Rik Vereecken
Duurzaam partnerschap als alternatief voor goedbedoelde maar ondoordachte ontwikkelingsacties
“‘Ontwikkelingssamenwerking: vloek of zegen?’
Private ontwikkelingssamenwerking resulteert te vaak in goedbedoelde schenkingen. Maar zijn deze ook echt nuttig of worden ze enkel aanvaard om de schenker een plezier te doen? Deze vorm kent meer na- dan voordelen. We moeten gaan naar een duurzame, evenwichtige relatie tussen gever en schenker, op basis van vertrouwen en respect. En dat vertrouwen moet je verdienen. Langs beide kanten.
© Memisa
Eerst een vaststelling: De middelen voor ontwikkelingssamenwerking dalen wereldwijd licht, maar behoorlijk sterk in België. De internationale norm van 0,7% van het bruto nationaal product (bp- wordt helemaal niet gehaald: momenteel zitten we aan slechts 0,45%.
Anderzijds is België nu strategischer bezig met ontwikkelingssamenwerking in vergelijking met enkele jaren geleden. En ons land pleit op internationale fora systematisch voor de armste en kwetsbare landen, met veel aandacht voor fragiele situaties en conflict.
Maar hoe efficiënt is ons huidig model van ontwikkelingssamenwerking? Want we kunnen alleen vaststellen dat de kloof tussen arm en rijk de laatste decennia steeds groter werd.
Onze ontwikkelingssamenwerking werd nochtans opgestart vanuit dezelfde visie als die van het Marshallplan: grootschalige investeringen in infrastructuur en industrie zouden de economische groei stimuleren. Die zou leiden tot de nodig jobcreatie als remedie tegen honger en armoede.
Maakte de ontwikkelingssamenwerking die belofte waar?
Goed bedoelde maar ondoordachte ontwikkelingsacties maken dat mensen hun zelfbeschikkingsrecht verliezen.
Als ik zie hoe bepaalde organisaties of initiatieven aan ontwikkelingssamenwerking doen, bijvoorbeeld in DR Congo, waar ik zelf werk, dan lijken behaagzucht en ontwikkelingsmarketing soms een grotere drijfveer dan de oplossing voor een probleem.
Sommige donoren — denk hierbij aan serviceclubs geven maar in het rond. Journaliste Goele Geeraert omschreef het zo: ‘De Congolese gezondheidszorg is een kind zonder vader, maar wel een met een rits aan foute suikertantes.’ Die lijken immers in het wilde weg (materiaal) te schenken, waardoor hun gift vaak leidt tot extra problemen.
Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie zou meer dan de helft van al het medisch materiaal in Afrika niet functioneren, suboptimaal worden gebruikt of slecht zijn onderhouden. Oorzaken zijn het tekort aan opgeleide technici, maar ook te dure of niet beschikbare wisselstukken, verouderde apparatuur en toestellen die niet op de lokale context zijn afgestemd.
Hier een kleine bloemlezing van wat ik zelf zoal zag:
Men levert een elektrisch sterilisatietoestel in een ziekenhuis zonder elektriciteit.
Men levert hemodynamische monitors die werken op een afwijkende spanning. In dit geval op 110 volt in plaats van de gebruikelijke 230 volt. Ze staan 3 jaar later nog altijd netjes ingepakt.
Men doet een boring voor een waterpomp en vernielt daarbij de stroomafwaarts natuurlijke bron. Met als gevolg dat de verderopgelegen bron, die door de bevolking gebruikt wordt, droogvalt.
Men plaatst zonnepanelen en batterijen die niet op elkaar zijn afgestemd. Met als gevolg een tekort aan elektriciteit.
Men levert een nieuw RX-toestel, maar de kennis voor onderhoud ontbreekt. Gevolg: na 4 maanden is het toestel buiten werking.
Men plaatst zonnepanelen en batterijen, maar deze zijn niet beveiligd tegen blikseminslag. Gevolg: de installatie werkt exact 1 dag.
Een ‘grootschalig’ project opzetten waarvoor specialistische kennis vereist is en dan bij het minste probleem roepen: ‘We zijn maar vrijwilligers, geen professionals!’
Een andere vaststelling: goedbedoelde maar ondoordachte ontwikkelingsacties maken dat mensen hun zelfbeschikkingsrecht verliezen. Ze worden afhankelijk van buitenlands materiaal, dat ze zonder hulp van donoren niet kunnen laten werken of onderhouden.
Mijn kinderen gingen indertijd naar een Montessorischool. Het motto daar was: ‘Help mij om het zelf te doen.’ Precies die houding moeten we met onze ontwikkelingssamenwerking cultiveren.
Daarom zet onze werkgroep (waar de ngo’s Memisa en Artsen Zonder Vakantie deel van uitmaken) in op bewustmaking van de westerse ‘donoren’. Wie wil geven, is welkom, maar moet rekening houden met de lokale context.
Heeft het zin om aan een ziekenhuis zonder stromend water een scanner te geven?
Het is een kwestie van prioriteiten stellen. Heeft het zin om aan een ziekenhuis zonder stromend water een scanner te geven? Mij lijkt het urgenter om een waterpomp te installeren. Maar dáárvoor check je best of zo’n pomp door de lokale gemeenschap kan worden onderhouden en gerepareerd. Is de nodige kennis voorhanden?
De allereerste vraag van een verantwoordelijke donor luidt: wie maak ik hier gelukkig mee? Je moet niet zomaar willen geven. Je moet luisteren. Je moet inspelen op de noden en capaciteiten van de lokale gemeenschap. Ga in dialoog. Zorg voor minder spectaculaire, maar bruikbare giften.
En geef via organisaties met expertise. Mensen die met de lokale bevolking samenwerken. Zij kennen de context waarbinnen jouw geld het best rendeert en echt een meerwaarde kan betekenen.
Zo kom je bijvoorbeeld tot de sponsoring van zonnepanelen met batterijen die door de lokale technici in een ziekenhuis worden geïnstalleerd én onderhouden. Of de installatie van een waterpomp (die eenvoudig toegankelijk is voor onderhoud) door lokale technici en aannemers in een ziekenhuis.
Zo wordt er bovendien een plaats gecreëerd waar ook de lokale bevolking toegang heeft tot het drinkbaar water van het ziekenhuis. En eens er toegang is tot proper water, kan er volop ingezet worden op sensibilisering. Het is essentieel dat de bevolking de link legt tussen het gebruik van proper water en de gezondheid. Daarom worden er vormingen georganiseerd over hygiëne en het beheer van de waterpunten.
Een partnerschap met dergelijke resultaten moet ons streefdoel zijn. Maar hiervoor is een mentaliteitswijziging nodig aan beide kanten. In het Zuiden zijn mensen geneigd de donor te volgen, omdat ze hem niet willen beledigen en alle kansen willen benutten. In het Noorden zijn we eerder geneigd om het heft helemaal in eigen handen te nemen en te beheren in plaats van te begeleiden.
Samen moeten we onze aanpak aanpassen.
Rik Vereecken is ingenieur-terreinvrijwilliger bij Memisa en Artsen Zonder Vakantie.