“‘Media bedreigd door repressie en marktmonopolie’
De Internationale Dag voor de Persvrijheid is dit jaar wellicht aanleiding om weer uitgebreid naar het recht om te beledigen te verwijzen. Intussen blijft de toenemende overheidsrepressie in kleinere landen onzichtbaar, en kan onze eigen overheid haar handen in onschuld wassen. MO* vraagt echte inzet voor de democratische vrijheden van iedereen.
Het voorbije jaar namen de schendingen van de vrijheid van informatie toe met 8 procent tegenover het jaar voordien. Het probleem doet zich voor op alle continenten en op heel verschillende terreinen.
Journalisten lopen steeds meer gevaar bij het coveren van demonstraties en conflicten, religieuze autoriteiten claimen het recht om de grenzen van de journalistiek te bepalen, oorlogvoerende groepen en overheden eisen de onderwerping van de journalistiek aan hun waarheid en agenda…
De cijfers zijn ontnuchterend en hard, stelt Reporters sans Frontières in zijn 2015 World Press Freedom Index vast.
Eerlijke verhalen over de impact van lokale en mondiale tendensen op het leven van gewone mensen zijn bedreigend voor overheden
De voorbije maanden werden ook diverse medewerkers van MO* op rechtstreekse wijze geconfronteerd met overheden die vrije nieuwsgaring onmogelijk maken en daarbij de harde middelen niet schuwen. Een journaliste werd zonder uitleg uit Nicaragua gezet, waarbij materiaal ter waarde van zo’n 10.000 euro zonder uitleg in beslag genomen werd.
Een andere journaliste werd de toegang tot Israël ontzegd, nadat ze er drie maanden meegewerkt had aan een Palestijns media-initiatief. Ook zij moest haar appartement en bezittingen achterlaten.
Een derde journaliste moest hals over kop Gambia ontvluchten nadat ze uitdrukkelijk te verstaan had gekregen dat ze geviseerd werd in een uiterst volatiele politieke periode, onder een regime dat repressie niet schuwt –om het zacht uit te drukken.
Als het soort berichtgeving dat MO* brengt –kritische, maar vooral eerlijke verhalen over de impact van lokale en mondiale tendensen op het leven van gewone mensen- al zo bedreigend is dat overheden overgaan tot dit soort drastische maatregelen, dan is er duidelijk iets mis met de democratie, de vrijheid en de mensenrechten in die landen.
Ver van mijn website?
Toch is het niet eenvoudig om vandaag in het Westen op te komen voor het belang van persvrijheid. De harde repressie doet zich immers meestal voor op veilige afstand van onze huizen en redactielokalen. Het is een ver-van-mijn-media probleem. Toch?
Niet als je nauwkeuriger kijkt naar de opdracht van de media. De commercialisering heeft de journalistiek binnen de media vaak gemarginaliseerd en de ontspannende functie centraal gesteld. Bovendien leidt de alomtegenwoordigheid van informatie en media in alle vormen en formaten al snel tot de waardedevaluatie van zowel inhoud als boodschapper, zeker in de perceptie van de ongeoefende mediagebruiker.
Als politici vandaag nog wel eens hoog opgeven over persvrijheid, dan gebeurt dat bijna uitsluitend in de context van een wij-zij agenda
Burgers, overheden én middenveld bekijken media op dit moment vaak eerder als doorgeefluik van hun mening en imago dan als een essentiële en autonome instelling waarvoor ze moeten vechten en waarin ze moeten investeren. Dat was ooit anders. In 1787 schreef Thomas Jefferson, een van de Founding Fathers van de VS:
‘Als ik zou moeten kiezen tussen een regering zonder kranten of kranten zonder regering, dan zou ik geen moment mogen aarzelen om het tweede te kiezen –maar dat betekent wel dat iedereen die kranten zou moeten ontvangen en in staat zou moeten zijn ze te lezen.’ Welke politicus wil zoiets vandaag nog zeggen, en dan niet alleen over kranten, maar ook over professionele nieuwssites?
Als politici vandaag nog wel eens hoog opgeven over persvrijheid, dan gebeurt dat bijna uitsluitend in de context van een wij-zij agenda. De aanslag op Charlie Hebdo leidde tot een tsunami aan verklaringen over het belang van vrije meningsuiting en vrije pers, maar de onderliggende boodschap was dat “wij onze vrijheden, rechten en waarden moeten verdedigen tegen wie die niet wenst te delen”.
Diezelfde beleidsmakers benaderen vervolgens de media met duurbetaalde communicatiestrategieën, niet om de waarheid recht te doen, maar om hun visie als waarheid te verkopen. Bovendien worden de media volkomen aan de markt overgelaten, waardoor persvrijheid een fraai decor dreigt te worden waarachter de belangen van de 1 procent zich kunnen verschuilen.
Het belang van vrije media
In Het idee van rechtvaardigheid, schrijft Amartya Sen, Nobelprijs Economie 1998 en een van de toonaangevende publieke intellectuelen in de wereld: ‘Als men het publieke redeneren in de wereld wil stimuleren, is een van de belangrijkste aandachtspunten de steun voor een vrije en onafhankelijke pers.’
