Israël, Palestina en de apartheidsanalogie

Annelies Verbeek

07 februari 2018
Opinie

Israël, Palestina en de apartheidsanalogie

Israël, Palestina en de apartheidsanalogie
Israël, Palestina en de apartheidsanalogie

De Israëlische bezetting van de Westelijke Jordaanoever werd altijd al sterk bekritiseerd door de internationale gemeenschap, maar steeds meer stemmen spreken van een situatie van 'apartheid.'

G Travels (CC BY-NC 2.0)

G Travels (CC BY-NC 2.0)​

Ahed Tamimi werd in het midden van de nacht uit haar bed gehaald door het Israëlische leger in haar thuisdorpje Nabi Saleh. Ze werd gearresteerd omdat er een paar dagen voorheen een video op Facebook gestreamd werd waarin ze een Israëlische soldaat een klap in het gezicht gaf.

Ze wordt nu anderhalve maand vastgehouden, en bracht haar zeventiende verjaardag door in de gevangenis. Haar rechtszaak begint op 6 februari. Aheds arrestatie lokte wereldwijd protest uit en Amnesty International riep op tot haar onmiddellijke vrijlating.

De prominente rechtszaak vestigt opnieuw de internationale aandacht op de Israëlische bezetting van de Westelijke Jordaanoever, die reeds 51 jaar duurt. De bezetting werd altijd al sterk bekritiseerd door de internationale gemeenschap, maar steeds meer stemmen spreken van een situatie van apartheid op de Westelijke Jordaanoever.

De enige staat ter wereld

Januari vorig jaar stelde de Sociale en Economische Commissie van de VN voor West-Azië in een rapport dat er ‘geen redelijke twijfel is dat Israël zich schuldig maakt aan de misdaad van apartheid.’ De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties vroeg later om het rapport in te trekken. ‘Niet omwille van de inhoud’, stelde zijn woordvoerder, ‘maar omwille van het proces.’ Er zou sprake geweest zijn van een procedurefout. Het rapport blijft beschikbaar op het internet.

‘Volgens de Mensenrechtenraad van de VN is er overweldigend bewijs dat Israël zich schuldig maakt aan een systeem van apartheid en geïnstitutionaliseerde
discriminatie’

Op 24 januari dit jaar onderging Israël zijn derde Universele Periodieke Doorlichting van de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties in Genève. Daar besloot een Zuid-Afrikaanse afgevaardigde nog dat Israël ‘de enige staat ter wereld is die een apartheidsstaat genoemd kan worden.’

In het officiële rapport van deze doorlichting staat dat er ‘overweldigend bewijs is dat Israël zich schuldig maakt aan een systeem van apartheid en geïnstitutionaliseerde discriminatie.’

Israël zelf verwees naar deze beschuldigingen van de VN als ‘antisemitische nazipropaganda.’ Israël beweert de enige democratie in het Midden-Oosten te zijn, met een multiculturele samenleving.

Daar is de contradictie. Hoe kan het dat dit vermeende baken van licht en democratie zulke zware beschuldigingen naar het hoofd geslingerd krijgt?

De Misdaad van Apartheid

De term apartheid verwijst niet enkel naar de rassensegregatie in Zuid-Afrika. Het is ook een internationaal erkend misdrijf. De Misdaad van Apartheid wordt gedefinieerd door het Statuut van Rome Inzake het Internationaal Strafhof als ‘een geïnstitutionaliseerd regime van systematische onderdrukking en overheersing door een groep van een bepaald ras op een of meer groepen van een ander ras, met de opzet dat regime in stand te houden.’

‘De term apartheid wordt nu vooral gebruikt om te verwijzen naar de situatie in de Westelijke Jordaanoever sinds de Oslo-akkoorden’

De definitie werd verder uitgebreid door de Internationale Conventie voor de Beteugeling en de Bestraffing van de Misdaad Apartheid.

Misdaden die binnen de draagwijdte van de misdaad apartheid vallen zijn; marteling, onmenselijke behandeling, het opzettelijk opleggen van levensomstandigheden aan een rassengroep berekend om de fysieke verwoesting van die groep teweeg te brengen, het instellen van juridische discriminerende maateregelen in de politieke, sociale, economische en culturele domeinen, en maatregelen die de bevolking verdelen volgens rassenverschillen door het creëren van aparte woongebieden voor verschillende groepen.

De term wordt nu vooral gebruikt om te verwijzen naar de situatie in de Westelijke Jordaanoever sinds de Oslo-akkoorden.

