Pascal Debruyne en Linus Vanhellemont
“‘Pleidooi voor een netwerk van Belgische Vluchtsteden’
Waar de staat haar verantwoordelijkheid niet neemt, kunnen de steden ingrijpen en een toevluchtsoord bieden voor mensen op de vlucht. Waar wachten de burgemeesters van de Belgische steden en gemeenten nog op? Kiezen we voor gastvrijheid of nationalistisch autisme?
‘Zo bent u dus geen vreemdelingen en ontheemden meer, maar medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God’, klinkt het bij de apostel Paulus (Ezefiërs, 2, 19-20). Paulus refereert als een van de eersten naar universele gastvrijheid en kosmopolitisch burgerschap. In de Hebreeuwse traditie bestond een netwerk van steden ten Oosten en Westen van de Jordaanrivier, waar mensen die werden vervolgd, al dan niet schuldig, onderdak konden vinden voor de bloedwraak.
En in de geest van de Verlichting verdedigde Immanuel Kant een soortgelijk geseculariseerd idee. Volgens Kant is de universele gastvrijheid de voorwaarde tot een wereldburgerrecht. Dat zou eeuwige vrede tussen mensen bestendigen. De filosoof pleit in de eerste plaats voor gastvrijheid als universeel bezoekrecht. Daarnaast moeten we ernaar streven om dat ‘bezoekrecht’ om te zetten in ‘gastrecht’ dat de ‘gast’ deelachtig maakt aan onze samenleving: ‘de gast’ wordt een medeburger.
Onze politieke leiders percipiëren zichzelf, en ‘ons’, nogal vanzelfsprekend als dragers van die Verlichting: verdedigers van vrijheid en gelijkheid. Zo vermeldt het Vlaams integratie en-inburgeringsdecreet letterlijk de ‘publieke cultuur die gebaseerd is op het Verlichtingsideaal’. Als de Verlichting gaat om vrijheid en gelijkheid, dan kun je bezwaarlijk zeggen dat dit decreet verlicht is. Het zorgt enkel voor taalverwerving. Integratie en dus kansen op gelijkheid zijn afwezig.
Er gaapt een diepe kloof tussen ons Verlichte zelfbeeld en de dagelijkse journaalbeelden en krantenbijdrages.
Maar er gaapt een diepe kloof tussen dit Verlichte zelfbeeld en de dagelijkse journaalbeelden en krantenbijdrages. Het zijn beelden en verhalen die ons meenemen langs tentenkampen, ‘de jungle’ in Calais, langs donkere containers van afgeleefde vrachtwagens waar mensen sterven door zuurstofgebrek, clandestiene fabriekjes, langs luizige kamertjes waar mensen wachten op de volgende etappe van de tocht, en langs wankele boten en kusten waar mensen al dan niet levend aanspoelen. Het zijn beelden van mensen op een schier eindeloze odyssee naar een land dat niet op hen zit te wachten. Landen waar een soort nationalistisch autisme het asiel en-migratiebeleid domineert.
De landen van aankomst zijn, ironie o ironie, mee verantwoordelijk voor de vlucht. De economische ruïnes die we veroorzaakten of de militaire ingrepen waarmee we de landen van herkomst bombardeerden, vergeet men er al eens bij te vertellen. De handelsverdragen van de EU met haar buurlanden in Noord-Afrika: vergeten. Het aantal militaire interventies waarin we als Belgen actief waren, niet meer te tellen: Afghanistan, Irak, Libië,…Syrië. België gaf trouwens in 2012 liefst 113 miljoen euro uit voor de militaire operatie in Afghanistan. We kregen een vluchtelingenstroom in de plaats.
De paradox van globalisering
Die stroom confronteert ons met de paradox van de globalisering, die de dunne grens overstijgt tussen politieke en economische vluchtelingen. In een tijd van versnelde globalisering circuleert alles immers rond de planeet, van I-pads tot plushen mascottes voor de wereldcup in Brazilië, en de wegwerpkledij van Primark. Ook de succesvolle IT-migrant is een meerwaarde. Zolang de onzichtbare hand ons welvaart brengt, doen we de ogen dicht.
