Klimaat is alles. Journalistiek moet daarom stoppen met behagen

Opinie

Klimaat is alles. Journalistiek moet daarom stoppen met behagen

Klimaat is alles. Journalistiek moet daarom stoppen met behagen
Klimaat is alles. Journalistiek moet daarom stoppen met behagen

‘Klimaat is geen nevenverschijnsel, het is de voorwaarde voor ons bestaan. In tijden van klimaatverandering hebben we nood aan integrale journalistiek: ook als het niet over het klimaat gaat, moeten we het erover hebben.’ MO*columniste Tine Hens werd bekroond met de FRDO Persprijs Duurzame Ontwikkeling. Naar aanleiding daarvan schreef zij deze bijdrage.

Het is een vraag die we altijd zouden moeten stellen. Of een hamburgerketen als Burger King zich nu vestigt in ons land, of politici van verschillende regio’s worstelen met de geluidsnormen rond de nationale luchthaven, of de stijgende autoverkoop de economische groei in Europa aanzwengelt, telkens zou op z’n minst de vraag moeten opduiken of al deze persberichten en nieuwtjes wel compatibel zijn met het klimaatbeleid dat we als land, regio en samenleving verondersteld worden te voeren.

Klimaat is niet enkel onderdeel van een berichtgeving over aanslagen op ons leefmilieu, over smeltende gletsjers, dolende ijsberen, verzuurde oceanen en verbleekt koraal. Klimaat laat zich niet in een aparte kolom van de werkelijkheid duwen. Klimaat is het draagvlak van alles wat we als mens hebben opgebouwd en koesteren, of we dat nu superieur noemen of niet. Zonder een leefbaar klimaat zijn we met onze gepretendeerde superioriteit niet zo bijster veel.

En toch wordt de vraag amper gesteld. Niet door de krantenjournalist die watertandend schrijft over de nakende hamburgerrevolutie. Niet door de radiopresentator die met de minister-president belt en geduldig luistert naar zijn betoog over de zuurstof die de luchthaven nodig heeft en die we die luchthaven het beste bieden door met oordoppen te gaan slapen zodat vliegtuigen vrij over onze hoofden kunnen vliegen. Of willen we onze welvaart verkwanselen door er niet langer van te dromen het logistieke centrum van Europa te zijn? Ook niet door de andere krantenjournalist die netjes de cijfers uit de gepresenteerde tabellen overschrijft en noteert dat we na jaren economische onzekerheid nu weer aangeknoopt hebben bij groei. En dit onder andere dankzij de stijgende autoverkoop.

Elk van deze berichten heeft een direct gevolg op de uitstoot van broeikasgassen.

Hamburgerrevolutie

Neem de runderen die Burger King vermaalt tot hamburgers. Tijdens hun opgefokte, korte leven hebben ze naast het vlees vooral methaan geproduceerd, een broeikasgas dat tien keer sterker is dan CO2. Maar er is meer. Om 1 kilo rundvlees te produceren is 15.000 liter water nodig en laten nu net watertekorten een van de nu al voelbare effecten van klimaatopwarming zijn. Wereldwijd palmt veeteelt tachtig procent van de landbouwoppervlakte in, niet omdat die koeien daar grazen, wel omdat er soja en maïs op die grond wordt geteeld waarmee de koeien die niet buiten komen, gevoed worden. Grond die voordat hij werd omgeploegd meestal begroeid was met bos, bos dat we hard nodig hebben om de klimaatverandering binnen leefbare grenzen te houden.

Kortom, de komst van een hamburgerrestaurant is niet zo maar een feest. Het is ook een vorm van georganiseerde ongelijkheid op lange afstand. Wij eten de gevolgen, maar zien de oorzaken niet.

Of neem de strijd rond de geluidsnormen van Zaventem. Ook in dat dossier moet de vraag gesteld worden: hoe zien we met z’n allen de toekomst van die luchthaven? En niet alleen van die luchthaven, maar vooral van de regionale luchthavens. Hoe past een economie gebaseerd op permanente mobiliteit in een klimaatbeleid? Kan een land dat beweert in 2050 koolstofarm te willen zijn zo veel luchthavens aan?

‘We hebben een duurzaamheidsbeleid’

Als er een sector is waarin de uitstoot de komende jaren in alle scenario’s enkel toeneemt, dan is het die van het transport. Zowel over land, als in de zee en in de lucht. De uitstoot van het vliegverkeer alleen zou tegen 2050 – ja, dat jaar waarin we koolstofarm willen leven, eten, wonen en produceren – wereldwijd met 17 procent toenemen. Toch blijven vliegtuigen en vrachtschepen telkens weer buiten schot als het over concrete engagementen gaat. De brandstof die ze gebruiken is vrij van belastingen.

