Thomas Rotthier
Paternalisme is niet per definitie verkeerd of arrogant
“‘Religiekritiek is geen cultuurracisme’
Naar aanleiding van Bleri Lleshi’s column over ‘cultuurracisme’ wil filosoof Thomas Rotthier helderheid scheppen over termen als racisme, xenofobie en culturele vooroordelen.
Tom Blackwell CC BY-NC 2.0
De voorbije dagen kwam er een debat op gang over “cultuurracisme” tussen Maarten Boudry, Bleri Lleshi en Anya Topolski. Mijn bedoeling is om wat helderheid te scheppen over termen als racisme, xenofobie en culturele vooroordelen.
Als we geen inspanning leveren om die betekenisonderscheiden te maken, zullen er nog meer onbegrip en dovemansgesprekken ontstaan in een debat dat sowieso al beladen is. Helderheid van taal is met andere woorden van essentieel belang. Die helderheid mis ik in het recente opiniestuk van Omer Sayadi in MO* magazine.
Racisme begrijpen
Laten we beginnen het begrip racisme. Om racisme beter te begrijpen moeten we even terugreizen naar de negentiende eeuw. Beeld je in dat je in een historisch archief op deze tekst stuit:
‘Den Arabier woont in warme droge streken, zoals de Sahara, de Arabische woestijnen en de Afghaanse bergen. Daardoor heeft hij een heetgebakerd temperament. Den Arabier wordt snel boos en opvliegend, en produceert daarbij harde keelgeluiden. Vaak draagt hij een woeste baard en is zijn hoofd getooid met een tulband. Soms ontsteekt hij plots in woede, dan weer in hysterie. Dit gebrek aan zelfbeheersing wijst op zijn halfdierlijke natuur. Den Arabier onderwerpt zich aan één god, Allah, omdat hij een meester nodig heeft. Zijn cultuur is bruut en onbeschaafd. Zo worden vrouwen die zondigen gestenigd.’
Deze passage had het verslag kunnen zijn van een negentiende-eeuwse antropoloog over Arabische volkeren of moslims in het algemeen. Het is een fictief voorbeeld van het pseudo-wetenschappelijk racisme dat toen populair was.
De negentiende-eeuwse antropoloog is een biologisch essentialist: de mens kan volgens hem opgedeeld worden in een aantal vaste ondersoorten of “rassen”, zoals de Arabier, de neger, of de moslim. De zogenaamde biologische eigenschappen van “de Arabier” – zijn kinderlijkheid en zijn opvliegendheid – vormen de verkaringsgrond voor zijn vreemde, barbaarse cultuur.
Verschillende schakeringen: racisme, xenofobie en vooroordelen
Het is essentieel om de verschillende betekenissen van racisme, xenofobie en vooroordelen goed uit elkaar te houden. Anders steken we mensen te gemakkelijk in dezelfde zak, namelijk die van het racisme. Daarom wil ik ze nu kort overlopen.
‘Bestaat biologisch racisme vandaag nog? Er zijn wellicht nog wel een paar beunhazen te vinden die denken dat ieder volk een aangeboren of klimatologisch bepaald temperament bezit.’
Bestaat dit biologisch racisme vandaag nog? Er zijn wellicht nog wel een paar beunhazen te vinden die denken dat ieder volk een aangeboren of klimatologisch bepaald temperament bezit. Zulke lui denken dat Arabische volkeren niet in staat zijn om een democratie en hoogstaande cultuur op te bouwen, door hun “volksaard” (een pseudo-begrip) en ze komen er ook expliciet voor uit.
Vandaag de dag is dit rauwe en expliciete racisme meestal verwaterd tot lichtere vormen (die evengoed schadelijk zijn uiteraard). Sommige mensen menen bijvoorbeeld dat iedereen die een bruine huidskleur heeft bepaalde negatieve kenmerken heeft. Maar ze zijn zich niet per se bewust van dit vooroordeel of zullen het alleszins nooit in het openbaar vertolken. Dit zijn mensen met racistische vooroordelen.
Daarnaast heb je mensen die graag ongefundeerde generalisaties maken over culturen en nationaliteiten: ‘Er zijn veel bedriegers onder Marokkanen, bij de Turken veel minder.’ Hierbij verbindt men aan een nationaliteit bepaalde negatieve vooroordelen en is de juiste term dus xenofobie. Iemand die Turken meer vertrouwt dan Marokkanen gaat duidelijk niet af op de huidskleur.
Cultuurracisme
Nu komen we aan de term “cultuurracisme”. Neem de uitspraak: ‘De meerderheid van de Belgische moslims wil dat de doodstraf voor afvalligen wordt toegepast.’ Of: ‘Moslims streven actief na dat de islam de dominante godsdienst wordt in Europa.’
