‘Niemand spreekt over een nultolerantie voor wanpraktijken bij interlandelijke adopties’

Miranda Ntirandekura Aerts

26 november 2021
Opinie

De valkuilen van de Vlaamse adoptiewetgeving

‘Niemand spreekt over een nultolerantie voor wanpraktijken bij interlandelijke adopties’

‘We moeten arme weeskinderen aan een warme thuis helpen’, dat is het dominante narratief wanneer het gaat over interlandelijke adoptie. Tegen september 2023 wil Vlaanderen de wet over dit gevoelige thema herbekijken, de eerste hoorzittingen daaover vinden nu plaats. Klinisch psychologe Miranda Ntirandekura Aerts maakt enkele kritische bedenkingen. ‘Moet zorg voor slachtoffers van onrecht niet altijd onze eerste bekommernis zijn?’

Bij de eerste zitting over interlandelijke adoptie waren er veel vragen over de invulling van het subsidiariteitsbeginsel (het principe dat een kind pas in het buitenland geadopteerd mag worden als het in eigen land niet geplaatst kan worden, red.). Lorin Parys (N-VA) gaf destijds aan dat, ‘als een kind niet in een gezin kan opgroeien in zijn land van oorsprong,’ hij het verkieselijk vond ‘dat het dan in een gezin in Vlaanderen zou opgroeien in plaats van in een voorziening in het land van herkomst.’ Want opgroeien in een gezin staat voor de N-VA-politicus voorop.

Geldt dat dan ook voor de vele kinderen en jongeren die in Vlaanderen langdurig in een gezinsvervangende voorziening verblijven? Toen Parys in 2018 een conceptnota lanceerde voor nieuwe regels over het invoeren van gewone adoptie in een jeugdhulptraject, kon dat op weinig bijval rekenen. Jeugdzorg is namelijk een volwaardig en waardevol systeem. De focus ligt ondertussen opnieuw bij de zogenaamde 8 miljoen arme wezen in het buitenland.

Over die kinderen circuleren veel fabels. Laten we als voorbeeld Oeganda nemen, waar momenteel opnieuw een kanaalonderzoek lopende is. In 1992 zaten daar ongeveer 3000 kinderen in een weeshuis. Het aantal weeshuizen groeide en ondertussen verblijven er mogelijk meer dan 50.000 kinderen.

Toch blijkt uit onderzoek van onder meer Kristen Cheney, hoofddocent Kinderen & Jeugdstudies aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, dat een ruime meerderheid, ongeveer 80% van die kinderen, nog één of beide ouders heeft. Kinderen uit arme families worden er vaak heen gelokt met de belofte van gratis zorg en onderwijs. Familieleden zien zo’n weeshuis dus vaak als een goede, tijdelijke (!) oplossing.

Scheve machtsverhoudingen

Het dominante narratief is: ‘We moeten de arme weeskinderen redden en hun helpen aan een warme thuis.’ Dat bestendigt hardnekkige aannames. Tegelijkertijd stimuleert het “weeshuistoerisme” als verdienmodel. Want welstellende witte mensen die vanuit goede intenties enkele weken vrijwilligerswerk doen in herkomstlanden en die hun ervaringen gretig delen, al dan niet op sociale media, leveren namelijk veel aandacht en geld op.

Moet zorg voor slachtoffers van onrecht niet altijd de eerste bekommernis zijn?

Een deel van de argumentatie in het voordeel van interlandelijke adoptie lijkt zo nog altijd verweven met scheve machtsverhoudingen, paternalisme en de wrange nasmaak van het kolonialisme. Terwijl Vlaanderen ook niet vrij is van armoede.

Op de website van het Kinderarmoedefonds las ik het volgende: ‘In Vlaanderen wordt 1 op de 7 kinderen geboren in een kansarm gezin. Dat wil zeggen dat zo’n 130.000 kinderen al van in de wieg minder kansen krijgen. En dat aantal blijft elk jaar maar stijgen.’

Mogelijk kan er overwogen worden om met de morele burgerplicht dichter bij huis te beginnen? Daarmee ontkent niemand trouwens de diversiteit aan adoptieverhalen en fijne ervaringen. Het zijn zeker niet allemaal met problemen overspoelde tragedies.

Toch is er een significante groep geadopteerden die vroeg of laat in hun ontwikkeling botsen op adoptiegerelateerde zorgen en problemen. Dat kan gaan over onopgeloste herkomstvragen, milde sociaal-emotionele klachten tot een vorm van pijn en lijden dat zo zwaar weegt, dat uit het leven stappen de enige uitweg blijkt. Zo hebben we ook in Vlaanderen al heel wat mooie mensen verloren.