In een interview over de luchthaven is een vraag over de impact op het klimaat op z’n plaats.

Oh ja, uw vliegtuigmaatschappij vraagt u ongetwijfeld of u uw CO2-uitstoot vrijwillig wil compenseren, maar over hoe of waar dat gebeurt, spuien ze vooral veel mist. In een interview over de luchthaven is een vraag over de impact op het klimaat op z’n plaats. Net zoals men in jubelartikelen over de stijgende autoverkoop op z’n minst de bedenking moet maken of de lucht die we met z’n allen inademen en de ruimte die we met z’n allen innemen zo veel auto’s wel aankunnen?

Of die vraag ook iets oplevert?

Waarschijnlijk niet. De kans is groot dat er een onbeduidend, nietszeggend antwoord volgt. Bedrijfsleiders, officiële woordvoerders en politici zijn erop getraind ingewikkelde vragen aan de kant te schuiven met nietszeggende formuleringen als: er is een taskforce opgericht, een werkgroep buigt er zich over, we werken eraan in onze strategische nota, we organiseren interparlementair overleg, we hebben een high level meeting met stakeholders gepland of de holste slogan van al: we hebben een duurzaamheidsbeleid.

Systeemdenken

De vraag stellen betekent niet noodzakelijk een antwoord krijgen. Dat is wel vaker zo. Maar moeten we ze daarom niet stellen? Is dat geen schuldig verzuim? Journalistiek in tijden van klimaatverandering verdraagt niet dat klimaat afgescheept wordt als een af te vinken kwestie op de to do lijst. Het vergt een integrale benadering, waarbij we telkens weer uitzoomen naar het overkoepelende beeld. In de wetenschap heet dat systeemdenken. Als alles met elkaar verbonden is, heeft alles op elkaar invloed. Enkel schrijven over het klimaat als het over het klimaat gaat, is zoals een mens beschouwen als een optelsom van ledematen en organen.

Enkel schrijven over het klimaat als het over het klimaat gaat, is zoals een mens beschouwen als een optelsom van ledematen en organen.

Dat we als mens een welvaartstaat hebben uitgebouwd heeft evenveel met herseninhoud en voortschrijdend inzicht te maken als met de bijzonder klimaatomstandigheden van het ecologische tijdvak het Holoceen die dit soort leven heeft mogelijk gemaakt.

Alles wat we doen, denken, verlangen, hebben we te danken aan het smalle strookje vruchtbare aardkost onder onze voeten en de dunne atmosfeer boven ons hoofd.

Klimaat is geen kwestie van milieu, het is geen stokpaardje van groene jongens en meisjes, klimaat is alles, het is de basis van ons bestaan en als we de klimaatverandering ernstig nemen, dan betekent het ook dat we dat alles moeten durven bevragen en dat we telkens opnieuw, tot vervelens toe, de lijnen blijven trekken die over de wereld lopen tussen onze lapjes varkensvlees en de ontbossing in Argentinië, tussen onze trips naar de zon aan spotprijzen en de stijgende uitstoot in de grafieken van de transportsector, tussen onze liefde voor chocopasta, shampoo en douchegel en de vernietiging van regenwoud in Sumatra, tussen onze aftandse kerncentrales en de hongersnood in Niger waar grond vervuild is door de ontginning van uranium.

Of dacht u werkelijk dat de energie van hier draait op grondstof van hier?

Minderwaardigheidscomplex van economen

Wie het verhaal over de reële kosten van de wereldhandel en dat van de economische consumptiegroei niet in vraag stelt, is niet meer geloofwaardig. Dat we denken dat er zoiets als economische wetten bestaan, is uiteindelijk ook maar het gevolg van het minderwaardigheidscomplex van enkele economen in de negentiende eeuw die hun wetenschap even stevig in de werkelijkheid wilden verankeren als de chemie of de fysica.

Maar terwijl aan de zwaartekracht niet te tornen viel, is iedere poging tot economische wetmatigheid ooit wel onderuit gehaald. Omdat de cijfers niet bleken te kloppen, omdat menselijk gedrag toch grilliger was dan het pure eigenbelang dat men economisch zo graag als voornaamste drijfveer ziet of omdat we als samenleving andere beslissingen namen.

Hoe we op deze klimaatverandering reageren, is het verlichtingsverhaal van onze tijd.

Hoe we op deze klimaatverandering reageren, is het verlichtingsverhaal van onze tijd.

