mijn concreet antwoord: we veranderen het in een Ministerie van Globale Zaken. Het wordt een paard van Troje: in plaats van de geldtransfer van Noord naar Zuid te regelen, kijken onze ambtenaren mee over de schouder van hun collega’s. Ze zetten hun mankracht en budget in voor het realiseren van een ‘Globale Toets’, namelijk ervoor zorgen dat het Belgische beleid – in al zijn gedaantes: denk aan migratie, landbouw, handel, klimaat, defensie, energie … – geen schade toebrengt aan derden.

Voor wie deze suggestie in technocratische terminologie wenst te vertalen: ze worden de vaandeldragers van beleidscoherentie voor duurzame ontwikkeling. Maar in plaats van die globale toets van ons eigen beleid te parkeren bij de huidige adviesraad inzake beleidscoherentie ten gunste van ontwikkeling, die zo goed als geen slagkracht heeft, zetten we een gans ministerie in dat moet zorgen dat wij Belgen het schadebeginsel van Mill respecteren: van binnenuit het Belgische beleid een globale bril opzetten. Ik ben er zeker van dat een deel van de ambtenarij deze shift niet ongenegen is.

Dit moet ons collectief in staat stellen om een dekoloniale switch te maken: geen sdg’s die “de ander” een pasklaar antwoord opdringen over wat ontwikkeling of vooruitgang moet zijn, maar een zoektocht naar de grenzen van onze eigen vrijheid om de vrijheid van anderen en de grenzen van onze planeet te respecteren. Geen utopische blauwdruk als een Hegeliaans eindpunt, maar een gezamenlijk tastend zoeken op basis van één ethisch principe: het schadebeginsel.

Een blaffende en kwispelende waakhond

Dan blijft over: het middenveld. Wat vangen we aan met onze ngo’s, universiteiten, vierde pijlerprojecten? Velen zijn al gestart met een dekoloniseringstraject. Hoe verder weg van de koloniale periode, hoe ongemakkelijker het wordt om naar zichzelf te kijken. Ze beseffen dat ze moeten loskomen van een realiteit die er niet meer is.

Een duidelijke illustratie is dat vele ngo’s vandaag worstelen met de opsplitsing van hun organisatie in een Noord- en Zuiddienst. Velen voeren interne reorganisaties door. Deze zullen echter cosmetische ingrepen blijven als de onderliggende geldtransfer van Noord naar Zuid niet in vraag wordt gesteld: in het Noorden halen we geld op dat we in het Zuiden goed besteden.

Ook hier moeten we dus beseffen dat we met de 0,7 procent kruimels nergens taarten kunnen bakken. In plaats daarvan starten we enerzijds best een discussie ten gronde over reparaties (herstelbetalingen). Anderzijds kan de huidige 0,7 procent deels efficiënter worden ingezet om onze eigen verantwoordelijkheid op te nemen: sensibilisering, wereldburgerschapseducatie, belangenbehartiging, beleidswerk. Maar de geldtransfer die via ngo’s tegen allerlei condities van Noord naar Zuid gaat, valt weg. Zuiddiensten functioneren dan ook niet langer als auditkantoor: het gaat niet meer over programmabeheerders die moeten toezien of men middelen goed besteedt.

Als gevolg daarvan krijgen Noorddiensten meer slagkracht en hoeven ze niet verder vervellen tot marketingmachines die fondsen ophalen. Integendeel, het middenveld kan weer zijn wat het moet zijn: een sensibiliserende, onafhankelijke, kritische waakhond. En omdat ze minder financieel afhankelijk worden van overheidssubsidies, kunnen ze al eens meer blaffen. Niet bijten, maar blaffen, en ook veel kwispelen: mensen op een positieve manier naar een globale wereld leren kijken. Want op onze planeet is alles verbonden met alles.

Thomas Vervisch is assistent in de vakgroep Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen en de vakgroep Conflict en Ontwikkeling aan de UGent.