Yves Willemot
“‘Hogere overleving voor kinderen is de beste geboortebeperking’
In MO*magazine van november 2011 schreven David Van Reybrouck en Jeroen Theunissen een parabel gericht aan Unicef. In de parabel hebben Sofie en Bienvenu, een Vlaamse antropologe en een Afrikaanse journalist, een discussie op de trein. Bienvenu vindt dat Unicef niet alleen massale kindersterfte moet bekampen, maar ook massale kindergeboorte. Als reactie schreef Yves Willemot, Algemeen Directeur Unicef België, deze brief aan de auteurs van de parabel.
Zeg David en Jeroen,
Ik heb met bijzondere aandacht jullie parabel gelezen en wil hier graag even op reageren. De problematiek die jullie Sofie en Bienvenu laten aanhalen, raakt ons immers allemaal.
Zoals jullie terecht stellen, richt Unicef zich naar alle kinderen in de wereld. Zonder onderscheid. De voorbije jaren zijn er heel wat successen geboekt onder meer in de strijd tegen de kindersterfte en de betere toegang tot gezondheidszorg en onderwijs. Dat er vandaag dagelijks 12.000 kinderen minder sterven voor hun vijfde verjaardag dan 20 jaar geleden, daar kunnen we alleen maar blij over zijn.
Onze overtuiging terzake wordt gesterkt door belangrijke ethische, juridische en historische overwegingen.
Borstvoeding en handen wassen
Je laat geen kinderen sterven als je dat kan vermijden. De voorbije twintig jaar hebben we op dat vlak heeft wat geleerd. Vooral dat kindersterfte in vele gevallen geen fataliteit hoeft te zijn en dat het voorkomen ervan kan aan de hand van vrij eenvoudige en goedkope interventies. Veralgemening van exclusieve borstvoeding tot aan de leeftijd van zes maanden en van de praktijk van handen wassen kunnen samen tot 40% van de kindersterfte in de wereld voorkomen. Het is onze ethische plicht om ervoor te zorgen dat de voorzieningen die we voor onze kinderen vanzelfsprekend vinden, ook voor kinderen in armere gemeenschappen beschikbaar worden.
Het Verdrag inzake de Rechten van het kind van 1989, dat we graag als leidraad gebruiken, stelt heel duidelijk dat elk kind waar ook ter wereld recht heeft op overleving, bescherming en ontwikkeling. In tegenstelling tot de suggestie van Bienvenu, is dit Verdrag geen uiting van een achttiende-eeuws nobel humanisme maar wel een door alle landen van de wereld aangenomen en bindend mensenrechtenverdrag dat verder bouwt op de Verklaring voor de Rechten van het Kind van 1959. Dit is geen verdrag van Unicef, wél van de internationale gemeenschap, of met andere woorden: van ons allemaal.
Minimale normen
Het Kinderrechtenverdrag is op dit ogenblik het meest geratificeerde internationaal mensenrechteninstrument. Alleen de Verenigde Staten van Amerika en Somalië hebben het (nog) niet geratificeerd. Dit betekent dat we de in het Kinderrechtenverdrag ingeschreven rechten erkennen als minimale normen die we moeten zien te bewaken of te realiseren voor alle kinderen, in alle omstandigheden. Dat geldt voor het recht op overleving, maar ook bijvoorbeeld voor het recht op onderwijs.
Daarom voert Unicef België vandaag campagne voor het recht op onderwijs voor kinderen in crisisomstandigheden: Leren (over)leven/project noodschool. Heb je onze petitie voor het recht op onderwijs voor kinderen in noodsituaties trouwens al getekend? Neen? Doen!
Geboortebeperking door kinderen te laten overleven
Je kunt het Sofie en Bienvenu wellicht niet kwalijk nemen, maar ze zijn blijkbaar niet helemaal op de hoogte van onze activiteiten. Toegegeven, Unicef doet niet aan geboortebeperking door het aanzetten tot sterilisatie, noch door abortus te promoten. En dat zullen we ook niet doen. De beste techniek om een geboortebeperking te bereiken is immers door te werken aan de overleving van de kinderen. Dat hebben we ook uit onze eigen geschiedenis geleerd.
Ook vandaag is het zo: daar waar de overlevingskansen van kinderen toenemen, dalen de geboortecijfers. Zo daalde het gemiddeld aantal kinderen per moeder in Burundi tussen 1960 en 2009 van 7 naar 4 en in Brazilië van 6 naar 3. Het lijkt contradictorisch, maar is het niet: wil je iets doen aan overbevolking, zorg er dan onder andere voor dat de kindersterfte daalt. Wij hanteren daarbij een geïntegreerde, holistische aanpak waarbij we ons tegelijk richten op alle rechten van het kind, niet enkel het recht op overleving, maar ook het recht op onderwijs, bescherming en maatschappelijke participatie.
Door moeders naar school te sturen bijvoorbeeld, pakken we niet enkel de ongeletterdheid aan maar bestrijden we ook armoede én zorgen we ervoor dat meisjes op latere leeftijd huwen en minder kinderen hebben. In Mali bijvoorbeeld hebben vrouwen die school volgden tot en met het secundair onderwijs gemiddeld 3 kinderen. Vrouwen zonder enige vorm van opleiding krijgen gemiddeld 7 kinderen.
Via het onderwijs geven we de kinderen ook een aantal basisprincipes zoals solidariteit, samenwerking en vreedzame conflictoplossing mee, om zo aan een betere toekomst te werken en de kinderen te helpen opgroeien tot volwassenen die op hun wijze een constructieve bijdrage leveren tot de uitbouw van hun maatschappij waar de huidige problemen minder, of zelfs helemaal niet meer aanwezig zouden zijn.
Aandacht voor meisje en vrouw
Aandacht voor een sterkere plaats van het meisje en de vrouw in de samenleving is ook hier essentieel. Onze programma’s besteden daarom een bijzondere aandacht voor het wegwerken van de ongelijkheid in het onderwijs en de promotie van de maatschappelijke positie van de vrouw. Toegang tot goede informatie met betrekking tot gezinsplanning maakt daar deel van uit. In het kader van onze programma’s willen we vroegtijdige zwangerschappen, en een te korte opeenvolging van zwangerschappen voorkomen. Omdat dit niet goed is voor de gezondheid en het welzijn van vrouw en kind.
Kortom: we zijn niet blind voor bevolkingsproblemen, en via onze programma’s dragen we concreet bij tot het beheersen van de problematiek. Al moeten we daarbij ook bescheiden blijven en benadrukken dat het antwoord niet enkel van Unicef kan en moet komen.