Zoals historicus Philip Blomm schetst in het onlangs verschenen boek Opstand van de natuur kwam de verlichting in de 18e eeuw na een periode van plotse klimaatverkoeling. De kleine ijstijd die de wereld op het kantelpunt van late middeleeuwen en moderne tijd in zijn greep had, joeg uiteindelijk tal van maatschappelijke vernieuwingen en revolutionaire wereldbeelden aan.

Het lot van de mens werd losgekoppeld van de ingebeelde wil van een al even ingebeelde God.

‘Ik denk dus ik ben’, noteerde Descartes met een zeker zin voor superioriteit. Want dat was het gevolg: nu God herleid was tot een hersenspinsel, schoof de mens naar het middelpunt van de belangstelling.

De natuur werd daarbij niet meer dan de ploeg of de vuistbijl: een instrument in zijn handen. De aarde was er om te gebruiken, grondstoffen waren er om te benutten, inheemse volkeren om als slaven te werken en de wereld om te veroveren. Met handel als het kon, met wapens als het moest.

Ook de verlichte filosofen hadden hun blinde vlekken. Voltaire stierf als een rijk man door juist beurstransacties in bedrijven die floreerden dankzij de slaven die gratis arbeid verschaften. Het is de paradox van de verlichting en van onze huidige samenleving.

Of zoals Blomm schrijft: ‘Onze morele aanspraak is gebaseerd op de idee van de democratie en de universele mensenrechten, maar het economische succes en de welvaart ervan zijn gebaseerd op een andere erfenis van de zeventiende eeuw: groei die op uitbuiting berust, op een uitbuiting die nooit in harmonie te brengen valt met de aanspraken van de verlichting.’

Economische wetten bestaan niet

Economisch groei gaat altijd ten koste van iets of iemand. Hij is nog nooit evenredig verdeeld geweest. Wat als we hier het project van de toekomst van maken? Om naast vrijheid ook broederschap en gelijkheid als fundamenten van de economie te ontwikkelen. Zou het kunnen dat die makkelijker overeenstemt met wat nodig is om de klimaatverandering af te vlakken?

‘We blijven in kranten, op de radio en op de televisie over onze levens schrijven en praten alsof eeuwige en voortdurende groei een natuurlijk en normaal verschijnsel is. Dat is het niet. Dat kan het niet zijn.’

Het is dat wat economische vrijdenkers als Kate Raworth, Tim Jackson of Christian Felber doen. Ze staren zich niet blind op economische wetten die vooral volatiel en veranderlijk zijn, maar ze lijnen met hun doughnut-model (Raworth), hun welvaart zonder groei (Jackson) of hun economie van het algemeen belang (Christian Felber) principes en uitgangspunten uit die ieder bedrijf, iedere menselijke activiteit in evenwicht kunnen brengen met de leefomgeving waarin we al die activiteiten uitoefenen.

Het is een economie die de planetaire grenzen waarbinnen ze opereert, erkent en respecteert.

Het klinkt logisch. Toch blijven we in kranten, op de radio en op de televisie over onze levens schrijven en praten alsof eeuwige en voortdurende groei een natuurlijk en normaal verschijnsel is. Dat is het niet. Dat kan het niet zijn. Of zoals Raworth schrijft: economische wetten bestaan niet. Ze zijn het resultaat van politieke keuzes.

Het verschil – en het grote voordeel - tussen de ijstijd van vijfhonderd jaar geleden en de huidige opwarming is dat we weten wat er gebeurt. We zijn in staat grafieken van ons eigen doemscenario op een paar kommagetallen na te produceren.

Het is kennis die ons zou moeten aansporen massaal in actie te schieten. In plaats daarvan horen we vooral beleidsmakers die sussen en geruststellen.

Veiligheid

Begin mei haalde federaal energieminister Marghem het bijvoorbeeld in haar hoofd om bij een bezoek van de Europees vice-commissaris Maros Sefcovic, die verantwoordelijk is voor de Energie Unie, luchthartig te beweren dat het voor België niet langer een prioriteit is de klimaatdoelstellingen van 2020 te halen, dat we nu op 2030 mikken. Niet omdat we onze lat hoger willen leggen, wel omdat 2020 onhaalbaar wordt. “Niet realistisch is”, heet dat dan. We hadden graag geweten wat de minister dan wel als realistisch beschouwt. Want ondertussen beukt de tastbare werkelijkheid tegen haar glazen stolp.

Beweren dat 2020 niet relevant is, zoals Marghem deed, is volksverlakkerij. Het zou lachwekkend zijn mocht het niet zo pijnlijk en triestig zijn.