Palestijnse bantoestans

Onder de Oslo-akkoorden werd de Westelijke Jordaanoever opgedeeld in drie zones: gebieden onder volledige controle van het Israëlische leger, gebieden onder gedeelde Israëlische en Palestijnse controle, en gebieden onder volledige controle van de Palestijnse autoriteit. De afspraak was dat Israël geleidelijk de macht zou overdragen aan de Palestijnse autoriteiten.

‘Palestijnse zones, op 40 procent van de Westelijke Jordaanoever, veranderden in eilandjes waar nu 95 procent van de Palestijnse bevolking woont’

Vandaag, 25 jaar na de Oslo-akkoorden is dit nog steeds niet gebeurd. In de praktijk worden de gebieden onder Israëlische controle enkel gebruikt voor Israëlisch zelfbelang - de facto geannexeerd. Een Palestijnse bouwaanvraag heeft binnen deze zone slechts 1,5 procent kans op goedkeuring.

De bouwaanvragen op zich zijn kostelijk. Wanneer Palestijnen ervoor kiezen om te bouwen zonder vergunning lopen ze het risico dat hun huis vernield wordt. In praktijk wil dat zeggen dat de Palestijnse zones, op 40 procent van de Westelijke Jordaanoever, veranderden in eilandjes waar nu 95 procent van de Palestijnse bevolking woont, ‘bantoestannen.’

Israëlische autoriteiten beweren dat ze nooit land of macht overdroegen aan de Palestijnse Autoriteit omwille van de uitbraak van de tweede intifada in 2000. Bovendien zeggen sommigen dat een terugtrekking uit de Westelijke Jordaanoever en een ontmanteling van de kolonies een ‘tweede Gaza’ zou betekenen. Daar trokken de Israëli’s zich uit terug in 2005. In de daaropvolgende verkiezingen verkozen de Gazanen Hamas. Deze partij zwoer het gewapend verzet nog niet af en stuurde raketten richting Israël.

Daarbij moet vermeld worden dat volgens mensenrechtenorganisaties Israël zich nooit echt terugtrok uit de Gazastrook, gezien de Israëlische autoriteiten nog steeds het luchtruim, landgrenzen en zeegrenzen controleren.

Bewegingsvrijheid en checkpoints

De 127 Israëlische kolonies op de Westelijke Jordaanoever resulteren in grote beperkingen op de bewegingsvrijheid van Palestijnen. Zij worden niet toegelaten in de kolonies, of de zogeheten bufferzones rondom de kolonies, noch op het grootste deel van de wegen die de kolonies met elkaar verbinden.

‘Er is een groot netwerk van wegen en gebieden die enkel toegankelijk zijn voor (Joodse) Israëlische staatsburgers’

Volgens de Israëlische overheid zijn dit veiligheidsmaatregelen, maar in praktijk betekent dit dat een groot deel van de Westelijke Jordaanoever niet betreden mag worden door Palestijnen. Er is een groot netwerk van wegen en gebieden die enkel toegankelijk zijn voor (Joodse) Israëlische staatsburgers.

Er bevinden zich op dit moment zo’n 91 checkpoints op de Westelijke Jordaanoever. Palestijnen kunnen zich niet voortbewegen binnenin de bezette gebieden zonder onderworpen te worden aan veiligheidscontroles. Dit betekent dat het soms uren duurt voor een Palestijn om een afstand af te leggen die een kolonist op een halfuur doorkruist, omdat kolonisten wegen kunnen gebruiken waar de weg niet belemmerd wordt door checkpoints.

G Travels (CC BY-NC 2.0)

G Travels (CC BY-NC 2.0)​

Veiligheidshek of apartheidsmuur?

De Hebreeuwse term hafrada betekent letterlijk scheiding of apart. Het is de term die de Israëlische overheid gebruikt om te verwijzen naar de scheiding tussen de Israëlische bevolking en de Palestijnse bevolking van de Westelijke Jordaanoever. Deze scheiding wordt bewerkstelligd door de muur die bij voltooiing 708 kilometer lang zal zijn. Israëli’s noemen deze muur het ‘veiligheidshek’, terwijl Palestijnen ernaar verwijzen als de ‘apartheidsmuur.’

‘De muur markeert de gebieden waar Palestijnen wel en niet toegelaten zijn, en snijdt soms dwars door gemeenschappen’

De muur markeert de gebieden waar Palestijnen wel en niet toegelaten zijn, en snijdt soms dwars door gemeenschappen. Volgens de Israëlische mensenrechtenorganisatie B’tselem Volgens de Israëlische mensenrechtenorganisatie B’tselem maakt de muur –net zoals de beperkingen op bewegingsvrijheid- economische en ruimtelijke ontwikkeling van de Westelijke Jordaanoever onmogelijk.