‘Ongecensureerde en gezonde media’ zorgen, stelt Sen, op directe manier voor een betere levenskwaliteit, omdat mensen via die weg in staat gesteld worden met elkaar te communiceren en de wereld waarin ze leven beter te begrijpen.
‘Ongecensureerde en gezonde media zorgen voor een betere levenskwaliteit, omdat ze mensen in staat stellen de wereld waarin ze leven beter te begrijpen.
Media voegen volgens Amartya Sen ook concrete –en vaak anders onbelichte- informatie toe over de wereld waarin we leven. Ze hebben bovendien een beschermende functie ‘doordat zij vergeten en achtergebleven groepen een stem geven’.
Dat laatste moet met een korrel zout genomen worden, schrijft diezelfde Sen samen met Jean Drèze in India. An Uncertain Glory. In dat boek bejubelen de auteurs enerzijds de enorme diversiteit en levendigheid van het medialandschap in India, anderzijds klagen ze het feit aan dat de nieuwsagenda beperkt wordt tot de leefwereld, de interesses en de belangen van de middenklasse of de relatief geprivilegieerden: het publiek dat de media koopt of gebruikt, en dus ook van belang is voor de adverteerders.
Dat leidt ertoe dat het platteland zo goed als afwezig is in de berichtgeving. In Indiase kranten, stelde een studie vast, gaat slechts twee procent van het nieuws over het platteland, en dat in een land waar zeventig procent van de mensen niet in steden woont.
Je zou dat kunnen vertalen naar onze media, en je afvragen hoeveel media- of nieuwsruimte zij besteden aan de 80 procent mensen die niet in de rijke landen wonen.
De ene overheid onderdrukt, de andere geeft niet thuis
Het palet mogelijkheden dat overheden en machthebbers allerhande hebben om de vrijheid van de pers en het correct functioneren van de journalistiek in het bijzonder te dwarsbomen, loopt van brutale uitschakeling of verbanning tot economische druk en ideologische uniformiteit. Elke burger die zijn of haar democratische verworvenheden en instellingen ernstig neemt, moet zich daar vandaag zorgen over maken.
De staat die haar eigen democratie niet langer ernstig neemt resulteert in de meeste westerse landen in electorale afwezigheid van de kiezer
Wat nog het meest verontrust, is dat democratisch verkozen overheden zich niét bezig wensen te houden met de gezondheid van de media en de journalistiek. Het neoliberale dogma dat stelt dat de markt de enige en de beste vorm is om relevante media te laten floreren en irrelevante te laten verdwijnen, is een travestie van de oorspronkelijke overtuigingen van liberale en sociaal-democratische wereldbeschouwingen.
Het is die abdicatie van de staat, die haar eigen democratie niet langer ernstig neemt, die in de meeste westerse landen resulteert in electorale afwezigheid van de kiezer. In België wordt die realiteit gemaskeerd door de stemplicht, maar het cynisme over de politiek en de staat is er zeker niet minder om.
Persvrijheid verdedigen is daarom niet alleen een ideologisch comfortabele positie innemen tijdens de golf van verontwaardiging over de aanslag op Charlie Hebdo. Het vraagt ook dat Buitenlandse Zaken effectief actie onderneemt om landgenoten die bij het uitoefenen van journalistiek werk het slachtoffer worden van repressie.
Het vraagt ook een actief mediabeleid dat investeert in pluralisme en innovatie, niet enkel in de gevestigde economische machten in de sector.
Vlaanderen heeft 2,5 miljoen euro besteedbare middelen om een mediabeleid te voeren. Dat is om te huilen.
De federale regering heeft geen bevoegdheid op vlak van mediabeleid, maar is wél verantwoordelijk voor ongeveer 400 miljoen overheidssteun aan de grote mediabedrijven. De Vlaamse regering heeft wél de bevoegdheid voor media, maar meldt ons dat ze, buiten de dotatie voor de openbare omroep, nauwelijks 2,5 miljoen euro besteedbare middelen heeft om een mediabeleid te voeren. Dat is om te huilen.
Is dat de goede reden waarom federale bevoegdheden naar de gemeenschappen overgeheveld moesten worden? Welke andere beleidsbevoegdheid zou met zo een cijfer nog maar naar buiten durven komen, en bovendien beweren dat er goed bestuur mee mogelijk is?
De enige logische reden die de desinteresse van de overheid voor de media kan verklaren, is het geloof in machtskringen dat media die afhankelijk zijn van commerciële inkomsten zich minder met politiek, onderzoek, opinievorming en mobilisatie van burgers zullen bezighouden.
Niet de vrijheid van de pers staat centraal, maar de vrijheid om winst te maken met media. Wij vragen, naar aanleiding van 3 mei, dat die prioriteiten opnieuw omgekeerd worden.
Lees de komende dagen de getuigenissen en artikels van de drie bedreigde MO*medewerksters:
Maandag 4 mei: Kanaal der stilte in Nicaragua, door Michèle Sennesael
Dinsdag 5 mei: Monddood in Palestina, door Sara D.
Woensdag 6 mei: De beschuldigende blik van de Gambiaanse president, door Annelies D’Hulster