Als we een kans willen maken om de temperatuurstijging tot 2 graden te beperken dan is vanaf 2020 een duidelijk knik in de uitstoot nodig. Dat is over drieëneenhalf jaar. Beweren dat 2020 niet relevant is, zoals Marghem deed, is volksverlakkerij. Het zou lachwekkend zijn mocht het niet zo pijnlijk en triestig zijn. Maar wie daarop wijst, wordt als alarmist weggezet.

Want paniek, nee, paniek is niet nodig. Paniek mogen we bewaren voor salafisten en andere tisten, voor halal en haram, voor boerkini’s en dubbele nationaliteiten, voor alles wat onze veiligheid aanbelangt. Inderdaad.

Misschien moeten we het even over die veiligheid hebben. Ook daar draait alles rond een doortastend klimaatbeleid. Als Trump zich nog niet heeft teruggetrokken uit de klimaatakkoorden van Parijs is dat niet omdat dochter Ivanka dat niet wil, wel omdat zijn militaire staf hem dat ten stelligste afraadt. Klimaat, zo klinkt het in het Pentagon, is een kwestie van nationale veiligheid. Het is een high risk onderwerp.

De kern van de politieke klimaatonmacht is dat wat politiek haalbaar is, ontoereikend is en dus is het vooral van belang dat we met z’n allen blij en gelukkig in Unilever-land blijven wonen. Unilever is het bedrijf dat overal en altijd hoog scoort in de duurzaamheidsbarometers, het is de uitvinder van het overlegmodel met NGO’s en andere maatschappelijke belangengroepen, het legt zichzelf gedragscodes op en installeerde op eigen initiatief de ronde tafel rond duurzame palmolie. In vergelijking met veel andere bedrijven is Unilever het na te volgen vlaggenschip.

Het is comfortabel toeven in Unilever-land, want als daar de bomen tot in de hemel groeien dan zou dat bewijzen dat de economische wetten waar we ons lichtjes wanhopig aan vastklampen eeuwigheidswaarde hebben. Net zoals de toorn Gods dat had voor de laat middeleeuwse mens die keer op keer zijn oogst zag mislukken omdat de winter maar bleef duren.

De omslag

Zoals we toen voorbij God leerden kijken om oorzaken en gevolgen met elkaar te verbinden, moeten we ons nu afvragen of het sprookje van Unilever geen luchtspiegeling is. Hebben we de duizend zepen, shampoo’s, bodycrèmes die Unilever steeds massaler produceert nodig? Help je mensen in India met zeep in wegwerpzakjes op de markt te smijten of investeer je beter in lokaal beheerde, ecologisch verantwoorde zeepproductie? Neem je de lokale markt over of bied je ruimte aan medespelers?

Dat is de vraag die ertoe doet. Het is de vraag naar de aard van de omslag, naar wat het betekent te pretenderen dat je een koolstofarme samenleving wil zijn.

Mensen zullen vinden dat je zaagt, ja, maar is er ooit iemand journalist geworden om te behagen?

Het is niet aan de journalistiek de echokamers van deze groene groeieconomie te reproduceren maar wel om ze op hun gewicht en waarde te taxeren. Klimaatmaatregelen zijn meer een kwestie van economische visie en maatschappelijke organisatie dan van technische bijsturingen van ons energiesysteem, van elektrische auto’s, van pillen die de methaanproductie in de maag van de koe capteren of van duurzaam geproduceerde worteltjes in de soep van Unox.

Klimaat past niet in een sector, het overlapt en doorkruist alle sectoren. Alleen daarom zou het in een volgende regering de belangrijkste ministerpost moeten zijn.

Voor het zo ver is, is het aan de journalistiek om het klimaat overal ter sprake te brengen. Of het nu gaat over de begroting, over het federale stimuleringspakket voor de economie of het uitrollen van flexi-jobs, altijd moeten we de vraag durven stellen: is dat verenigbaar met de klimaatdoelstellingen? Wat zijn de gevolgen op lange termijn?

Ook al lijkt het vergezocht, het doet er toe. Zelfs als het over flexi-jobs gaat. Want hoe denk je dat de flexi-werkende mens zich voedt, verplaatst en kleedt? Als je geen tijd meer hebt om te leven, blijft enkel de snelle hap over en ben je wat blij dat je in de krokusvakantie naar de zon kan vliegen tegen een waanzinnig tarief. De reële kostprijs blijft toch netjes buiten beeld.

Tenzij we er tot vervelens toe op blijven hameren.

Mensen zullen vinden dat je zaagt, ja, maar is er ooit iemand journalist geworden om te behagen?