Kinderen zijn geen koopwaar

Meerdere auteurs

09 mei 2019
Opinie

Hoe verder met interlandelijke adoptie? Hoog tijd voor reflectie en actie

Kinderen zijn geen koopwaar

Kinderen zijn geen koopwaar
Kinderen zijn geen koopwaar

Afgelopen week werd er volop bericht over de frauduleuze praktijken bij de adopties uit Ethiopië, die ook het onderwerp zullen worden van een parlementaire commissie deze week. Alsmaar meer komen er verhalen naar buiten over wanpraktijken bij adopties. Tijd om ons de vraag te durven stellen of interlandelijke adoptie wel een goede kinderbeschermingsmaatregel is.

Lisa Krantz (CC BY-SA 2.0)

In het Globale Noorden blijft de vraag naar adoptabele kinderen onverminderd hoog, een situatie die een perverse marktwerking in gang brengt waarbij de hogere vraag in combinatie met een schaars aanbod praktijken van misleiding, ontvoering en commodificatie van kinderen verder aanwakkert.

Lisa Krantz (CC BY-SA 2.0)

Afgelopen week werd er volop bericht over de frauduleuze praktijken bij de adopties uit Ethiopië, die ook het onderwerp zullen worden van een parlementaire commissie deze week. Alsmaar vaker komen er verhalen naar buiten over wanpraktijken bij adopties. Tijd om ons de vraag te durven stellen of interlandelijke adoptie wel een goede kinderbeschermingsmaatregel is.

Gevaar om globale ongelijkheden uit te buiten

Eind april namen wij – academici en professionals, vanuit verschillende perspectieven bezig met het thema adoptie – het initiatief om een symposium te organiseren onder de titel ‘Interlandelijke Adoptie: Hoe moet het verder?’ waarin deze vraag centraal stond. Doel van dit symposium was om sociaal-wetenschappelijke – antropologische, sociologische, historische, juridische en ethisch-filosofische – inzichten rond adoptie bekender te maken. In Vlaanderen is adoptie tot nog toe immers vooral vanuit psychologisch en pedagogisch perspectief bestudeerd.

Transnationale adoptie blijkt regelmatig samen te gaan met praktijken van misbruik, misleiding, ontvoering, kinderhandel, vervalsing, verduistering van documenten en zelfs het “kweken” van kinderen voor de internationale adoptiemarkt.

Dergelijk onderzoek brengt waardevolle inzichten voort m.b.t. de interacties binnen adoptiefamilies, maar eigen aan sociaal-wetenschappelijk onderzoek is dat het transnationale adoptie als sociaal en maatschappelijk fenomeen bestudeert, en daarom sneller stuit op de ongelijke globale machtsverhoudingen en socio-economische ongelijkheden die onderliggend zijn aan deze praktijk.

Het symposium viel samen met de publicatie van getuigenissen over frauduleuze praktijken bij de adopties uit Ethiopië. Dergelijke getuigenissen zijn echter lang niet nieuw: al jaren getuigen geadopteerden uit landen zo divers als India, Sri Lanka, Rwanda, Guatemala, Brazilië, Chili… over mistoestanden, leugens en wanpraktijken. Transnationale adoptie blijkt regelmatig samen te gaan met praktijken van misbruik, misleiding, ontvoering, kinderhandel, vervalsing, verduistering van documenten en zelfs het ‘kweken’ van kinderen voor de internationale adoptiemarkt (Het bestaan van “baby farms” in Sri Lanka werd aan het licht gebracht na onderzoek van het Nederlandse actualiteitenprogramma Zembla).

Dergelijke praktijken hebben ondertussen in Nederland geleid tot het oprichten van een onafhankelijke commissie naar illegale adoptie en de rol van de overheid hierin.