Zijn de laatste uitspraken islamofoob? Nee, want ze gaan niet over de islam, maar over wat de meerderheid van Belgische moslims zogezegd wenst en denkt. Het zijn vooroordelen over een bevolkingsgroep. Het zijn vooroordelen, geen feiten, want het blijkt uit geen enkel onderzoek dat moslims de boel hier willen overnemen. Omdat ze over een bevolkingsgroep gaan, spreken we over xenofobe vooroordelen.
Er bestaan uiteraard ook foute veralgemeningen over alle moslims in de wereld. Bijvoorbeeld: ‘Veruit de meeste moslims vinden steniging een gepaste straf voor een overspelige vrouw.’ Deze opvatting is in sommige moslimlanden een meerderheidsstandpunt, maar niet in alle landen zoals blijkt uit een internationale enquête van Pew. Wie zoiets denkt, overschat de homogeniteit van opvattingen binnen de islam. Het is een cultureel vooroordeel (de opvatting is immers fout), dit keer over een heel grote groep mensen.
Bleri Lleshi en Anya Topolski zouden hierop kunnen tegenwerpen: ‘Is zo’n uitspraak dan geen duidelijk voorbeeld van cultuurracisme? Waarom spreek je hier – politiek correct – over een foutief cultureel vooroordeel?’
Omdat de term “cultuurracisme” onzinnig is. Racisme slaat van oudsher op biologie, uiterlijke kenmerken en huidskleur. De zeer negatieve lading die eraan hangt, heeft zijn redenen. Door scha en schande hebben we ingezien dat het idioot is om uit iemands uiterlijke kenmerken negatieve eigenschappen af te leiden. De geschiedenis leert ons dat wijdverspreid racisme niet alleen idioot is, maar ook gevaarlijk. Denk maar aan het nazisme. Om die redenen mag je de term niet te licht gebruiken. Door de betekenis van racisme op te rekken, creëer je te veel “valse alarmen”, wat op zijn beurt weer leidt tot afstomping van de publieke opinie. De parabel van Aesopus over het jongetje dat ‘Wolf!’ riep, is hier een goede metafoor.
Nodeloze verwarring
Als we de term “cultuurracisme” gaan introduceren, leidt dit bovendien tot een nodeloze verwarring tussen uiterlijke kenmerken (huidskleur) en cultuur. Zoals Maarten Boudry terecht betoogt (De Morgen 01 augustus) hebben noch cultuur noch geloofsopvattingen een huidskleur. Het is louter een historische contingentie dat veel moslims een bruine huidskleur hebben. Als de islam in een andere streek of continent was ontstaan, was dit niet het geval geweest.
‘Maar’, zo zullen Topolski en Lleshi tegenwerpen, ‘biologisch racisme en cultuurracisme lopen in elkaar over. Mensen die foute generalisaties maken over moslims hebben vaak ook een afkeer voor “bruine mensen”. Ze hebben impliciet een aantal ideeën die de racistische antropoloog uit de negentiende eeuw verkondigde. Ze zijn niet veel beter dan die antropoloog, ze zijn enkel subtieler in hun uitdrukkingen.’
‘Het is belangrijk om gewone racisten en xenofoben te ontmaskeren en ze te onderscheiden van bonafide islamcritici.’
Er zijn inderdaad mensen, zoals Boudry ook aanhaalt, in wiens vijandbeeld van moslims ‘raciale en culturele elementen in elkaar overlopen’ en die ‘hun rassenhaat vermommen als religiekritiek om zichzelf salonfähiger te maken.’ Onder deze categorie vallen zij die geloven in sinistere complottheorieën over de islam, zoals Eurabië en taqqiya. Zo’n types kom je af en toe tegen op sociale media. Dit zijn echter geen “cultuurracisten”, maar gewone racisten en xenofoben. Ze vertrekken van het idee dat moslims en Arabieren van nature sluw, agressief en onbetrouwbaar zijn. Ze zijn met andere woorden net zo essentialistisch als de negentiende-eeuwse antropoloog.
Het is belangrijk om zulke mensen te ontmaskeren en ze te onderscheiden van bonafide islamcritici. Kritiek op de islam, en religie in het algemeen, is een voorbeeld van kritisch denken. Als de Verlichting ons één ding geleerd heeft, is het wel dat geen enkel idee of geloofssysteem boven alle twijfel verheven mag zijn.