Kleurenblind?

Als psycholoog ontmoet ik regelmatig geadopteerden – van lagereschoolleeftijd tot 50-plussers – die worstelen met vragen. Vragen waarop de adoptiesector, noch onze maatschappij of het herkomstland niet altijd een gepast antwoord kan geven. Getuigenissen van seksueel misbruik, mishandeling en verwaarlozing in de adoptiecontext doen sommigen af als een probleem uit het verre verleden.

Niets is minder waar. Er sluimert bij velen van hen een groot onrechtvaardigheidsgevoel dat gepaard gaat met pertinente vragen. Waarom moeten zij ploeteren om zaken te verwerken die het gevolg zijn van keuzes en (mis)handelingen van anderen? En dat terwijl die anderen leven alsof er niets aan de hand is en zich blijven verschuilen achter: ‘Het was niet zo bedoeld, we dachten goed te doen.’

Hoeveel generaties moeten hun leed nog etaleren, zoekend naar erkenning en herstel? Welk cijfer is representatief en hoog genoeg? Dat er vervolgens in dezelfde context in de hoorzitting suggesties worden gedaan omtrent voldoende ruimte creëren voor positieve verhalen, lijkt mij ongepast. Moet zorg voor slachtoffers van onrecht niet altijd de eerste bekommernis zijn?

Vlaanderen blijft actief investeren in het faciliteren van interlandelijke adopties.

Na het eindrapport over historisch geweld en misbruik (2013) waren zulke voorstellen gelukkig niet aan de orde. Vragen over wetenschappelijkheid, representatie, of gehanteerde bronnen waren toen eveneens nauwelijks het gespreksonderwerp.

Maar wat zegt dat dan over de wijze waarop we als maatschappij omgaan met en praten over onrecht ten aanzien van interlandelijk geadopteerden en hun eerste families? Misschien is die toch niet zo “kleurenblind” en is er mogelijk sprake van een secundair onrecht?

1.100.026,01 euro

Vlaanderen blijft actief investeren in het faciliteren van interlandelijke adopties. Zo ging er vorig jaar 1.100.026,01 euro naar de werking van de drie erkende adoptiediensten, onder andere voor de realisatie van 23 interlandelijke adopties. Is dat de enige optie? Neen! Tijdens de hoorzitting werd er meermaals verwezen naar de in 2010 gepubliceerde VN-Richtlijnen voor de Alternatieve Zorg voor Kinderen.

Wat in het annex van de VN-Richtlijnen te lezen staat, kan als inspiratiebron dienen. Zo wordt er gewezen op het belang van ‘het voorkomen van de noodzaak van alternatieve zorg: het bevorderen van ouderlijke zorg, het voorkomen van de scheiding van gezinnen en het bevorderen van de terugplaatsing in het gezin’. Want waar interlandelijke adoptie mogelijk op microschaal, individueel niveau en in uitzonderlijke situaties veel kan betekenen, is het op macroniveau eerder een druppel op een hete plaat.

Als het toch echt de bedoeling is om te investeren in een kwalitatief, efficiënt en effectief systeem voor zo veel mogelijk kinderen en gezinnen in de verschillende herkomstlanden die om verscheidene redenen nood hebben aan ondersteuning, dan moeten we het discours durven te verleggen. Ook moeten we kritisch kijken naar de verschillende geldstromen en hoe die ingezet worden.

De juiste zachte toon

Tot slot was niet iedereen opgezet met kritische geadopteerden, die niet de ‘juiste zachte toon’ hanteren. Ze worden beschouwd als radicaal of militant en daarom het liefst gemeden in het debat. Zij zijn echter niet het probleem.

Met een geschiedenis van meer dan 50 jaar interlandelijke adoptie, inclusief talrijke getuigenissen van allerlei wanpraktijken, kan men beter kijken naar de negatieve impact van de stilte bij omstanders (met kennis van zaken) en naar wie gediend is met de status quo.

Want ook nu wordt het polariserend debat gretig gevoed. En dat terwijl het streven naar nultolerantie voor elke vorm van wanpraktijken bij interlandelijke adopties onbesproken blijft. Net zoals het stil blijft over het uitwerken van concrete herstelmogelijkheden, daar waar fouten en bijbehorend leed niet kan worden uitgewist.

Ik ben alvast benieuwd wat de volgende hoorzitting in 2022 brengt.

Wie met vragen zit over zelfdoding kan terecht op de Zelfmoordlijn, op het gratis nummer 1813, of op zelfmoordlijn1813.be