Onze ogen gaan pas open wanneer de ‘onnuttige populaties’ gaan circuleren als gevolg van ons militair en economisch beleid. Op dat moment worden muren opgetrokken en vergeten we onze eigen rol. Dan heet het simplistisch dat we “niet het OCMW van de wereld zijn” en dan is een toevluchtsoord teveel gevraagd. Conventie van Genève of niet, “het land zit vol”.
Vluchtsteden
Maar waar de staat haar verantwoordelijkheid niet neemt, kunnen de steden ingrijpen en een toevluchtsoord bieden. Op het eerste congres van vluchtsteden in maart 1996 , stelde de filosoof Jacques Derrida in de geest van Paulus en Kant, de utopie van ‘Cities of Refuge’ (Vluchtsteden) voor. Vluchtsteden, aldus Derrida, zijn gestut door ‘een universele gastvrijheid’. Zij kunnen de onrechtvaardige wetten van nationaal asiel- en migratiebeleid heroriënteren, de formele (vaak papieren) contouren van “het behoren” veranderen en vormen van solidariteit uitbouwen die nog niet bestaan.
Waar de staat haar verantwoordelijkheid niet neemt, kunnen de steden ingrijpen en een toevluchtsoord bieden.
Derrida pleit niet meteen voor absolute tolerantie en open grenzen. Hij houdt een pleidooi voor de spanning tussen de Onvoorwaardelijke Wet van gastvrijheid (als categorische imperatief) en de praktische wetten die de gastvrijheid mogelijk moet maken. Alleen zo kan een praktijk van gastvrijheid ontstaan waar de onvoorwaardelijke gastvrijheid kan primeren op vaak onrechtvaardige wetten. Naar aanleiding van dit eerste congres van vluchtsteden, gingen verschillende steden onder de noemer van ‘International Cities Of Refuge Network’ (ICORN) de uitdaging aan om vervolgde schrijvers gastvrij te ontvangen.
Ada Colau (Barcelona), Manuela Carmena (Madrid) en de burgemeesters van Valencia, Zaragoza, A Coruña en Cádiz, staken Derrida’s utopie voorbij. Bij nalatigheid van de Spaanse staat om te handelen, brachten zij een netwerk van vluchtsteden op de been. Daar waar de staat, bij monde van eerste minister Rajoy, stelde dat meer opvang (dan 2700 vluchtelingen) echt wel onmogelijk was, vormden zij een coalitie die op een mum van tijd het onthaal organiseerde van een veelvoud aan vluchtelingen, ongeacht de nationale quota of politieke gevoeligheden.
In het aangezicht van onmenselijk beleid is het, aldus de burgemeesters, aan de steden om de solidariteit te organiseren, mededogen te tonen en een veilig toevluchtsoord te bouwen ‘waar mensenrechten en mensenlevens’ tellen.
De kersvers verkozen burgemeesters van de burgerplatformen (die uit de indignados beweging voortkwamen) ontwikkelden een drieledige strategie. Op lokaal niveau brachten ze de huidige situatie en korte termijn noden in kaart door alle betrokken ngo’s, vluchtelingen organisaties, het Rode Kruis, en meer informele initiatieven samen te brengen. Het doel van dat overleg was het kanaliseren van vrijwilligershulp, de donaties en de opvanggezinnen in een structureel kader op stadsniveau.
Het coördineren van de communicatie wat betreft belangrijke directe noden, organisatorische info én inzamelpunten. En tenslotte, na te gaan welke administratieve procedures door de stad konden worden versneld en welke administratieve hulp aan de vluchtelingen door de stad kon worden aangeboden. (vb. hulp bij invullen van papieren, ter beschikking stellen van vertalers…) .
In tweede instantie werd met dezelfde lokale partners samen gezeten, voor het uitstippelen van een plan wat betreft huisvesting en werkgelegenheid, en werden er aanzienlijke stadsbudgetten opzij gezet om meteen aan sociale huisvesting en reconversie van leegstaande woningen te kunnen beginnen.
