Annelies Van Erp (Memisa)
Nog voor het virus het continent had bereikt, werd het al in een slachtofferrol geduwd
“‘Onze kijk op COVID-19 in Afrika verdient meer nuance’
Er werd een humanitaire ramp voorspeld, nog voor COVID-19 het Afrikaanse continent bereikte. Maar de verwachte catastrofe bleef tot nog toe uit. Historisch gegroeide ongelijkheid en stereotiepe beeldvorming, maakte dat het continent te snel in een slachtofferrol is weggeduwd, meent Annelies Van Erp, medewerker bij Memisa.
Social distancing op een markt in Kenia.
World Bank / Sambrian Mbaabu (CC BY-NC-ND 2.0)
Er werd een humanitaire ramp voorspeld, nog voor COVID-19 het Afrikaanse continent bereikte. Maar de verwachte catastrofe bleef uit. Historisch gegroeide ongelijkheid en stereotiepe beeldvorming maakten dat het continent te snel in een slachtofferrol werd weggeduwd, meent Annelies Van Erp, medewerker bij Memisa.
Het is een raadsel: de gevreesde apocalyps doordat het coronavirus Afrika bereikte, blijft (voorlopig) uit. Is de coronacrisis een crisis die Afrika beter weet aan te pakken dan Europa, zou het?
Afgelopen maand bereikte Afrika de kaap van 1 miljoen coronabesmettingen. En hoewel de verdubbeling van 500.000 naar 1 miljoen gevallen in juli de Wereldgezondheidsorganisatie grote zorgen baarde, blijft Afrika met deze cijfers veruit het minst getroffen continent ter wereld, na Oceanië. De curve lijkt nu zelfs te dalen.
Wetenschappers worstelen om hiervoor een juiste verklaring te vinden. Het staat buiten kijf dat er in Afrika minder getest wordt en dat de officiële cijfers onvolledig zijn. Niettemin blijft oversterfte uit, bevestigde Wim Van Damme, professor Volksgezondheid aan het Instituut voor Tropische Geneeskunde in De Tijd. Hij doet onderzoek in Kinshasa, Congo en ook collega’s in andere landen komen tot dezelfde vaststelling. Voorts speelt de volkssamenstelling een rol, de Afrikaanse bevolking is gemiddeld heel wat jonger dan de Europese (zo is in Congo 63 procent van de bevolking jonger dan 25 jaar) en het coronavirus maakt vooral dodelijke slachtoffers bij ouderen. Daarnaast brengen Afrikanen vaker tijd door in openlucht waar het virus zich minder snel verspreidt.
‘Zelfs als het continent het vrij goed doet, moeten we een catastrofe voorspellen.’
Maar naast deze verklaringen wordt het misschien tijd dat we eens in eigen boezem kijken. Een humanitaire ramp, catastrofe, … al snel trok het Westen conclusies zonder de eigenlijke cijfers af te wachten of lokale specialisten aan het woord te laten. ‘Negatieve voorstellingen van Afrika zijn zo diepgeworteld dat we niet eens meer de moeite doen om naar de werkelijkheid te kijken’, zei de Senegalese econoom en schrijver Felwine Sarr in het licht van de berichtgeving over COVID-19 in Afrika al in mei aan Afrique TV5Monde. ‘En als de huidige realiteit tegen de voorspellingen ingaat, worden die naar de toekomst verplaatst. Zelfs als het continent het vrij goed doet, moeten we een catastrofe voorspellen’, stelt hij.
De rol van gemeenschapsleiders
Sarr is scherp in zijn analyse. Het klopt dat westerse media of onderzoekers zelden aandacht schenken aan het gedrag of keuzes van de bevolking zelf. Gemeenschapszin? Snelle invoering van maatregelen? Lessen trekken uit het verleden? Goed en efficiënt bestuur op lokaal niveau? Deze factoren worden amper in kaart gebracht.