Hoewel de verhalen dus al jaren bekend zijn, blijft het in België opvallend stil. Wanpraktijken bij adoptie worden al te vaak afgedaan als uitzonderingen op de regel en de vele positieve ervaringen met transnationale adoptie – die er uiteraard ook zijn – worden daarbij aangehaald om de negatieve ervaringen te minimaliseren. Het is echter hoog tijd om te erkennen dat transnationale adoptie vandaag de dag structurele tekortkomingen vertoont, die moeten erkend en aangepakt worden.

Beleid versus praktijk

De beschikbare juridische instrumenten die transnationale adoptie reguleren – het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK, 1989) en het Haags Adoptieverdrag (1993) – werden trouwens expliciet ingezet om misbruiken te voorkomen en de praktijk geleidelijk af te bouwen. Beide stipuleren het belang van het subsidiariteitsprincipe, dat stelt dat adoptie slechts een laatste, en eerder uitzonderlijke, maatregel mag zijn indien andere, lokale beschermingsmaatregelen (opvang bij familie, pleegzorg, institutionele zorg…) onmogelijk blijken.

Verder wordt uitdrukkelijk gesteld dat armoede geen reden mag zijn voor adoptie: de voorkeur gaat naar het ondersteunen van gezinnen en gemeenschappen, waardoor het weghalen van kinderen uit hun sociale context – een zeer ingrijpende maatregel – zoveel mogelijk voorkomen kan worden.

Uit onderzoek naar eerste moeders in Zuid-Afrika blijkt dat armoede doorslaggevend is bij hun “vrijwillige” beslissingen om hun kinderen af te staan.

In deze door België ondertekende conventies ligt dus al de kern van een uitdovingsbeleid vervat: naarmate landen in het Globale Zuiden beter in staat worden gesteld om de nodige zorg te verlenen, wordt transnationale adoptie overbodig of uitzonderlijk. Deze maatregelen hebben in de praktijk al geleid tot een sterke daling van het aantal adopties wereldwijd naarmate meer en meer landen erin slagen om de zorg voor kinderen zelf op te nemen.

Uit onderzoek en getuigenissen blijkt echter dat deze principes de facto niet worden nageleefd. Zo blijkt o.a. uit het onderzoek van dr. Riitta Högbacka (Universiteit van Helsinki) naar eerste moeders in Zuid-Afrika dat armoede doorslaggevend is bij hun “vrijwillige” beslissingen om hun kinderen af te staan. Ook in andere landen blijkt dat moeders die in armoede leven frequent onder druk gezet worden om hun kinderen af te staan voor adoptie, zonder dat er wordt geïnvesteerd in gezinsondersteuning of armoedebestrijding voor deze doelgroep: de ‘keuze’ voor adoptie is voor dergelijke moeders dan ook geen echte keuze**[*]**.

Daarnaast blijken vele ouders misleid te worden door lokale “bemiddelaars”, die hun kinderen een beter leven beloven in het Westen – waar ouders in extreme armoede begrijpelijkerwijze op kunnen ingaan – maar hier niet bij vertellen dat meteen alle juridische en sociale contacten verbroken worden. Zelfs wanneer expliciet toegestemd wordt, kunnen restrictieve en zeer Westerse benaderingen van “gezin” en “adoptie” botsen met lokale opvattingen met betrekking tot zorg en gezin, wat leidt tot misverstanden bij mensen in het Globale Zuiden met uiteraard verstrekkende gevolgen.

Perverse marktwerking

De vraag naar adoptabele kinderen blijft onverminderd hoog, een situatie die een perverse marktwerking in gang brengt.

In het Globale Noorden blijft de vraag naar adoptabele kinderen onverminderd hoog, een situatie die een perverse marktwerking in gang brengt waarbij de hogere vraag in combinatie met een schaars aanbod praktijken van misleiding, ontvoering en commodificatie van kinderen verder aanwakkert.

Hoe goed de intenties ook mogen zijn, deze dynamieken mogen niet genegeerd worden en het is de verantwoordelijkheid van alle betrokkenen bij adoptie om zich bewust te worden van de eigen rol in dit verhaal en maatregelen te nemen om dit te voorkomen. Dit betekent dan ook een ondubbelzinnige keuze voor het centraal plaatsen van “het belang van het kind”, ook als dit inhoudt dat het verstandiger is om de beschikbare middelen in te zetten in het versterken van lokale gemeenschappen en opvanginitiatieven dan in het blijven investeren in het voorbereiden van adoptieouders die vervolgens op jarenlange wachtlijsten terechtkomen.