Het derde deel van de strategie betreft het interstedelijk netwerk waar ze een structureel overleg aan het opzetten zijn om de communicatie te coördineren wat betreft directe noden, donaties en toewijzingen aan opvanggezinnen tussen de steden én waar ze een interstedelijke financiële solidariteit proberen uitwerken tussen rijkere en armere steden opdat iedereen de crisis het hoofd kan bieden. Het Spaanse stedennetwerk staat niet alleen.
Naar een netwerk van Belgische vluchtsteden
Waar wachten de burgemeesters van de Belgische steden en gemeenten op? Brussel, Gent, Charleroi, Luik, neem het voortouw. Laat ons deze realistische utopie, in het aangezicht van falend nationaal asiel en -migratiebeleid, uitrollen in de Belgische steden. Is er geen netwerk mogelijk van steden waar menselijkheid primeert, waar universele mensenrechten gelden voor wie op het territorium is (Quid quid est in territorio est de territorio)?
Waar wachten de burgemeesters van de Belgische steden en gemeenten op?
Vorm een keten van steden die ruimte biedt voor experiment met ‘vormen van recht en democratie die nog in de schoot der toekomst verborgen zijn’ in de woorden van Derrida. Bouw steden die de toekomst tegemoet treden door hun ruimtelijke ontwikkeling te koppelen aan ideeën rond ‘tijdelijkheid’ en ‘circulatie’, aan concrete voorstellen die ‘de aankomststad’ vormgeven. Creëer woonvormen en-praktijken die voldoende stabiliteit bieden aan nieuwkomers, en een opstap vormen voor sociale stijging . Bouw nieuwe vormen van sociale bescherming, sociale rechten en integratie daar waar nationale en regionale overheden falen.
Van onderuit en in de marges zijn diverse experimenten reeds van start gegaan rond tijdelijke wooninitiatieven, solidaire woonprojecten voor mensen zonder of in precaire papieren. Diverse stadsbesturen gaan daarenboven, net zoals Barcelona, Madrid of Valencia, al op zoek naar partnerschap en netwerken met de civiele samenleving om noden en behoeften van nieuwkomers te beantwoorden. Op dit moment roept het Europees stedennetwerk EUROCITIES haar leden op een frontlinierol in te nemen. Het Spaanse stedennetwerk staat dus niet alleen. Datzelfde stedennetwerk kan zich ook politiek opstellen. Als de natiestaten het laten afweten, is het aan de steden zich te verenigen, nationaal of Europees, in een netwerk van gastvrije steden dat de oplossingen in de praktijk zélf organiseert en dat zich rechtstreeks wendt tot de Europese Unie, daar druk op uitoefent, om te komen tot een meer gastvrij asiel- en migratiebeleid.
Vruchtbare grond
‘Mensen op de vlucht zijn als pollen van een boom op zoek naar vruchtbare grond’ zei de schrijver Andrew Crofts in zijn boek ‘Secrets of the Italian Gardener’. Een netwerk van vluchtsteden kan de vruchtbare grond zijn, waar mensen als rondwarende pollen kunnen neerdwarrelen en zich kunnen wortelen. Een netwerk van vluchtsteden is een concrete manier om een beleid te bestrijden dat harde fysieke en ruimtelijk barrières opgooit, levensbedreigende obstakels die enkel leiden tot meer gevaar. En al even belangrijk, kan dit voorstel de vruchtbare grond zijn die een kader biedt voor burgers die solidariteit, mededogen, mensenrechten, internationale verantwoordelijkheid en engagement nauw aan het hart dragen. Wie weet krijgt die Verlichting dan terug een menselijk gezicht.
Pascal Debruyne is postdoctoraal onderzoeker aan de vakgroep “Conflict and Development” van de UGent & de vakgroep “Division of Geography and Tourism” van de KuLeuven.
Linus Vanhellemont is stadsgeograaf bij de onderzoeksgoep Cosmopolis aan de Vrije Universiteit Brussel. Hij doctoreert aan de vakgroep Stadssociologie bij Università degli Studi di Milano-Bicocca en is als onderzoeker werkzaam in Turkije bij İstanbul Şehir Üniversitesi.