Lino Camprubi
“‘Catalaanse economie floreerde dankzij Spanje. Wie wint er bij de scheiding?’
Catalaanse separatisten voeren aan dat ze in hun economische ontwikkeling gehinderd worden door de rest van Spanje, en met name onder Franco sterk onderdrukt zijn. Maar puur economisch gezien plukte Catalonië de vruchten van het Spaanse beleid, schrijft Lino Camprubi, onderzoeker aan het Duitse Max Planck Instituut voor Wetenschapsgeschiedenis.
De Spaanse overheid heeft met Artikel 155 de Catalaanse autonomie opgeschort en neemt het bestuur van de regio over om regionale verkiezingen uit te roepen. De uitslag daarvan zal waarschijnlijk weinig veranderen aan de huidige machtsverhoudingen tussen separatisten en anti-separatisten, en het is dan ook vooral een manier om tijd te kopen. Het is in elk geval geen manier om de heersende patstelling op te lossen.
Een echte oplossing vergt een diep begrip van de belangen die op het spel staan, maar de situatie wordt met de dag meer verwarrend voor waarnemers. Spanjaarden die in het buitenland wonen, zoals ik, krijgen vaak vragen als ‘Wat gebeurt daar allemaal in Catalonië?’, ‘Is Artikel 155 inroepen een dictatoriale daad?’, ‘Waarom is er geen dialoog?’, ‘Wie is er begonnen?’. En de meest gevreesde vraag van allemaal: ‘Wat gaat er nu gebeuren?’.
De makkelijkste manier voor mij om een antwoord de bieden op die vragen is een persoonlijk verhaal vertellen. Ik vertel dat ik in Sevilla opgegroeide als zoon van een trotse Catalaan die ijverde voor de gelijkheid van alle Spaanse burgers, en dat ik weiger om mij de dag voor te stellen waarop ik een paspoort nodig heb om naar Barcelona te rijden.
Catalonië, zeg ik, is bij de rijkste regio’s in Spanje, participeert al eeuwenlang aan het politieke en economische leven in het land, en heeft een diverse populatie met heel wat Castiliaanse achternamen en immigranten uit het hele land – uit Andalusië, Extremadura en Murcia, om er maar een paar te noemen. Dat is ook een van de redenen waarom ongeveer de helft van de Catalanen niet te vinden is voor onafhankelijkheid.
Oude wonden?
Als mijn gesprekspartner vertrouwd is met de slachtofferrol die de separatistische intelligentsia graag aannemen, kan hij of zij vragen: ‘Ja, maar als Spaans historicus met specialisatie rond Franco moet je toch toegeven dat Spanje haar macht in het verleden vaak misbruikt heeft tegenover het Catalaanse volk?’
Carlos Pérez de Rozas (CC BY-SA 2.5)
En daar wordt het interessant: Catalaanse nationalisten voeren aan dat hun economische vooruitgang al driehonderd jaar gehinderd wordt, en vooral sinds het bewind van Franco. Maar het feit is dat de Spaanse politiek de Catalaanse economie in het verleden net voordelen heeft opgebracht.
Vanuit puur economisch perspectief was het bewind van Franco goed voor de ontwikkeling van Catalonië tegenover andere Spaanse regio’s.
In de periode voor Franco zijn daarvan twee voorbeelden die vaak worden aangehaald. Ten eerste konden Catalaanse plantage-eigenaren in Cuba in de late 18e en de 19e eeuw zwarte slaven blijven gebruiken, zelfs nadat de slavernij officieel was afgeschaft. Daardoor konden ze een groot kapitaal vergaren, dat vervolgens thuis in de industrie werd geïnvesteerd. Ten tweede voerde de Spaanse staat in het grootste deel van de 19e eeuw en een deel van de 20e eeuw protectionistische wetten in tegen de import van goedkoop textiel uit Engeland, en steunde ze zo de bloeiende industrie in de regio rond Barcelona.
