Internationaal activisme stoot op toenemend autoritarisme
“‘‘Hoe populair wordt de Chinese blik op mensenrechten?’’
Internationaal activisme botst in steeds meer landen op autoritair nationalisme. China lijkt de weg aan te geven, met de boodschap dat westerse waarden en modellen niet universeel maar parochiaal zijn.
Geschilderd portret van Xi Jinping, sinds 2013 president van de Volksrepubliek China.
Thierry Ehrmann (CC BY 2.0)
Internationaal activisme botst in een groeiend aantal landen op autoritair nationalisme. China lijkt de weg aan te geven: westerse waarden en modellen zijn niet universeel maar parochiaal, is de boodschap. ‘Niet alleen heeft China zich nooit bekend tot de westerse democratie, het werpt zich op als een alternatief model en zoekt dat model ook te verspreiden’, schrijft MO*redacteur John Vandaele.
In maart 2019 noemde de Europese Commissie in een strategiedocument China voor het eerst niet alleen een partner en concurrent, maar ook een systemische rivaal. Het land staat namelijk voor een ander model: een economie waarbinnen de staat een dominante rol speelt en een autoritair bestuursmodel zonder verkiezingen of burgerlijke vrijheden.
Nog slechts acht procent van de wereldbevolking leeft in een ‘volwaardige democratie’.
Twee jaar later kan je niet zeggen dat de westerse democratie er in die “wedstrijd” goed aan toe is. De Economist Intelligence Unit (EIU) gewaagt in zijn Global Democracy Index zelfs van de laagste democratiescore sinds de studiedienst van het magazine metingen begon in 2006.
Nog slechts acht procent van de wereldbevolking leeft in wat de EIU een ‘volwaardige democratie’ noemt. Noord-Amerika en Europa tekenen de beste scores op met de Scandinaviërs helemaal aan de top. Maar de Verenigde Staten belanden in de categorie van ‘democratieën met gebreken’. Het Midden-Oosten bleef de minst democratische regio, Sub-Saharaans Afrika doet het als regio iets beter.
Globale erosie van vrijheden
De vrijheden en de democratie boeren ook volgens andere studies, zoals die van Freedom House, al jaren achteruit. Die trend is het gevolg van tal van factoren. Een ervan is zeker dat de tanende dominantie van het Westen, de Verenigde Staten op kop. Na de “overwinning” van het Westen in de Koude Oorlog in 1989 bleven de VS als enige supermacht over. Heel wat landen kozen vervolgens voor het model van de winnaar. Maar onder andere de financiële crisis (en de oorlog in Irak) ondergroeven de geloofwaardigheid en macht van het Westen.
Ook begonnen de verliezers van de globalisering in de westerse landen zich af te zetten tegen de systeempartijen. Het partijlandschap versplinterde door de opkomst van meer extreme partijen, waaronder ook partijen die het niet zo nauw nemen met de democratische waarden.
In de VS heeft de immense inkomensongelijkheid de democratie fundamenteel ondermijnd: de rijken bepalen er goeddeels het beleid. De verkiezing van Donald Trump tot Amerikaans president was het resultaat: met hem kwam een man met dictatoriale neigingen in het Witte Huis die sympathiseerde met buitenlandse potentaten.
Leugens ondermijnen de democratie.
De aanval van duizenden Trumpaanhangers op het Amerikaanse Capitool toonde dan weer hoezeer democratieën lijden onder de teloorgang van hun informatiehuishouding. In tijden van Twitter, Facebook en Fox mocht Trump vier jaar lang zijn miljoenen volgelingen elke dag een portie leugens voeden. Zoiets heeft gevolgen: in een systeem waar burgers de richting aangeven, kunnen die alleen verstandige keuzes maken als ze goed geïnformeerd zijn. Leugens ondermijnen de democratie.
Daar komt nog bij dat China, de grote opkomende macht van de voorbije decennia, allesbehalve een aanhanger van de westerse democratie is. Het Middenrijk ontpopt zich juist meer en meer tot een tegenpool. Het feit dat China de coronacrisis sneller onder de knie kreeg dan westerse landen overtuigt het land, en eventueel ook andere landen, dat hun model superieur is.
Democratietop
De Amerikaanse president Joe Biden kondigde eind vorig jaar een zogenaamde democratietop aan. Zo wil hij signaleren dat zijn land terug is als leider van ‘de vrije wereld’ en als verzamelde democratieën een vuist maken tegenover China en Rusland. Dat lijkt een goed idee tot je begint na te denken over de lijst van genodigden. Heel wat landen die verkiezingen organiseren, vaak traditionele bondgenoten van de Verenigde Staten, hollen dezer dagen namelijk hun democratie uit.
Een democratietop lijkt een goed idee tot je nadenkt over de lijst van genodigden.
In India wordt het steeds moeilijker kritiek te leveren op de regering Modi, zoals de arrestatie van klimaatactiviste Disha Ravi recent aantoonde. Moslims voelen zich in India steeds meer tweederangsburgers. En wat met Turkije, de Filippijnen of Polen die allen verkiezingen organiseren maar waar de democratie, rechtstaat en vrijheden op allerlei manieren ondergraven worden?