Israëlische autoriteiten rechtvaardigen de muur door te stellen dat het aantal zelfmoordaanslagen na de bouw ervan is afgenomen met 90 procent. Het begin van de constructie van de muur ging echter samen met het einde van de tweede intifada. Dit kan ook als verklarende factor dienen. Het overgrote deel van de scheidingsmuur (85 procent) is gebouwd binnenin de Westelijke Jordaanoever, en niet op de grens tussen Israël en de bezette gebieden. Israël annexeerde zo’n 9 procent van de Westelijke Jordaanoever, door de bouw van de muur alleen.

Ongelijk waterbeleid

Een Israëlische kolonist verbruikt gemiddeld tussen de 211 en 424 liter water per dag. Een Palestijn verbruikt tussen de 37 en de 73 liter. Het minimum voor een waardig leven is volgens de Wereldgezondheidsorganisatie 100 liter per dag.

‘Volgens Amnesty International kiezen de Israëlische autoriteiten regelmatig voor de afsluiting van watertoevoer van gemeenschappen die zij willen verdrijven uit hun woongebieden’

Hoewel de afspraak onder de Oslo-akkoorden was om het grondwater te delen, controleert de Israëlische overheid vandaag 80 procent van het water.

Gezien het grootste deel van de Westelijke Jordaanoever onder Israëlische administratieve controle staat, hebben Palestijnen toestemming nodig van de Israëlische autoriteiten om waterputten te graven, oude bronnen te rehabiliteren, of zelfs om installaties te bouwen voor het opvangen van regenwater.

Net zoals bij bouwvergunningen is de kans dat Palestijnse aanvragen worden goedgekeurd miniem, volgens Amnesty International.

Omdat Israël het grootste deel van het water controleert, bepalen zij ook wie water krijgt en wie niet. In hetzelfde rapport van Amnesty International staat dat Israëlische autoriteiten regelmatig kiezen voor de afsluiting van watertoevoer van gemeenschappen die zij willen verdrijven uit hun woongebieden.

Twee rechtssystemen voor twee bevolkingsgroepen

Het Israëlische leger bepaalt de wetten in de bezette gebieden door het uitvaardigen van militaire verordeningen. Deze vormen het juridische kader waarbinnen Palestijnen vervolgd worden.

Het Israëlische leger vaardigde de eerste verordening uit net na de bezetting van de Westelijke Jordaanoever in 1967. Deze droeg als titel ‘verordening n°101 betreffend verbod op ophitsing en vijandige propaganda’, ingeleid met de woorden: ‘In het belang van de veiligheid en de openbare orde…’

‘Het Israëlische leger verbood Palestijnen om optochten of samenkomsten te organiseren, zo werd geweldloos verzet de facto strafbaar’

Het Israëlische leger verbood Palestijnen om optochten of samenkomsten te organiseren of zelfs vlaggen uit te hangen zonder toestemming van een militaire bevelhebber. Ook het uitgeven van ‘politieke druksels’ werd illegaal. Op deze manier werd geweldloos verzet, vreedzame optochten, of het louter schrijven van een mening strafbaar.

Sindsdien heeft het Israëlisch leger ongeveer 2500 verordeningen uitgevaardigd. Het leven van Palestijnen wordt gecontroleerd door wetgeving beslist door machthebbers waarop zij niet kunnen stemmen.

Palestijnen worden vervolgd in militaire rechtbanken. De rechters, aanklagers en zelfs de vertalers zijn soldaten of legerofficieren. Zo zal een legerofficier, die bij wet geweld mag gebruiken tegen vreedzame optochten, Ahed Tamimi veroordelen voor ‘ophitsing’ en ‘deelname aan illegale protesten.’

De militaire verordeningen en gerelateerde straffen zijn niet van toepassing op Israëlische kolonisten. Zij worden vervolgd in rechtbanken binnen Israël en veroordeeld volgens het burgerrecht.

In praktijk betekent dit alles dat twee bevolkingsgroepen in hetzelfde gebied berecht worden onder totaal verschillende systemen. Zo is het bijvoorbeeld erg gebruikelijk om Israëlische kolonisten in de Westelijke Jordaanoever te zien rondlopen met grote machinegeweren, terwijl een Palestijn met zekerheid gearresteerd zou worden voor wapendracht.

Religieus extremistische kolonisten gooien regelmatig met stenen naar Palestijnen. Zij worden hier zeer zelden voor vervolgd, terwijl Palestijnen tot 20 jaar gevangenis kunnen krijgen voor hetzelfde misdrijf.

‘Stenen gooien moet vervolgd worden als poging tot doodslag’, argumenteerde men in het Knesset, ‘David doodde Goliath toch ook met een steen?’

De auteur werkt in Palestina voor een ngo.