Ook potentiële adoptieouders in België zijn uiteraard gebaat met realistische en correcte info, niet alleen over de mogelijkheden, maar ook over de omstandigheden waarin adopties gebeuren, zodat zij een goed geïnformeerde en ethische beslissing kunnen nemen. Bovendien moeten ze er 100% zeker van kunnen zijn dat een kind niet via ontvoering of misleiding in hun gezin terechtkomt, want een frauduleuze adoptie is een tragedie voor alle partijen.

Wij vragen dan ook aan de overheid en alle betrokken instanties dat

  • Onderzoek naar frauduleuze adopties zich niet zal beperken tot Ethiopië, maar zich uitstrekt naar àlle herkomstlanden waar vermoedens zijn van vervalsing en fraude

  • De ervaringen en stemmen van geadopteerden – positief én negatief – gehoord en centraal geplaatst worden bij het evalueren en herdenken van transnationale adoptie

  • Een ethisch kader wordt uitgewerkt waarin àlle betrokkenen bij adoptie gehoord en gerespecteerd worden, en waarin de principes vooropgesteld in het IVRK en het Adoptieverdrag strikt en correct nagevolgd worden. Met name moeten de bevoegde instanties de volledige zekerheid hebben dat eerste ouders een weloverwogen keuze kunnen maken en niet misleid of onder druk worden gezet; indien deze garanties er niet zijn, moet de samenwerking onmiddellijk worden stopgezet. De huidige werkwijze bij binnenlandse adopties toont dat het wel degelijk mogelijk is om eerste ouders correct en respectvol te behandelen; er is geen reden waarom eerste ouders in het Globale Zuiden niet dezelfde behandeling verdienen.

  • Transnationale adoptie niet gestuurd wordt door de vraag naar kinderen, maar door reële noden bij kinderen, families en gemeenschappen uit de betrokken landen. Hierbij moet, het subsidiariteitsprincipe indachtig, in de eerste plaats worden geïnvesteerd in initiatieven die het weghalen van kinderen uit hun omgeving zoveel mogelijk dienen te voorkomen. (SOS Kinderdorpen is hierbij een inspirerend voorbeeld.) Indien adoptie daadwerkelijk de laatste en beste optie blijkt, moet hierbij meer ruimte komen voor lokale opvattingen over hoe adoptie ingevuld dient te worden – waarbij alle juridische en sociale banden niet noodzakelijk verbroken worden – en moeten eerste ouders en families steeds de mogelijkheid krijgen om informatie over hun kind te ontvangen en contacten te onderhouden indien zowel familie als kind dit wensen.

De adoptiewereld dient nu ook de inzichten uit de humane wetenschappen op te nemen in haar zoektocht naar antwoorden op de ethische vragen die in het maatschappelijke debat rond interlandelijke adoptie steeds luider klinken. Indien het Vlaams adoptiebeleid er niet in slaagt om voldoende aandacht te hebben voor deze ethische kwesties en niet 100% garantie kan bieden op foutloze dossiers, kunnen we enkel besluiten dat transnationale adoptie geen goede kinderbeschermingsmaatregel is en stoppen we er beter mee.

Ondertekend door: Aerts Miranda N. (klinisch psychologe PIP-KA2J), Bex Christof (Universiteit Gent), Candaele Chiara (Universiteit Antwerpen), De Graeve Katrien (Universiteit Gent), Withaeckx Sophie (Vrije Universiteit Brussel), Inge De Mol (Steunpunt Adoptie)

**[*]**Högbacka R. (2016) Inequality Among First Mothers: The Power of Resources. In: Global Families, Inequality and Transnational Adoption. Palgrave Macmillan, London