Zo komen we bij Franco. De generaal kwam aan de macht na de burgeroorlog die zijn leger in 1936 was begonnen tegen de Republiek (opgericht in 1931). Dat was geen oorlog van Spanje tegen Catalonië, zoals het graag wordt voorgesteld in de separatistische propaganda. Het nieuwe dictatoriale regime trad overal met geweld op tegen politieke vijanden en onderdrukte politieke autonomie niet enkel in Catalonië. Het klopt dat het regime het gebruik van het Catalaans in officiële documenten en het onderwijs verbood. Maar vanuit puur economisch perspectief was het bewind van Franco goed voor de ontwikkeling van Catalonië tegenover andere Spaanse regio’s.
Cement en dammen
Zo’n tien jaar geleden, toen ik mijn onderzoek naar de rol van wetenschap en technologie in de opbouw van het Franco-regime begon, viel me iets op. Ik ontdekte dat in de jaren veertig - toen er volop schaarste heerste - elk jaar veel meer cement werd toegewezen aan Barcelona dan aan andere steden, vaak het dubbele van wat Madrid of Valencia kregen. Als een van Spanjes industriële centra was het belangrijk voor het regime om de fabrieken in Barcelona aan de gang te houden en de Catalaanse elite loyaal te houden.
Naarmate duizenden arbeiders aangetrokken werden uit armere Spaanse regio’s door de snelle industrialisering, maskeerde de Catalaanse bourgeoisie klassenstrijd met nationalisme.
De Francistische steun voor de industrialisering van Catalonië komt ook tot uiting in de plannen voor waterkracht. Na de burgeroorlog ontwikkelde het Nationaal Instituut voor de Industrie plannen voor in totaal twaalf dammen in de Pyreneeën, die zowel het nationale net als de zware industrie rond Barcelona van stroom voorzagen.
Catalonië werd snel rijker. Dat was natuurlijk niet alleen te danken aan het beleid van het Franco-regime. Maar het regime schiep wel de kansen en voorzag in middelen en goedkope arbeidskrachten uit andere regio’s. Naarmate duizenden arbeiders aangetrokken werden uit armere Spaanse regio’s door de snelle industrialisering, maskeerde de Catalaanse bourgeoisie klassenstrijd met nationalisme.
Californië
Catalanen die voor de onafhankelijkheid ijveren, voeren aan dat ze als regio meer belastingen betalen dan armere delen van het land. Dat argument gaat voorbij aan het feit dat, in een systeem van herverdelende belastingen, het de burgers zijn - en niet de regio’s - die belastingen betalen.
De Catalaanse rijkdom werd opgebouwd in een gemeenschappelijke geschiedenis van economische interactie, volksverhuizingen en uitwisseling. De vergelijking met Californië dringt zich op: hoewel het de vijfde grootste economie in de wereld is, is ze dat als onderdeel van de Verenigde Staten. De Californische rijkdom is het product van een gedeelde nationale politieke economie. Inwoners van Los Angeles mogen dan soms al wat chauvinistisch zijn, ze zullen dat doorgaans wel toegeven.
Hetzelfde geldt voor Catalonië, en dat is ook waarom in de voorbije twee weken zo’n 1300 bedrijven hun juridische hoofdzetel verhuisd hebben van Catalonië naar andere delen van Spanje. Daarbij zijn ook belangrijke banken, internationals en beursgenoteerde bedrijven.
Fragiele economie
De economische gevolgen van deze patstelling voor de fragiele Spaanse economie, maar vooral voor Catalonië, kun je moeilijk overdrijven. In een land dat net uit een economische recessie klimt, is het schokkend te zien hoe zowel links als rechts de economie vergeten voor de politiek van regionale identiteit - dat geldt niet enkel voor Catalonië maar ook voor andere regio’s die geregeerd worden door zowel conservatieve als progressieve partijen.
De Spaanse politici en bestuurders zijn geobsedeerd door lokale politiek en bespreken zelden gemeenschappelijke plannen omtrent ongelijkheid, groei, industrie of werkloosheid. Alle energie wijden aan een ruzie over een imaginaire nieuwe grens tussen Spanjaarden blokkeert dringende discussies over nieuwe oplossingen voor oude problemen in het huidige tijdperk van economische globalisering en klimaatverandering. Intussen kunnen we enkel de vraag stellen: ¿Cui bono?. Wie wint hierbij?
Bron: The Conversation