Wouter De Vriendt & Eva Brems
“‘Niet besparen op de kap van het Zuiden’
Met haar column ‘Met de beste bedoelingen' (DS 24 oktober) geeft Gwendolyn Rutten (Open VLD) een schot voor de boeg van het toekomstige beleid van de oranje-blauw-rode regering van Di Rupo I (PS). En schiet ze zichzelf enkele keren in de voet.
Rutten probeert een vermindering van de middelen voor ontwikkelingssamenwerking aanvaardbaar te maken. Wat een verschil met Groot-Brittannië — dat de moeder van alle besparingen doorvoert — waar de rechtse regering-Cameron niet aan ontwikkelingssamenwerking raakt.
In de jaren zeventig deden de rijke landen van de VN de belofte om 0,7 procent van hun welvaart te herverdelen naar de ontwikkelingslanden. De paarsgroene regering goot die belofte in 2002 in een harde wet.
Sinds 2010 moet ons land 0,7 procent van zijn bbp aan ontwikkelingssamenwerking besteden. De regering-Leterme (CD&V) slaagde er in 2010 (0,64 procent behaald) en 2011 (0,57 procent begroot) niet in dat engagement waar te maken.
Rutten vindt het verdedigbaar nog minder inspanningen te doen voor het Zuiden, omdat wij het budgettair moeilijk hebben. Nochtans worden ontwikkelingslanden onevenredig zwaar getroffen door dezelfde crisis. Zelfs met een perfect bestede 0,7 procent-hulp is het al beredderen, met minder is gewoon onmenselijk.
Met 0,7 procent, schreef ontwikkelingseconoom Jeffrey Sachs in 2005, kunnen we enkel de basisbehoeften van de 1,1 miljard extreem armen financieren. Wereldwijd vervullen de rijkste landen amper de helft van hun belofte (129 miljard dollar, 0,32 procent).
Terzelfder tijd boekten de rijke landen 245 miljard dollar aan landbouwsubsidies en 616 miljard dollar aan militaire uitgaven. En dat was voor de financiële crisis uitbrak. Karel De Gucht (Open VLD), als voormalig commissaris voor Ontwikkelingssamenwerking, zei in 2009 niet te willen horen van een uitdoving van de hulp, omdat de noden groter worden en de financiële crisis grote gaten sloeg in de al beperkte financiële spankracht van de minst ontwikkelde landen.
De 0,7 procent-norm is niet zaligmakend. Er is ook coherentie nodig, bijvoorbeeld met een eerlijk handelsbeleid. Als we landen uit het Zuiden blijven verplichten te vroeg hun grenzen open te stellen voor onze goedkopere producten, kunnen ze hun economie nooit ontwikkelen. In welke mate erkennen de liberalen deze realiteit?
Gevaarlijke praatjes
Rutten stelt hulp aan landen die niet meewerken aan de terugkeer van mensen zonder papieren ter discussie. Gevaarlijk voorbeeld, want was dat niet de reden waarom we opnieuw zoete broodjes bakten met Kadhafi? Slechte hulp, die sociaal-economische vooruitgang het minst op de lange termijn kan garanderen, is net die hulp die we in functie van ons eigenbelang toekennen. Kijk naar Afghanistan, wereldwijd de grootste ontvanger van hulp. Welke duurzame resultaten kan het Westen daar voorleggen? De hulp is er een quick fix-glijmiddel voor een militaire operatie.
Het is ontstellend dat we nog moeten uitleggen dat ontwikkelingssamenwerking werkt. Ontwikkelingshulp is een bepalende factor in het succes van enkele landen, zoals Mozambique, waar massale hulp tot nationale verzoening heeft geleid. Dankzij ontwikkelingshulp zijn de pokken uitgeroeid; het aantal kinderen dat aan diarree sterft is met de helft gedaald door een betere toegang tot drinkbaar water en 188 landen zijn intussen poliovrij.
Welvaart in het Zuiden is trouwens in het belang van het Westen. Het doet iets aan de oorzaken van migratiestromen en klimaatvluchtelingen; het werkt aan de voedingsbodem van terreur (frustratie, lage scholing en onbillijke verdeling van de welvaart) en als meer landen op een duurzame manier aansluiting vinden bij de wereldeconomie, leidt dat ook tot meer economische welvaart en globale stabiliteit.
Als de onderhandelende partijen de moed niet hebben om extra rechtvaardige inkomsten aan te boren (fiscale fraude, hervorming notionele interestaftrek, vermogenswinstbelasting), maar besparen op de kap van het Zuiden, zullen we daar als groenen blijven tegen protesteren.
Wouter De Vriendt & Eva Brems,
Kamerleden voor Groen!
Dit opiniestuk verscheen op dinsdag 25 oktober in De Standaard.