Deskundigen hebben inderdaad de kennis en expertise om modellen uit te tekenen op basis van veronderstellingen en gemiddelden. Maar het zijn de gemeenschappen zelf die de context van hun land door en door kennen en weten wat in het verleden heeft gewerkt en wat niet.
Toen een lockdown tegen de ebola-epidemie niet bleek te werken, schakelde de Liberiaanse overheid in 2014 gemeenschapsleiders in.
Zo besloot de Liberiaanse regering in 2014 om naar aanleiding van de ebola-epidemie de wijk West Point in de hoofdstad Monrovia te isoleren. Maar na enkele dagen moest het op die beslissing terugkomen toen duidelijk werd dat de lockdown erg onpopulair en praktisch onhaalbaar was, en het de verspreiding van het virus er niet mee stopte. Al snel schakelde de politiek over op een andere methode: gemeenschapsleiders werd gevraagd hun eigen controlebeleid te ontwerpen en af te dwingen. Met succes, en een aanpak die tijdens de coronacrisis herhaald werd.
Idealiter zouden we deze wereldwijde corona-epidemie beter beschouwen als een gelijktijdige uitbraak van ontelbare lokale epidemieën, die elk iets anders zijn. De maatregelen voor een dichtbevolkte sloppenwijk kunnen bijgevolg niet dezelfde zijn als die voor een nomadisch volk. Bovendien verdient het Afrikaanse continent meer nuance. Het gaat om 54 verschillende landen met elk haar eigenheid en uiteenlopende gezondheidssystemen. In Rwanda bijvoorbeeld dekt de nationale ziektekostenverzekering 91 procent van de bevolking, terwijl het Afrikaanse gemiddelde op 8 procent ligt (WHO). Zuid-Afrika telt 35 verpleegkundigen per 10.000 inwoners, de Centraal Afrikaanse Republiek slechts 2 (African Union’s Department of Social Affairs). Burundi bleef lange tijd het bestaan van corona in het land ontkennen, terwijl Senegal snel reageerde en samen met een Brits farmabedrijf het voortouw nam bij de ontwikkeling van een snelle coronatest. Om op maar enkele verschillen te wijzen.
Clichés doorbreken
Voor alle duidelijkheid, we willen hier niet ontkennen dat de medische infrastructuur van de meeste Afrikaanse landen in behoorlijk slechte staat is. Of dat Afrikaanse landen niet minder welvarend zijn dan Europese landen. Maar wat wel opvalt, is dat Afrika nog vooraleer het daadwerkelijk getroffen werd door COVID-19 al in een slachtofferrol werd geduwd en als meest kwetsbaar werd voorgesteld.
Het is logisch dat de COVID-19-crisis wordt aangegrepen om de grote lacunes in gezondheidssystemen in Afrikaanse landen aan te kaarten. Als medische ngo is Memisa de eerste om te bevestigen dat er nood is aan een bredere systeemondersteuning om kwaliteitsvolle gezondheidszorg voor iedereen te garanderen.
Zonder twijfel zijn de sociaaleconomische gevolgen van de drastische maatregelen en lockdowns een reële bedreiging voor de Afrikaanse bevolking. Vangnetten bij werkloosheid of ziekte bestaan er amper. Door het stilleggen van het vliegverkeer in Guinee bijvoorbeeld, waren er een tijdlang geen medicijnen voor tuberculosepatiënten voorhanden en in Congo liepen de vaccinatiecampagnes tegen mazelen door COVID-19 vertraging op. Deze concrete voorbeelden tonen aan dat niet alleen het coronavirus slachtoffers maakt, maar dat ook de indirecte gevolgen een geen te onderschatten probleem zijn.
Toch moeten we ons de vraag durven stellen: hoe zorgen we ervoor dat historisch gegroeide ongelijkheden en de daarmee samenhangende beeldvorming niet versterkt worden door een pandemie? Hoe doorbreken we de clichés?
Annelies Van Erp is medewerker bij de ngo Memisa