Als Biden deze landen uitnodigt op zijn top, is het alsof hij al die zaken goedpraat. Vraagt hij ze niet, lijkt hij ze in “het andere kamp” te duwen.
Alternatief
China is een geval apart. Niet alleen heeft het land zich nooit bekend tot de westerse democratie, het werpt zich op als een alternatief model en probeert dat model ook te verspreiden. Met de nieuwe veiligheidswet kwam in 2020 wellicht een einde aan de speciale positie van Hongkong, als een eiland van vrijheden en rechtstaat. Hongkong wordt voor China een gewone Chinese stad.
In een oplopend dispuut met Australië verspreidde de Chinese ambassade een document met veertien punten van kritiek. Een van de kritieken was ‘de onvriendelijke en antagonistische verslaggeving door media over China die de bilaterale relaties vergiftigt’. Daarbij veronderstelt China dus dat een regering verantwoordelijk is voor wat media schrijven. Zoals het Westen andere landen de les spelt omdat ze de mensenrechten niet respecteren, doet China nu hetzelfde als ze hun media onvoldoende muilkorven.
Chinees model
China gaat ook inhoudelijk in de aanval. Het heeft respect voor mensenrechten in zijn grondwet opgenomen, maar spreekt over een Chinees model van mensenrechten. Daarin primeren collectieve belangen op individuele belangen. Zo zijn veiligheid en stabiliteit voor alle Chinezen heel belangrijk en die collectieve waarden worden bedreigd als individuele burgerrechten teveel gewicht krijgen.
China promoot mensenrechten met Chinese karakteristieken.
Daarnaast is voor China de geschiedenis van de strijd om mensenrechten vooral een geschiedenis van de klassenstrijd. Alleen als de productiemiddelen in handen zijn van het volk, zoals vertegenwoordigd door de communistische partij, kan de welvaart en het welzijn van alle mensen – en het recht op leven – verzekerd worden.
Mensenrechten zijn voor China ook cultureel bepaald: als andere landen hun visie opdringen, schenden ze de soevereiniteit van de staat. Amnesty Nederland, met onder meer de Belgische sinoloog Stijn Deklerck, stelden over die Chinese aanpak een interessant rapport samen.
Ook kijkt men anders naar democratie in China. Wang Shaoguang, professor emeritus aan de Chinese Universiteit van Hongkong, gaf jarenlang les in de Verenigde Staten en haalde een doctoraat aan Cornell University. Hij wijst er graag op dat China in de Edelman Vertrouwensbarometer jaar na jaar bij de landen hoort waar de regering het meest vertrouwen van haar bevolking geniet. Het land scoort veel beter dan de meeste democratische landen.
Waarom geniet de Chinese regering zoveel vertrouwen bij haar bevolking?
Wang wijt dit aan het feit dat in veel Aziatische landen democratie vooral inhoudelijk wordt ingevuld eerder dan procedureel. Dat blijkt uit The Asian Barometer Survey uit Taiwain. Eerder dan de vraag of de regering via verkiezingen kan weggestemd worden, gaat democratie om de vraag of iedereen van basisvoorzieningen (denk aan voedsel en kledij) geniet en of de verschillen tussen arm en rijk niet te groot zijn.
Wang noemt China een representerende democratie: de partij dient het volk en probeert – met haar 90 miljoen leden — op allerlei manieren goed te luisteren naar dat volk. Als ze dat goed doet – en Wang erkent dat hier veel afhangt van het ‘ethische gehalte’ van de partijleden – zal ze erin slagen om de ‘massalijn’ te vertolken.
Wang ziet raakpunten tussen die aanpak en de meer participatieve democratie in het Westen, zij het dat met die laatste de bevolking meer de vrijheid geniet om dingen te zeggen en doen die de regering niet bevallen. In China probeert de partijstaat dat op allerlei manieren te voorkomen: door zo goed mogelijk te luisteren, maar ook – je kan nu eenmaal het licht van de zon niet ontkennen – door haar bevolking te onderdrukken en te controleren als nooit tevoren.
En nu?
Of China op deze manier een aantrekkelijk rolmodel kan worden voor andere landen, zal moeten blijken. Ook Chinese politicologen als Yan Xuetong geloven dat hun land daar beter zal in slagen als het meer participatie en vrijheid toelaat.
Ondanks de druk blijven mensen protesteren.
Zeker is dat de Chinese benadering toenemende gevolgen heeft voor de globale burgerbeweging. China en Rusland hebben drastische lessen getrokken uit de zogenaamde kleurenrevoluties waar burgerbewegingen, vaak met steun uit het buitenland en door middel van sociale media, regeringen hebben verdreven in Georgië, Servië of Egypte. Om dat te voorkomen, gingen ze de media sterk muilkorven, net als de civiele samenleving, zeker als die internationale contacten heeft.
Die aanpak wint aan populariteit in andere landen zoals India en Turkije. Globale burgerbewegingen die voor een meer sociale of ecologische globalisering strijden, moeten vandaag in meer landen in een vijandige omgeving werken. Toch zien we dat dit alles voorlopig het protest in landen als Rusland, Turkije of India niet kan onderdrukken. Dat stemt hoopvol. De democratische landen hebben veel bondgenoten in landen waar de democratie verglijdt. Er is reden om met elkaar te blijven praten.