Religiekritiek en atheïsme
Religiekritiek is dus legitiem. Het is bijgevolg ook legitiem om geloofsopvattingen binnen groepen mensen te onderzoeken. Dat is immers relevante sociologische kennis. Onderzoeksbureaus zoals Pew en Gallup hebben betrouwbare peilingen gehouden bij moslims uit tientallen landen. Daaruit blijkt dat een groot deel van de moslims er een aantal schokkende geloofsopvattingen op nahoudt. Velen onder hen geloven in de heilzaamheid van de sharia, de zondigheid van homo’s en de ondergeschikte positie van de vrouw.
Dit zijn feiten onderbouwd door onderzoek en die kunnen dus niet onder “culturele vooroordelen over moslims” geklasseerd worden. Er is ook geen goede reden om die feiten niet te publiceren of om er weinig aandacht aan te besteden. Openlijke kritiek op verwerpelijke geloofsopvattingen is een noodzakelijke (of minstens nuttige) eerste stap om positieve verandering teweeg te brengen.
Maar is het wel mogelijk om iemands geloofsopvattingen te bekritiseren en tegelijk respect voor die persoon op te brengen? Ja, dat is mogelijk. Ik verduidelijk even hoe een atheïst zoals ikzelf naar moslims kijkt. Ten eerste ben ik ervan overtuigd dat de islam –net zoals het christendom en jodendom – gebaseerd is op een illusie, namelijk het geloof in een bovennatuurlijke god. Uit die illusie spruiten andere illusies voort, zoals het idee dat God ons allerlei morele voorschriften geeft, die opgetekend staan in een heilig boek, de Koran.
‘Is het niet hooghartig om te zeggen dat anderen in een illusie leven? Leidt dit niet tot een gebrek aan respect voor gelovigen?’
We moeten niet flauw doen: dit gevaar bestaat wel degelijk. Zeker omdat veel beredeneerde atheïsten – ikzelf incluis – menen dat er heel sterke redenen zijn om aan te nemen dat monotheïstisch geloof gebaseerd is op een illusie. Op vlak van levensbeschouwing hang ik geen waarheidsrelativisme aan (net zomin als op andere vlakken).
Zo’n relativisme zou in de trant zijn van ‘Ik geloof niet in X, jij wel. Ieder zijn waarheid, want we kunnen zowel het bestaan als het niet-bestaan van God niet zeker weten.’ Zoiets is een gemakkelijkheidsoplossing. Er zijn wel degelijk goede redenen om het bestaan van God of meerdere goden erg onwaarschijnlijk te achten (maar dat is voor een andere keer).
Paternalistische houding is OK
Ook met een atheïstische overtuiging is het perfect mogelijk om tolerant en respectvol te zijn tegenover gelovigen en tegelijk ervan overtuigd te zijn dat hun geloof op een illusie berust. De sleutel is hier humanisme, een ethische stroming die stelt dat ieder mens gelijkwaardig is en de vrijheid heeft om zijn eigen leven en levensbeschouwing vorm te geven. Atheïsten die humanisme met hart en ziel omarmen geven om het welzijn van alle mensen, inclusief gelovigen.
‘Sommigen zullen beweren dat ik een paternalistische houding heb. Ik ben gerust bereid om dit te erkennen. Maar paternalisme is niet per definitie verkeerd of arrogant.’
Als we gelovigen willen overtuigen van de onjuistheid van religieuze dogma’s is dit niet bedoeld om de wijsneus uit te hangen, maar omdat we oprecht geloven dat iemand een rijker leven kan leiden als hij bevrijd wordt van religieuze illusies.
Sommigen zullen beweren dat dit een paternalistische houding is. Ik ben gerust bereid om dit te erkennen. Maar paternalisme is niet per definitie verkeerd of arrogant. Vergelijk het met iemand die rookt. Is het verkeerd om hem of haar te proberen overtuigen ermee te stoppen? Zolang je beleefd en vriendelijk blijft, zie ik het probleem niet.
Wil dat dan zeggen dat atheïsten de actieve missie moeten hebben moslims en christenen van hun geloof te brengen? Neen, uiteraard niet. Maar als ik als atheïst in debat ga met een gelovige, dan doe ik dat wel met de intentie om de waarheid over het niet-bestaan van God te kunnen aantonen.
Zelfs in een seculier land als België, waar het christelijk geloof steeds meer een privézaak wordt, is het een heikele kwestie om geloof als dusdanig te bekritiseren. Bij de islam ligt het nog gevoeliger omdat moslims in België een minderheidsgroep vormen. Sommige linkse atheïsten voelen schroom om directe islamkritiek te leveren, uit vrees om voor racist of “islamofoob” versleten te worden. Die schroom is nergens voor nodig als we de term “cultuurracisme” definitief in de prullenmand werpen.